
budgetboeken - bomans en wolkers op rottumerplaat
In 1971 verbleven de schrijvers Godfried Bomans en Jan Wolkers los van elkaar een week in volstrekte eenzaamheid op het eiland Rottumerplaat. Elke middag om twaalf uur was er radioverbinding en waren de heren live op de radio te horen met hun dagelijkse verslag. Wolkers stroomde bijna over in zijn enthousiasme om te vertellen hoe geweldig hij het allemaal vond, Bomans ging bijna dood van ellende.
In de onvolprezen rommelmarkt vond ik een doosje met het opschrift Budgetboeken Literatuur, waarin vier oblong schriften zaten. Om te beginnen een boekje met zeeverhalen van Biesheuvel, uitgebreid met een interview en een erg grappig stuk van Maarten ’t Hart over Biesheuvel. Het tweede boekje is De glazen brug van Marga Minco plus een interview en een stuk van Lou de Jong over de Joodse onderduik. De boekjes zijn op krantenpapier gedrukt, maar over de inhoud is nagedacht, en deze twee boekjes zijn alleen daarom al zeer de moeite waard.
Maar dan is er de geniale vondst om de Rottumerplaatverslagen van Wolkers en Bomans samen in een doosje te stoppen. Dat is verbijsterende lectuur, moet ik zeggen. Twee volledig van elkaar verschillende schrijvers die totaal anders reageren op een identieke situatie. De ondertitel van Wolkers’ Groeten van Rottumerplaat is “Belevenissen op een onbewoond eiland”, de ondertitel van Bomans nog vrij neutraal klinkende Dagboek van Rottumerplaat is “Relaas van een angstige ervaring”. Dat zegt eigenlijk al voldoende, maar het is werkelijk fascinerend om te lezen hoe de werelden van beide heren elkaar nooit zullen raken. Aan het dagboek van Bomans is bovendien een transcriptie toegevoegd van de dagelijkse radiogesprekken die hij met Willem Ruis voerde.
Een fragment uit het laatste radiogesprek met Bomans: “Ja, ik heb het moeilijk gehad, je kunt buiten niet lopen door die enorme zandstorm en vannacht heb ik het nogal zwaar gehad, want ik sliep pas om half vijf in en dat komt, behalve door het klapperen van het zeil en het liggen op de grond, en al die dingen, komt het ook door de stemmen die ik hoor. Dat klinkt een beetje gek, maar… je zult zeggen daar is toch niemand, maar dat waren meeuwen. Als meeuwen tot bedaren komen dan houden ze er een heel gek, dof gemompel op na, en dat is net of een paar mannen, vlak bij de tent, in het donker, met elkaar staan te beraadslagen. En hoe kinderachtig dat ook klinkt, dat is eng. Je weet dat het meeuwen zijn, en telkens schrik je toch weer. Ik denk eigenlijk dat in zo’n primitieve toestand als waarin ik mij bevind, dat dan oude kinderangsten naar boven komen. Je weet wel, zo’n man achter het gordijn of een moordenaar onder je bed. Ja, dat was de moeilijkheid.”
En een stukje uit het laatste dagboekfragment van Bomans, een week later, waarin hij Jan Wolkers mooi karakteriseert: “Jan spoelde als een nog steeds niet geëxplodeerde zeemijn aan land. Ook onze gezamenlijke einduitzending beheerste hij volledig: alles wat er rondom hem was, niets over zichzelf. Ik vroeg hem als een laatste poging wat er ’s avonds door hem heenging als het donker werd, maar hij gooide er onmiddellijk een paar zeehonden tegenaan. Ik weet niet of die ontwijking van het kernprobleem, waar het hele experiment eigenlijk om begonnen is, bewust wordt toegepast óf dat het probleem (het alleen zijn) gewoon voor hem niet bestaat. Ik vind dat laatste wel heel onwaarschijnlijk en vermoed een afweermechanisme, dat hij echter briljant in werking stelt. Ik was veel minder boeiend, maar zei eigenlijk meer. Hoe dan ook, twee grotere contrasten waren niet denkbaar en daar zat iets aardigs in.”
Als je dan, na dit gemiep, het razend enthousiaste verslag van Wolkers leest, valt je eigenlijk pas op dat Bomans vooral constant aandacht nodig heeft, en dat Wolkers daar volstrekt van verstoken blijft. Die gaat zeehonden helpen en scholeksters redden. En heeft daardoor absoluut geen last van de eenzaamheid.