De dagboeken van de Zwitserse schrijver Max Frisch zijn geen gewone doorsnee dagboeken. Vooral het dagboek dat hij in de jaren tussen 1966 en 1971 bijhield is een verbijsterend veelzijdig boek geworden. Het lijkt wel alsof alles wat de schrijver niet in zijn reguliere romans of toneelstukken kwijt kon in deze dagboeken terecht kwam. We hebben het dan niet alleen over de voor een dagboek gebruikelijke zaken als reisverslagen of herinneringen, maar ook over korte verhalen, toneelstukken, reportages, essays en vooral vragenlijsten. Die vragenlijsten zijn door de Nederlandse uitgever ook al eens apart uitgegeven. Dan maken ze bijna nog meer indruk dan in de verbazingwekkend brede wereld van de dagboeken. Aan die vragenlijsten kun je ook goed zien wat Frisch zo’n bijzondere schrijver maakt – hij stelt vragen die je onmiddellijk aan het denken zetten. Dat geldt overigens net zo hard voor de rest van de dagboeken. Hij zorgt er met zijn kritische blik voor dat je gedwongen wordt echt zelf na te gaan denken, en politiek correcte verhalen en ideeën even helemaal te vergeten.

Het is wellicht een overbodige opmerking, maar de dagboeken van Frisch lees je niet in één ruk uit. Het zijn boeken waar je voorzichtig steeds een hapje van neemt, en die je steeds weer weglegt om alles weer even te laten bezinken, en vooral om zelf even dóór te denken. Hier, om je een idee te geven, het begin van de eerste vragenlijst, en daaronder een stuk van de vragenlijst over humor.

eerste vragenlijst - fragment

vragen over humor...

nog meer vragen over humor...

De lijst met vragen over humor gaat na dit fragment nog even door, met als afsluiter: “Gesteld dat u aan een God gelooft, bestaat er zover u weet enige aanwijzing dat hij gevoel voor humor heeft?”