
sytse buwalda - mijn naam is boom
We hebben een tamelijk kritisch gezin, waarbij er, als iemand een grap maakt die al te flauw is, of een opmerking die echt nergens op slaat, regelmatig de kreet “Tabamsjie!” geslaakt wordt, waarna degene die op deze manier becommentarieerd werd over het algemeen met het schaamrood op de kaken afdruipt.
Bij lezing van het eerste gedicht in de bundel “Mijn naam is Boom”, met bomenverzen van Sytse Buwalda, zit het Tadamsjie-moment halverwege het gedicht. Bij voorlezing schalde na de zin “Maar ‘k gooi de beuk erin!” onvermijdelijk die kreet hier door de kamer, waarna de bundel verder een verloren zaak bleek. Want na één Tadamsjie-moment ga je onherroepelijk op zoek naar meer, en dan blijken de verzen van Buwalda het niveau van het sinterklaasgedicht niet of nauwelijks te overstijgen.
Het feit dat het voorwoord geschreven was door Gerrit Komrij gaf op zich enige hoop, maar Komrij blijkt daarin uitgebreid de zanger Sytse Buwalda te loven en te prijzen, terwijl hij zich wel zeer nadrukkelijk op de vlakte houdt over de gedichten van de man. We begrijpen nu waarom.
De illustraties van Miriam Fleuren kunnen de zaak ook niet redden, en als Buwalda zelf afsluit met een verhaal waarin hij duidelijk maakt dat zijn poëzie-ader begon te stromen na het schrijven van (je gelooft het niet) een paar sinterklaasgedichten is de slappe lach niet ver weg. Maar voor een ereplaats in de rubriek “onbedoelde humor” is het net niet grappig genoeg allemaal. Maar we hebben wel een paar keer goed gelachen, dat wel.
-
Sytse Buwalda – Mijn naam is Boom – verzen, met illustraties van Miriam Fleuren en een woord vooraf van Gerrit Komrij – Scriptum – ISBN 978-90-5594-761-4
© Sytse Buwalda (tekst) en Miriam Fleuren (illustratie)