ab visser - de allesschrijver
Ab Visser was een intrigerende schrijver, die in elk denkbaar genre wel iets geschreven heeft. Hij werd in 1913 geboren in Groningen en overleed in 1982 in Amsterdam. Hij werd opgeleid tot meubelmaker, maar bakte daar helemaal niets van, en besloot toen schrijver te worden. Succes heeft hij nooit gekend, en toch bleef hij doorschrijven.
Dat het succes uitbleef is niet zo heel erg verwonderlijk, want schrijven kon hij eigenlijk niet. Derderangs broddelwerk is het meestal, en zelfs als hij een fictieve autobiografie schrijft maakt hij daar eigenlijk niets van. Dat geldt overigens voor alle genres waarin hij schreef. Zijn kinderboeken zijn niet bepaald klassiekers te noemen, in zijn recensies sloeg hij vaak op tenenkrommende wijze de plank volledig mis, zijn thrillers waren niet spannend, zijn essays niet interessant. Op zijn best zijn er eigenlijk alleen wat vermakelijke anekdotes uit zijn werk te plukken.
Toch is Visser een intrigerende figuur die er zelf voor zorgde dat hij in het literaire wereldje prominent aanwezig was. Het was een klein, kromgegroeid mannetje met een enorme bochel die tot ieders verbazing altijd de mooiste vrouwen wist te veroveren. Zijn schelle, snerpende stem, provocerende optreden en overmatige drankgebruik zorgden er verder voor dat hij niet geheel onopgemerkt bleef. Zijn wat onbehouwen humor en het feit dat hij altijd recht-voor-zijn-raap was maakte hem overigens niet bij iedereen geliefd. Toch was hij ook hard naar zichzelf toe. Met een groot gevoel voor zelfspot beschreef hij bijvoorbeeld zijn kwalen en zijn uiterlijk.
Zijn grote liefde was het detectiveverhaal. Hij schreef er zelf een paar, maar probeerde het genre ook te promoten, recenseerde en stelde verzamelbundels samen. Ook dat deed hij niet geweldig. Niet alleen zijn de keuzes vaak discutabel, ook de titels en de begeleidende teksten zijn niet erg uitnodigend.
Hij was een practical joker met soms heel aardige grappen. Zo is er een verzamelbundel van jonge Franse dichters verschenen die hij had samengesteld, terwijl later bleek dat hij alle gedichten zelf, onder verschillende pseudoniemen, had geschreven. Zijn semi-autobiografische reeks boeken is dan weer een laffe verzameling half-autobiografische, als romans vermomde dramatische verhalen die vooral irritatie opwekken vanwege de verregaande drakerigheid. Maar met name in “Leven van de pen” toont hij toch ook af en toe wat gezonde zelfspot, en dat maakt hem weer iets sympathieker.
Er is antiquarisch een indrukwekkende stapel boeken te vinden van Ab Visser, maar daarnaast heeft hij ook nog zeer veel ongebundelde recensies geschreven, en ook bijvoorbeeld een zeer gereformeerd feuilleton voor het weekblad De Spiegel. Hij heeft ook gecorrespondeerd met Gerard Reve (in “Het Lieve Leven” zijn een paar van zijn brieven opgenomen).
We laten hier een paar van zijn boeken zien, met wat summier commentaar, zodat je een beeld krijgt van zijn veelzijdigheid. Het etiket “allesschrijver” is in zijn geval duidelijk op zijn plaats, en een veelschrijver was hij ook zeker te noemen. Naar eigen zeggen zijn er rond de zeventig boeken van hem uitgekomen.
Een bundel recensies die voor de Leeuwarder Courant werden geschreven (en die hier “literairkritische analyses” heten) die je alleen met gekromde tenen kunt lezen. De man zit er zo vaak faliekant naast dat het bijna een geval van onbedoelde humor wordt. Over Buddingh’s dagboeken bijvoorbeeld schrijft hij het volgende: “De auteur leidt een gekoesterd bestaan binnen de vesting van een hecht gezinsverband. Daar is op zichzelf niets tegen (of alles) maar hij stalt de dierbare intimiteit van zijn Hollandse binnenhuisjesgeest voor iedere willekeurige voorbijganger uit en daarin zit toch wel iets gênants”.
Een autobiografische knipselmap. Toch is het is zijn vermakelijkste boek, samen met “Wat moet ik ermee?” dat vooral over zijn contacten met uitgevers gaat. Al is het eigenlijk een rommelige vergaarbak van geslaagde en minder geslaagde anekdotes, halfbakken essays, herinneringen aan andere schrijvers en nog wat kleingoed. Een beetje redactie had zeker geen kwaad gekund.
Eén van de vele Thrillers van Ab Visser. Spannend werden ze helaas nergens.
Visser profileerde zich nadrukkelijk als deskundige en schreef naast deze “studie” over erotiek en geweld in de misdaadroman nog een paar van dit soort boeken, die van citaten aan elkaar hangen. Chaotische essayistiek, zou je het kunnen noemen. Een scherp en analytisch denker kun je Visser niet echt noemen; eerder een schrijver die hartstochtelijk op zoek was naar succes. En misschien dacht hij hier wel: erotiek en geweld op de cover, dat móét wel verkopen…
Laten we voorzichtig stellen dat hier niet bepaald sprake is van een klassieker in het genre.
Een door Visser samengestelde verzameling horror van Nederlandse schrijvers. En dat noem je dan Boeboeboek… De verhalen zijn al net zo griezelig als de cover doet vrezen.
Deel vijf van de Johan Rutgers-cyclus, een serie semi-autobiografische herinneringen. Ze worden aangeprezen als “sleutelromans”, wat voor mijn gevoel niets anders is dan opgeblazen gewichtigdoenerij.
Een curieuze verzameling van detectiveverhalen, samengesteld en ingeleid door Ab Visser. Curieus, onder meer omdat de Engelstalige verhalen niet vertaald zijn, maar gewoon in het Engels tussen de Nederlandse inleiding van Visser en het Nederlandse slotverhaal van Bert Japin ingeklemd zitten. Ook hier vinden we de titel niet echt uitnodigend.
Voor een biografie draaide Visser zijn hand niet om, al heeft het er veel van weg dat hij wat uit andere boekjes bij elkaar geveegd heeft. Een zin uit de introductietekst zegt genoeg: “Dit aantrekkelijk uitgevoerde boekje pretendeert niet iets nieuws over de dichter te zeggen…”
Een historische roman die zich afspeelt in het Groningen van de achttiende eeuw. Na lezing ben je geneigd te zeggen: goed geprobeerd Ab.