Bert Haanstra’s films en documentaires komen nog regelmatig langs op televisie, en toen ik onlangs Glas en Alleman toevallig bij het zappen tegenkwam en ik weer geboeid bleef hangen werd ik nieuwsgierig – zou Haanstra’a andere werk de toets des tijds net zo goed doorstaan? De test is nu eenvoudig uit te voeren, want alles van Haanstra is nu verkrijgbaar in een box van tien dvd’s. Je moet er wel ruim twintig uur voor uittrekken, maar dat is absoluut aan te raden.

Om te beginnen is het contrast met vergelijkbare films en televisieseries uit die periode enorm. Een serie als Het Meisje met de Rode Hoed, met Jenny Arean en André van Duin sléépt zich voort. Als er een postbode komt aanlopen duurt het eindeloos voordat hij “de belangrijke brief” ook daadwerkelijk overhandigd heeft. Ondertussen ben je op de bank gapend in slaap gevallen. Bij Haanstra krijg je daar de kans niet voor – al zijn documentaires en zijn films zijn snel gemonteerd, en je moet goed opletten anders heb je iets essentieels gemist. Vroeger hinderde die snelheid al niet (wat je misschien zou gaan denken als je al die trage films van toen terugziet), maar nu zorgt het ervoor dat de films absoluut niet gedateerd aandoen.

Haanstra maakte ook documentaires waarvan de titel niet echt een belletje deed rinkelen, maar waarvan de beelden me altijd bijgebleven waren, zoals die van de sprinkhanenwolk waar een vliegtuigje dwars doorheen vliegt en het misselijkmakende doodspatten van de sprinkhanen tegen de voorruit, waar je al snel niet meer doorheen kunt kijken van de smurrie. Maar er zijn veel meer van dat soort beelden, die volgens mij tot het collectieve geheugen van de iets oudere Nederlander zijn gaan horen. Zo leveren met name de documentaires heel veel onverwachte “aha-momenten” op van onvergetelijke beelden.

Maar ook jonge kijkers zitten weer geboeid te kijken naar een korte film als Glas, waarin beeld en muziek elkaar prachtig versterken. Door de vele extra’s kom je er dan bijvoorbeeld ook achter dat die bekroonde korte film (Haanstra kreeg er een Oscar voor), waarin beeld en muziek de hoofdrol spelen, ontstaan is doordat Haanstra de hapering van een machine filmde, en hij de beelden van kapotvallende flessen niet voor de film kon gebruiken die hij in opdracht maakte. Toen maakte hij voor zijn eigen plezier Glas, en vond zo de weg naar unieke, op documentaires gebaseerde, maar daarvan losgezongen films als Alleman en Bij De Beesten Af. Het is een vorm die Haanstra uitstekend lag, en die hij feitelijk uitgevonden en geperfectioneerd heeft. Hij was, net als Tati, een zeer visueel ingesteld mens, die van de ene beeldgrap naar de andere rolde, en die het geluid (en de muziek) op een essentiële manier de beelden laat ondersteunen en versterken.

Haanstra wou ook graag echte ouderwetse speelfilms maken, maar daar lag niet echt zijn kracht. De zwakkere momenten in deze box liggen bij films als Dokter Pulder Zaait Papavers. Niet slecht, zeker niet, maar ze hebben niet het geniale en flitsende dat films als Alleman en de meeste documentaires wel hebben. Haanstra was de geniale meester van de filmische nonsenspoëzie. En wat dat betreft kom je bij deze box goed aan je trekken – voor zijn complete oeuvre krijgt Haanstra een dikke acht, met daarbij de aantekening dat we het dan over een internationaal niveau hebben, waarbij zijn beste films rustig naast die van iemand als Tati gezet kunnen worden.