boon's meesterwerk
Arjen Peters, de literatuurcriticus van de Volkskrant, schreef onlangs een kritisch stuk over Louis Paul Boon, naar aanleiding van de uitgave van het Verzameld Werk, waarvan het eerste deel (verwarrend genoeg deel 5) begin december 2005 gepresenteerd werd. Hij was kritisch omdat Boon naar zijn mening te veel rommel had geschreven. Zo vindt hij dat de integrale uitgave van de Boontjes de reputatie van Boon geen goed doet, omdat die stukjes voor de krant, en dus niet voor de eeuwigheid geschreven zijn. Ik ben het daar zeer hartgrondig mee oneens, omdat ik vind dat juist uit die krantenstukjes de grootheid van Boon duidelijk wordt. In elk stukje staan wel een paar verrassende, verbazingwekkende of gewoon mooie of prikkelende zinnen die je bijblijven. Peters wordt, denk ik, in verwarring gebracht door de lichte toon van de stukjes, die diepgang lijkt uit te sluiten. Een vergissing die in recensentenland wel vaker gemaakt wordt.
Hier even aandacht voor het echte grote meesterwerk van Boon, De Kapellekensbaan. Eigenlijk hebben we het dan over twee boeken, want Zomer te Ter-Muren is onlosmakelijk met de Kapellekensbaan verbonden. Het is het verhaal van Ondine, dat speelt ergens in de negentiende eeuw, maar tegelijk ook in de twintigste. Het is niet alleen het verhaal van Ondine, maar ook het verhaal van een hele rits mensen om haar heen, en het verhaal van de opkomst van het socialisme. En dat alles geschreven in proza dat sprankelt van begin tot eind, waar de vitaliteit van afspat, terwijl de weemoedigheid steeds op de loer ligt. Boon schrijft op een manier die we experimenteel zouden kunnen noemen, maar die door de meeslepende manier waarop Boon ons het verhaal in trekt nergens vreemd of geforceerd aandoet. Als lezer moet je wel wakker blijven, maar dat geldt bij elk goed boek.
De Kapellekensbaan is een meesterwerk zoals je ze niet vaak tegenkomt, en als je eenmaal door deze boeken gegrepen bent wil je alles van Boon lezen.
Hier een willekeurig hoofdstukje uit het tweede deel, dat misschien niet geheel representatief is, maar wel typisch Boon: