Het “eerste hoofdstuk in het boek van de mens” werd het genoemd in de Nature van 1 december 99. De titel: “The DNA Sequence of Human Chromosome 22”. Allerlei geleerden die werkzaam zijn in deze branche lieten zich in superlatieven uit.

“Over duizend jaar”, zei Dr. Michael Dexter van de Wellcome Trust, “zal dit gezien worden als één van de mijlpalen van wetenschappelijk onderzoek.” Een Dr. Peter Little van het Imperial College in Londen meende zelfs dat “het de manier waarop we onszelf zien even diepgaand zal veranderen als de Bijbel en The origin of Species.” In de VS beschreef Dr. Francis Collins van het National Institute of Health het werk als: “de meest belangrijke wetenschappelijke prestatie ooit, atoomsplitsing en het bezoek aan de maan meegerekend.”

Het eerste hoofdstuk van het boek van de mens laat zich echter niet zo gemakkelijk lezen. Het alfabet beperkt zich tot vier letters: CGAT, die staan voor de DNA-moleculen cytosine, guanine, adenosine en thymine. Een tekst luidt bijvoorbeeld: TTTGAGCTGATTAGCCTGATTTAGGCCTACAGTTT. Het eerste hoofdstuk bevat 35 miljoen van deze letters.

Eerst moet nu uitgezocht worden welke CGA en T’s bij elkaar horen en genen vormen. De indruk die vaak door de genvorsers wordt uitgedragen, is dat we dan weten welk gen waarvoor is. Dat we dan zullen beschikken over een genetische blauwdruk waarop we alles kunnen zien. Niets is echter minder waar. Zeker is het niet zo dat “de manier waarop we onszelf zien diepgaand zal veranderen.”

Het eerste probleem is dat genen niet, zoals vaak gedacht wordt, belangrijke menselijke eigenschappen, zoals intelligentie of aanleg voor ziekten, bepalen. Wat ze doen is door middel van codes eiwitten als enzymen of hormonen beïnvloeden. Sommige van die eiwitten zijn bekend, zoals bijvoorbeeld insuline, dat het suikerniveau in het bloed regelt. Van de meeste is echter niets bekend behalve de lange onuitspreekbare naam.

Veel inzicht in “wie we zijn” valt uit de genen dan ook niet te verwachten. De verwarring wordt misschien veroorzaakt door de enkele echt erfelijke ziekten die bestaan, zoals bijvoorbeeld de taaislijmziekte en de bloederziekte. Daarvoor zijn wel defecte genen gevonden. Bijna alle overige ziekten worden echter veroorzaakt door een ingewikkeld samenspel van de omgeving met zijn bacteriën en virussen en erfelijke invloeden. De blauwdruk van de genen is daarbij even behulpzaam als een bouwtekening bij het vinden van een lek in het dak.

Er is geen eenrichtings-stroom informatie van genen naar menselijke eigenschappen. Om het nog ingewikkelder te maken moeten genen met andere genen interacteren om iets gedaan te krijgen. Als we dan bedenken dat het gehele genetisch materiaal in elke cel zit, dan wordt een glimp van de complexiteit zichtbaar.

Dat we dat nooit zullen begrijpen hoor je zelden. Zo krijg je namelijk geen onderzoeksfondsen.