ik hou zo van... de gouden boekjes - het verhaal van de gouden boekjes in nederland
Knus zonder oubollig te worden, dat waren de Gouden Boekjes. Iedereen die kleine kinderen heeft of heeft gehad kent de Gouden Boekjes en heeft ook zijn favoriete deeltjes. Prachtige kleine verhaaltjes, mooi om even tussendoor voor te lezen, met schitterende knustekeningen. Ze kwamen oorspronkelijk uit Amerika, maar werden hier aangepast uitgebracht, en daar werden ze meestal alleen maar beter van.
In Ik hou zo van… de Gouden Boekjes wordt het verhaal van de Gouden Boekjes in Nederland perfect verteld door Joke Linders. Perfect, omdat ze ook de moeilijke verhalen niet uit de weg gaat en bijvoorbeeld een heel hoofdstuk besteedt aan het eerste Nederlandse Gouden Boekje (en toevallig een van mijn persoonlijke favorieten) Wim is Weg. Dat werd geschreven en getekend door Rogier Boon (zoon van Jan Boon, alias Tjalie Robinson, alias Vincent Mahieu) die er 500 gulden voor kreeg (ook het contract is in het boek te vinden). Om het commercieel aantrekkelijk te maken werd Annie MG Schmidt als schrijver opgevoerd, maar het boekje was bedacht en gemaakt door Rogier Boon. Ook legt Linders uit waarom het boekje nog steeds niet herdrukt is. Een pijnlijk verhaal, maar Linders vertelt niet alleen het hele verhaal, maar laat ook nog meer tekeningen van Boon zien.
Er staan meer interessante verhalen in het boek, en het verhaal wordt verteld van het allereerste begin tot en met de redding van de serie door uitgeverij Rubinstein, die ook een aantal nieuwe boekjes liet maken die helemaal in de sfeer van de reeks passen. Onverwachte tekenaars als Typex werkten mee, en als je het boek uit hebt ben je geneigd meteen op speurtocht te gaan om de hele reeks compleet te krijgen. Want het boek is een prachtige, liefdevolle ode aan een magnifieke serie die door veel kinderen en oud-kinderen gekoesterd wordt. Een heerlijk boek, kortom.
-
Joke Linders – Ik hou zo van… de Gouden Boekjes – Rubinstein – ISBN 978-90-476-09-407
© illustratie Wouter Tulp 2010
© illustratie Noëlle Smit, 2009