Ved Mehta is, vind ik, een van de beste schrijvers van de twintigste eeuw. Er zijn nog geen tien schrijvers waar ik alles van in de kast heb staan, en hij hoort daar bij. Dat betekent dat hij niet alleen een schrijver is waar ik een grote bewondering voor heb, maar ook dat hij al heel lang deel van mijn leven uitmaakt, en dat hij een grote invloed op mij heeft gehad op allerlei manieren. Zijn levensverhaal alleen al maakte grote indruk, maar ook al zijn andere boeken. Het feit dat hij blind is maakt het allemaal nog indrukwekkender.

Een toegankelijk schrijver
Toen ik een jaar geleden voor moors magazine een stuk over hem wilde schrijven ontdekte ik dat hij een eigen website had, en ik stuurde dan ook meteen een paar vragen die ik had naar het e-mailadres, zonder veel hoop op een reactie. De volgende ochtend was er al een antwoord van Ved Mehta persoonlijk, waarin hij vertelde hoe het er op dat moment voorstond met de Continents of Exile, de serie autobiografische boeken die hij nog steeds aan het schrijven was, en dat er een Nederlandse vertaling op komst was van het (op dat moment) laatste deel in de serie, All for Love. Hij gaf meteen ook maar het e-mailadres van de vertaler.

Twee dagen Nederland
Een klein jaar later is de vertaling, Alles uit Liefde, verschenen in een prachtige gebonden uitgave bij Uitgeverij de Geus, en ik krijg een mailtje van Ved Mehta waarin hij vertelt dat hij in januari naar Nederland komt en dat hij mij graag zou ontmoeten. Zelf schrijft hij ergens dat zijn interviews het meeste opleverden als hij zich kon gedragen als de “proverbial fly on the wall”, en ik vraag of ik me in dit geval ook zo mag opstellen. Dat is geen enkel probleem. Dat betekent dat ik je hier geen gewoon interview kan aanbieden, maar een impressie van twee dagen met Ved Mehta, zijn vrouw Linn, de vertaler Jos den Bekker en Jonnie Zaat, een oude kennis van de familie die de organisatie van het tweedaags verblijf van het echtpaar Mehta op zich had genomen. De woorden van Ved zijn bij elkaar gesprokkeld tijdens twee diners, een lunch en een rustig uur in het hotel. De Mehta’s logeerden in Amsterdam in Hotel Ambassade aan de Herengracht. Het hotel had “Alles uit Liefde” zelf aangeschaft en ze vroegen of hij het boek wilde signeren voor hun bibliotheek, een kleine kamer met drie wanden vol boeken van schrijvers die er gelogeerd hebben, allemaal gesigneerd.

ved mehta in de library van hotel ambassade

Ontmoeting met een lezer
Al snel blijkt dat Ved Mehta verbaasd was in een uithoek van de wereld (Holland) iemand te vinden die vrijwel al zijn boeken gelezen had, en voor hem is het dan ook aardig “de anonieme lezer” een beetje in te kunnen vullen. Zijn eerste vraag is dan ook: “hoe ben je bij mij terecht gekomen?” Mijn antwoord is dat ik bijzonder onder de indruk was van de kunstenaar Saul Steinberg, en dat ik meer dan twintig jaar geleden een abonnement heb genomen op The New Yorker, waarin Steinberg regelmatig werk publiceerde. In een van de eerste nummers van mijn abonnement stond een stuk van Ved Mehta, dat later in boekvorm “The Ledge Between the Streams” zou worden, en ik was meteen zeer onder de indruk. In dit boek wordt onder meer het verhaal verteld van de “Partition”, de scheiding van Pakistan en India, waardoor de familie Mehta, met de dertienjarige Ved, van Lahore (nu Pakistan) moest vluchten naar New Delhi in India. Bloedstollende taferelen, waardoor ik me met een schok realiseerde dat we hier in het westen vrijwel niets leren over wat er in de rest van de wereld gebeurt. Ved gaf me dus onder meer geschiedenisles. Het verhaal, en met name ook de autobiografische kant, liet me niet los, en ik ben meteen op zoek gegaan naar eerder verschenen boeken, en later kocht ik elk boek dat van hem verscheen. En ze zijn allemaal goed, of ze nu gaan over de nieuwe theologen die in de jaren zestig “God is dood” riepen, over de grote Engelse filosofen van de jaren zestig, over taal, over India –  al zijn boeken zijn indrukwekkende staaltjes van schrijverskunst. Een deel van zijn werk is journalistiek van een zeer hoog niveau, een ander, belangrijk deel is de autobiografie in elf delen. Door het genie van Mehta worden beide genres wat mij betreft opgetild naar het niveau van de literatuur. Dat heeft te maken met het prachtige elegante Engels van Mehta, maar ook met zijn geweldige gevoel voor compositie, waardoor al de “Continents”-boeken, die je heel goed apart kunt lezen, toch samen één geheel gaan vormen. Dat geldt ook voor zijn Portrait of India, dat in handen van een minder getalenteerd schrijver waarschijnlijk niet meer was geworden dan een vergaarbak van losse verhalen, maar dat door de prachtige compositie en de subtiele manier van schrijven en verbanden leggen, een heel mooi samenhangend beeld schept van een zeer gevarieerd India.
Zelf zegt hij daarover: “Stijl vind ik bij het schrijven zeer belangrijk. Het gaat er niet alleen om dat je wat te vertellen hebt, ook de manier waarop je het vertelt is heel belangrijk. Ik denk overigens dat mijn boeken, door de manier waarop ze ontstaan, zeer geschikt zijn om hardop voor te lezen.”

ved mehta

Amanuensis
Ved Mehta schrijft met de hulp van een “amanuensis”. We zouden het hier in Nederland een secretaresse noemen – iemand die noteert wat hij al pratend schrijft. Ik vroeg hem of het niet moeilijk was om een goede amanuensis te vinden, want je moet wel volledig op zo iemand kunnen vertrouwen omdat er soms intieme verhalen verteld worden. Ved: “Dat lukte ook niet altijd, ik had vaak mensen die niet goed bevielen. Sommigen waren echt vreselijk. Het schrijven gaat ook pas echt goed als ik me volledig op mijn gemak voel bij iemand, want ik moet eigenlijk haar aanwezigheid kunnen vergeten, zodat ik als het ware hardop tegen me zelf praat. En de amanuensis moet zich bij mij ook op haar gemak voelen. In Oxford werkte ik eigenlijk altijd met mannen, en in Amerika altijd met vrouwen. Bij een goede amanuensis kan ik ook de meest intieme verhalen opschrijven, want het is net alsof je hardop staat te dromen.”
Op mijn vraag of hij uit “All for Love” ook liefdesgeschiedenissen had weggelaten omdat ze wellicht wat te confronterend waren antwoordde hij: “Nee, en ik had bovendien het geluk dat ik van alle vrouwen in het boek toestemming kreeg om hun brieven letterlijk over te nemen. Dat maakte het schrijven gemakkelijker. Als ze die toestemming niet gegeven hadden zou ik toch wel over ze geschreven hebben, maar dan had ik de brieven moeten navertellen. Bovendien heb ik een paar van hun nog ontmoet tijdens en na het schrijven van het boek. Een van die vrouwen speelt al dertig jaar een grote rol in een van de langstlopende Amerikaanse soaps, de Indiase vrouw is tegenwoordig erg religieus en ze is inmiddels weduwe, en je kunt aan haar zien dat ze een zwaar leven heeft gehad.”

The New Yorker
Mehta werkte ongeveer dertig jaar als stafschrijver bij the New Yorker. Hij kreeg binnen de burelen van dat weekblad een kantoortje, en William Shawn, de hoofdredacteur, betaalde de amanuensis. “En verder,” zegt hij, “ werd je alleen betaald voor de stukken die geaccepteerd werden, en daar was je lang niet altijd zeker van. Soms werd een stuk waar je maanden aan gewerkt had toch nog geweigerd, en dan had je een financieel probleem. Maar zelfs als een stuk geaccepteerd werd was je er nog niet zeker van dat het ook echt geplaatst werd. Er zijn van mij, net als van alle andere New Yorker-schrijvers, heel wat stukken geweigerd en er zijn er ook wat die wel geaccepteerd werden, maar die nooit het tijdschrift gehaald hebben. Als een artikel geaccepteerd was werd er vervolgens door minstens vijftien verschillende redacteuren naar gekeken. Er werd gekeken naar spelling en stijl, maar ook naar de juridische kant, want je mocht niets beweren waardoor het blad bij een rechtszaak betrokken zou kunnen raken. Daarnaast was er iemand die alle feiten controleerde. Als ik in mijn verhaal zei dat ik op een bepaalde dag met Lola per trein naar Calcutta was gereisd, dan werd niet alleen gecontroleerd of Calcutta wel een bestaande plaats was, maar ook of het correct gespeld was, of Lola ook echt bestond en of er op die dag wel een trein naar Calcutta had gereden. De “checking department” van de New Yorker was dan ook beroemd, omdat het blad er prat op ging dat er nog nooit een fout in gestaan had.
Toen William Shawn met pensioen ging was er sprake van een totale “regime change”, waarbij alle schrijvers die volgens de nieuwe hoofdredactie bij de “oude” New Yorker hoorden het veld moesten ruimen. Ik kon dus ook vertrekken. Ik ging verder met de Continents-serie, maar moest vanaf dat moment alles zelf doen, dus ook alles waar dat kleine legioen redacteuren zo soepel voor zorgde. Van de andere New Yorker-schrijvers zie ik eigenlijk niemand meer. Het lijkt wel alsof ik een besmettelijke ziekte heb sinds ze me aan de kant gezet hebben. Alsof ze door met mij om te gaan ook gevaar lopen op straat gezet te worden.”

ved mehta, vertaler jos de bekker en een redacteur van uitgeverij de geus

Vakantie
”Ik heb in mijn hele leven nog nooit vakantie gehad. Ik was altijd aan het werk, tot ongeveer een half jaar geleden, toen het laatste deel van Continents, “The Red Letters”, naar de drukker kon. Tot dan werkte ik zestien uur per dag of meer. Bij The New Yorker begon ik om acht uur ’s morgens en werkte, met verschillende secretaresses, tot acht uur ’s avonds. Dan ging ik even een hapje eten, en dan las ik ’s avonds met een andere amanuensis wat ik die dag geschreven had. Ook in de weekends was ik altijd aan het werk. Reizen betekende voor mij ook altijd werken. Schrijven, interviewen, meelopen met mensen.”
Op mijn vraag of hij niet erg moest wennen aan het idee dat zijn levenswerk nu af was antwoordde hij: “Ik vind het wel plezierig dat ik niet, zoals Schubert, een “Unvollendete Symphonie” achterlaat. Het is klaar, en dat is heel prettig. Het schrijven zal zeker niet stoppen – ik denk erover een toneelstuk te proberen.”

Braille
Ik vroeg hem of zijn boeken ook in braille verkrijgbaar waren, omdat ik dacht dat hij wel eens een “role model” zou kunnen zijn voor jonge blinde mensen die net als hij een toekomst als mandenvlechter of bedelaar niet acceptabel vinden. “Ik weet eigenlijk niet of er veel boeken van mij in braille verkrijgbaar zijn. Je zou ze bij de Library of Congress kunnen opvragen, maar dan weet je nog niet hoe vaak ze uitgeleend zijn. Je kunt ze niet gewoon kopen, omdat dat veel te kostbaar zou zijn. Ze nemen ook heel veel plaats in. En ik heb er nooit over nagedacht of ik een voorbeeldfunctie zou kunnen hebben. Ik heb gewoon mijn eigen verhaal verteld en wat anderen daarmee doen is hun zaak. Zelf werk ik eigenlijk vrijwel nooit met braille, omdat ik het veel te langzaam vind gaan.”
Op de vraag of hij zelf alles visualiseerde in zijn hoofd wat er als geluidsschaduw op hem afkwam antwoordde hij ontkennend: “Ik voel en hoor alleen het volume, en ik voel door het verschil in luchtdruk of een deur open of dicht is, maar er verschijnt geen beeld in mijn hoofd.”

ved mehta, 70

Familie
Zijn ouders en broers en zussen komen in de Amerikaanse autobiografische boeken nauwelijks voor, en ik vroeg hem of hij ze bewust buiten zijn boeken gelaten had. “Nee, absoluut niet. Ik heb ze gewoon jarenlang helemaal niet gezien. Mijn familie had gewoonweg het geld niet om naar Amerika te komen om mij op te zoeken, en ik had het geld niet om naar India te gaan. Dus vanaf mijn vijftiende heb ik zeven jaar mijn familie niet gezien, en toen ik eindelijk naar India kon gaan was ik daar meteen ook aan het werk, waardoor ik mijn broers en zussen nauwelijks heb gezien. En ook daarna zag ik ze heel weinig.”

Het geheugen
In het “extended writers essay” dat Mehta vorig jaar schreef staat onder meer een verhaal over twee jongens die op dezelfde blindenschool in Arkansas zaten en die in een weekend verdwaalden en in een rivier verdronken. Hij bleek zich die geschiedenis pas weer te herinneren toen hij met een oud-klasgenoot sprak. Ik vroeg hem of hij niet bang was dat hij nog veel meer belangrijke zaken uit zijn leven was vergeten. “Het geheugen zit natuurlijk vreemd in elkaar. Het merkwaardigste is dat je soms inderdaad dingen helemaal vergeet. Maar ik denk zelf dat ik toch de belangrijkste zaken wel heb opgeschreven. Als ik dingen vergeten ben gaat het toch om details; de grote lijnen, de verschillende continenten van mijn leven komen voor mijn gevoel heel goed aan bod.”

Anekdotes
Tijdens het diner ’s avonds in een restaurant in de binnenstad van Amsterdam komen er nog wat anekdotes boven uit de New Yorkertijd. Mehta is overigens een zeer aardige, open man die zeer onderhoudend kan vertellen. Zeer aangenaam gezelschap.
Zo was er het verhaal over Joseph Mitchell, die bij the New Yorker in hoog aanzien stond vanwege zijn bijzondere reportages, maar die op een bepaald moment weliswaar elke dag naar zijn kantoortje kwam en daar dan de hele dag op zijn typemachine zat te ratelen, maar die geen velletje papier achterliet, en na acht jaar nog steeds niets geschreven had dat hij zelf goed genoeg vond. En het verhaal over St Clair McKelway die manisch-depressief was en die in zijn manische periode een half jaar als een gek zat te werken en die zich, als hij de depressieve periode voelde aankomen, in een psychiatrisch ziekenhuis liet opnemen. Op een dag was hij in Boston waar hij in een taxi stapte en het adres van the New Yorker opgaf. De taxichauffeur draaide zich om en zei “Mac, realiseer je je wel dat dat in New York is?” Ja hoor, geen probleem. Achteraf zei hij zelf dat als de taxichauffeur hem niet bij zijn bijnaam Mac had aangesproken hij zelf wel nattigheid gevoeld zou hebben. In New York stapte hij uit de taxi alsof het een auto met privé-chauffeur was, zei “Thank you very much” en liep naar zijn kantoor op de achtste verdieping. Ved vertelt dat hij uit zijn eigen kantoor kwam omdat hij de chauffeur, een Ierse Amerikaan, zeer luidkeels in de hal van the New Yorker hoorde tieren en schelden. Het was aan het eind van de middag, dus er was geen geld, en ze hebben toen onder de aanwezige schrijvers een inzameling gehouden om de taxichauffeur zijn vierhonderd dollar te kunnen betalen.

ved mehta in hotelbilbiotheek - in de spiegel vertaler jos den bekker

Onafhankelijkheid
We konden tijdens zijn verblijf in Nederland zelf constateren hoe onafhankelijk en zelfstandig Ved Mehta zich door de wereld beweegt. Waar een andere man van zeventig zich graag in zijn jas zou laten helpen, wil Ved het allemaal alleen doen. Op sommige momenten heeft hij even wat steun van zijn vrouw nodig, maar die momenten zijn zeldzaam. Zijn blindheid is voor hem nooit een beperking geweest, al nam hij soms zijn voorzorgsmaatregelen: “Als ik iemand ging interviewen zei ik nooit vantevoren dat ik blind was. Ik wou gewoon als ieder ander benaderd worden, en dat werkte altijd heel goed.” Ik wou nog weten of het verhaal klopte dat Norman Mailer hem voor een vuistgevecht uitdaagde omdat hij niet geloofde dat Ved blind was. “Ja, dat klopt, maar Norman was toen dronken.”

Continents
Hij vertelde ook nog dat hij zelf alle rechten heeft van zijn boeken, onder meer doordat een paar uitgevers van zijn oudere boeken inmiddels niet meer bestaan. Hij zou graag de hele serie Continents of Exile in een mooie editie willen laten herdrukken, in één cassette. Want het eigenaardige is, dat van al zijn boeken alleen de laatste drie gewoon te bestellen zijn. De rest vind je alleen in tweedehands boekwinkels of bibliotheken. Treurig maar waar. Het gevolg is, dat Mehta zelf het gevoel heeft dat hij nauwelijks meer gelezen wordt.
Alles uit Liefde was de eerste vertaling van een van de autobiografische boeken, maar doordat hij in Nederland nog totaal onbekend is, lukte het de uitgeverij helaas niet kranten of tijdschriften te interesseren voor een interview. Er is tot op heden ook nog geen recensie verschenen in de Nederlandse of Belgische pers. Misschien moeten we toch proberen hem via internet beroemd te maken.

handtekening ved mehta