Het op gemakkelijke wijze gelukkig worden vervult de westerse mens met een diepe argwaan. Geluk moet verdiend worden. Op de balans moet er tenminste een even grote dosis lijden tegenover staan, zoals bijvoorbeeld een leven lang hard werken. Het vermoeden dat iemand zonder enige inspanning een geluksgevoel deelachtig zou worden stuit ons tegen de calvinistische borst. Nog dieper wordt de afkeer wanneer dit mogelijk zou zijn op chemische wijze. Hier worden maar liefst twee verboden met voeten getreden. In de eerste plaats het verbod op instant onverdiend welzijn en daarenboven nog het verbod op het nuttigen van onnatuurlijke chemicaliën.

Geen wonder dat stoffen die op deze wijze aangewend kunnen worden van overheidswege verboden worden. Hoe beter ze hun werk doen hoe strenger de straffen op produktie, handel en consumptie. Om de calvinistische verbodsdwang te omzeilen kan men de chemicalie herdefiniëren als medicijn. Het gebruik is dan weliswaar nog steeds onnatuurlijk, maar wordt nu ingezet tegen iets dat we ook onnatuurlijk vinden: ziekte. 

Twee chemische stoffen die op vergelijkbare wijze werken kunnen zo een volstrekt verschillend traject doorlopen. De één wordt het meest succesvolle geneesmiddel van de eeuw, de ander een illegale drug waar in een alternatief circuit miljarden mee verdiend wordt. De stoffen waar het om gaat beïnvloeden het serotoninegehalte in het brein. Serotonine is een chemische stof die boodschappen tussen zenuwcellen overbrengt, een zogenaamde neurotransmitter. Wanneer de boodschap is bezorgd wordt de neurotransmitter ofwel vernietigd ofwel weer opnieuw opgenomen in de zenuwcel.

De beide stoffen, het medicijn en de drug belemmeren deze heropname van serotonine. Daardoor worden de boodschappen tussen de zenuwcellen versterkt. De ene stof zorgt er bovendien voor dat er extra serotonine afgescheiden wordt zodat het effect nog groter wordt. Oorspronkelijk was deze pil ontwikkeld om de eetlust te remmen. In de zeventiger jaren werd het stofje wel gebruikt bij psychotherapie om de communicatie te vergemakkelijken. Vooral in Duitsland werden er bij de echtpaartherapie goede resultaten mee geboekt. De gebruikers ontdekten alras dat de bijwerkingen buitengewoon plezierig waren.

Het gebruik steeg daarna geweldig, niet als therapeuticum maar als recreatiemiddel. Met name de Amerikaanse regering zag dit met lede ogen aan en verbood het middel in 1985. Het gaat hier om 3,4methyleendioximethamphetamine, ook wel bekend als MDMA oftewel “ecstasy”.

De farmaceutische fabrikant Eli Lilly pakte het slimmer aan. In 1987 bracht die fluoxetine op de markt, een andere serotonine heropname remmer. De stof is minder werkzaam als MDMA, hij veroorzaakt geen extra aanmaak van serotonine. Dit chemicalie werd onder de naam “prozac” aangeprezen als antidepressivum. Om nu op chemische wijze gelukkig te worden moest je eerst met een somber verhaal naar de dokter. Prozac veranderde van therapeuticum bovendien in diagnosticum. Wanneer de klachten verbeterden met het middel moest er depressie in het spel zijn geweest.

Depressie bleek natuurlijk niet de enige klacht die verdween met dit medicament. Verlegenheid, paniekaanvallen, premenstruele spanningen, voortijdige ejaculatie, chronische lage rugpijn, de lijst van aandoeningen waarbij het middel werkte werd steeds langer. Tenslotte werd de belangrijkste indicatie de wens van de patiënt. Bij zowel ecstacy als prozac voelen de mensen zich namelijk beter dan goed.

Hier beginnen de problemen voor de calvinisten. Het gebruik van zo’n chemische stof als therapie kan net door de beugel, alhoewel langdurige psychotherapie uiteraard te verkiezen blijft; het nuttigen van plezierig stemmende stoffen puur voor je genoegen is afkeurenswaardig en moet bestraft worden.