De farmaceutische industrie ligt in Nederland momenteel onder vuur. Justitie onderzoekt kritisch of slipcursussen en symposia in verre landen wel door de beugel kunnen. De angst bestaat dat artsen door zulke activiteiten de neiging zouden kunnen krijgen preparaten van de organisatoren voor te schrijven. Een wet die momenteel in voorbereiding is, moet zulke snoepreisjes drastisch inperken. De invloed van de farmaceutische industrie op het dokteren is inderdaad niet gering. Het terugdringen daarvan door het beknibbelen op reisjes is echter duwen aan een touw.

Het is niet zo dat artsen vaker een bepaalde maagzuurremmer voorschrijven omdat ze op kosten van de firma een avond hebben rondgescheurd op een kartbaan. Ook is het niet waarschijnlijk dat ze hun voorschrijfgedrag wijzigen na een gesponsorde slipcursus.

Artsen neigen er naar steeds meer evidence based voor te schrijven. Daarvoor is echter goede evidentie nodig.

In 1999 bleek uit een onderzoek, dat gepubliceerd werd in het gezaghebbende Journal of the American Medical Association (JAMA), dat 43

procent van de Amerikaanse vrouwen en 31 procent van de mannen leden aan ‘seksuele dysfunctie’. Een massale seksuele frustratie die tot dat moment verborgen was gebleven. De verbazingwekkende cijfers kwamen in een nieuw licht te staan, toen later bleek dat twee van de onderzoekers betaalde consultants waren van Pfizer, de firma die Viagra op de markt brengt. Vervelend was dat de JAMA deze connectie niet vermeld had.

De oorzaak daarvan was misschien dat verbanden tussen de industrie en de universiteiten in de VS zo gewoon geworden waren. In de jaren vijftig en zestig werd slechts vier procent van het onderzoeksbudget van de universiteiten betaald door de industrie. Sinds het einde van de jaren tachtig is dat veranderd. De Amerikaanse universiteiten zijn ondernemend geworden. In 1997 spendeerde Amerikaanse bedrijven 1,7 miljard dollar aan universitaire research. Momenteel heeft meer dan 90

procent van de farmaceutische bedrijven een formele relatie met academische onderzoekers.

Uit een onderzoek van Sheldon Krimsky van Tufts University bij 14 biomedische tijdschriften bleek dat in 1992 15

procent van de auteurs een duidelijk financieel belang bij hun publicatie had. In 1996 was dat gegroeid tot een derde.

De gang van zaken, die ook in Nederland meer en meer gewoon is geworden, is dat farmaceutische bedrijven universitaire onderzoekers benaderen met een kant en klaar onderzoeksdesign en een berg geld en vragen of ze daar wellicht in geïnteresseerd zijn.

De firma’s verklaren in zulke gevallen met nadruk dat de onderzoekers geheel autonoom zijn en op geen enkele wijze beïnvloed worden bij hun onderzoek. Een overzicht uit 1997 van David Blumenthal liet echter zien dat van bedrijven die academische research betaalden 58

procent bedong dat de onderzoekers hun resultaten meer dan zes maanden geheim moesten houden. Deze ondermijning van een open communicatie tussen wetenschappers kost niet alleen geld maar ook mensenlevens. Ineffectieve of schadelijke medicijnen worden bijvoorbeeld niet tijdig uit de handel genomen.

Het schandaal rond de Calciumkanaal-blokkers was daar een voorbeeld van. In 1997 vertrok de hypertensie-expert Curt Furberg samen met drie collega’s uit een door Sandoz gefinancierd onderzoek naar de effectiviteit van deze controversiële medicijnen, die het risico op een hartinfarct zouden verminderen. De firma had hen verzocht de negatieve resultaten op te waarderen. Vorig jaar publiceerde de New England Journal of Medicine een onthullend overzicht van auteurs van artikelen over deze medicamenten. Drie procent van de onderzoekers had laten weten dat er een potentieel belangenconflict aanwezig was. In feite bleek dat van de onderzoekers die een positief oordeel over de medicijnen had gepubliceerd 96

procent in dienst was bij Sandoz.

De zaak vliegt niet uit de bocht door de slipcursussen, maar door partijdige publicaties.