
ware oorzaken - door peter bügel
In de vorige eeuw stierven de meeste mensen aan infectieziekten. Dat dat tegenwoordig in ons rijke deel van de wereld niet meer zo is, wordt vaak in verband gebracht met de ontdekking van bacteriën en aan de toevallige vondst van antibiotica. Mensen die de medici deze eer niet gunnen wijzen op de verbetering van riolering en drinkwater in die periode. Beide theorieën zijn onjuist.
Onderzoek naar doodsoorzaken vanaf 1830 in Engeland en Noord Amerika wijst uit dat mensen vooral stierven aan infecties van de luchtwegen, zoals tuberculose, difterie, bronchitis en longontsteking. Deze worden door de lucht verspreid. De kwaliteit van riolering en waterleiding heeft er niets mee van doen.
De kiemtheorie, die voor het eerst veronderstelde dat microben de oorzaak van ziekten waren, werd in 1876 door Robert Koch gepostuleerd. Deze vondst had geen uitwerking op de frequentie van de ziekten. Opvallend is dat het voorkomen van de aandoeningen vanaf 1850 gestaag terugliep. Toen in het begin van deze eeuw medicijnen tegen de tuberkelbacterie ontdekt werden, was de kwaal als doodsoorzaak nog maar tien procent van tachtig jaar eerder.
Overigens hielden de ziekten veel minder huis op het platteland en in de hogere klassen. Zo kwam tuberculose vooral voor onder arbeiders in de buitengewoon mensonvriendelijke fabrieken uit het begin van de industriële revolutie.
Zoals de Amerikaanse geneticus Lewontin schrijft in Biology as Ideology was het ongereguleerde kapitalisme van het begin van de vorige eeuw de ware oorzaak van de verspreiding van al die dodelijke infectieziekten. Het geeft naar zijn idee geen pas de bacteriën de schuld te geven. De uitgeputte en ondervoede onderklasse was veel vatbaarder voor de ziekten.
Toen de arbeidsomstandigheden en het minimumloon beter werden stierven minder mensen. In arme landen als Brazilië kan nog steeds een direct verband aangetoond worden tussen stijging en daling van het minimumloon en de grootte van de kindersterfte. Een hedendaagse analogie is het verband tussen vervuiling en kanker. Het is zonder twijfel juist dat allerlei industriële vervuiling kankerverwekkend is.
Asbestwerkers krijgen longkanker, mijnwerkers stoflongen, boeren raken vergiftigd met pesticiden. Toch is het niet juist de stoffen de schuld te geven. Het streven naar winstmaximalisatie is natuurlijk de werkelijke oorzaak van de ziekten. De wetenschap werkt hier versluierend. Lewontin laat in zijn boek op overtuigende wijze zien dat het zoeken naar oorzaken van allerlei ziekten in de genen op dezelfde manier mystificerend werkt.
Vooral wanneer het gaat om sociale problemen als drugsverslaving, criminaliteit en geestesziekten. Het tegenwoordig wijdverbreide geloof dat we alles kunnen genezen wanneer de moleculaire samenstelling van al onze genen is vastgelegd laat de sociale oorzaken van ziekten ten onrechte buiten beschouwing. Een kankergen veroorzaakt wel kanker. Maar het gen is wellicht carcinogeen geworden door een industriële giflozing, die noodzakelijk was om de winst op 6 procent te houden.