de essays van montaigne
Een hele tijd geleden heb ik al eens twee bundeltjes essays van Michel de Montaigne gelezen. Ik was stomverbaasd toen ik er achter kwam dat deze teksten in de zestiende eeuw geschreven zijn, want de man klinkt behoorlijk hedendaags. Dat wil zeggen dat zijn essays nog steeds genuanceerd en verstandig klinken, terwijl hij er ook nog eens heel persoonlijke overpeinzingen tussendoor gooit die ervoor zorgen dat de schrijver je al snel dierbaar wordt.
Blijkbaar werd de vertaler Hans van Pinxteren ook gegrepen door Montaigne, want hij is een behoorlijk aantal jaren bezig geweest met het vertalen van de essays. Naar eigen zeggen van de vertaler is de schrijver in de loop van die vertaling een echte vriend geworden, en ik kan me daar wel iets bij voorstellen. Ik heb hetzelfde altijd een beetje gehad bij Karel van het Reve, die ook op een bedrieglijk eenvoudige manier zaken kon formuleren, en die je ook altijd zelf aan het denken wist te zetten. Montaigne heeft bij mij hetzelfde effect, en dat betekent dat ik deze pil van zo’n vijftienhonderd pagina’s niet in één ruk uit zal lezen, maar dat ik er misschien wel een paar jaar over zal doen.
Van Pinxteren heeft de essays voortreffelijk vertaald, ze lezen nog makkelijker dan ik me van die twee bundeltjes (van een andere vertaler) herinnerde. Het boek heeft slechts één nadeel – het is zo dik en zwaar dat het lastig in bed te lezen is. Eigenlijk kun je er, uit praktisch oogpunt, het beste mee aan tafel gaan zitten. Maar dat is uiteraard nauwelijks een bezwaar.
Ik pik er even een willekeurig stukje tekst uit, op bladzijde 1087, om je een indruk te geven.