Reinheid was het devies. Reinheid zou leiden tot gezondheid van de bevolking. Hygiene was ieders plicht. Kosten noch moeite werden gespaard bij de propaganda voor gezonde voeding en de gevaren van alcohol en nicotine. De staat voerde onophoudelijk oorlog tegen ziekten als kanker. Het publiek werd ingelicht over de gevaren van asbest, alcohol en sigaretten.

Het verband tussen roken en longkanker werd door geleerden uit het rijk voor het eerst aangetoond. Sigarettenadvertenties werden verboden en de belasting op rookwaren draconisch verhoogd. Alles voor de gezondheid van het volk. Grote sommen gelds werden besteed aan kankerresearch.

In de utopische visie van de niet rokende vegetarische leider moest de wetenschap zich in dienst stellen van de gezondheid van zijn volk. Een groot hygienisch experiment dat zou moeten uitlopen in een sanitaire utopie. Het volk diende schoon, rein, gezond en van vreemde smetten vrij te zijn. Vervuiling moest met alle middelen tegengegaan worden.

Niet alleen vervuiling van het lichaam of het milieu, ook de genenpool van het volk diende van elke contaminatie ontdaan te worden. Dragers van defect genetisch materiaal werden gesteriliseerd. Etnische zuivering zou het volk zelf bevrijden van vreemde groepen indringers, die als kankergezwellen parasiteerden op het van oorsprong schone volk.

Het overbrengen van deze inzichten zou verlichting teweegbrengen waardoor slechte, onzuivere gewoontes als vieze sneeuw voor de pure zon zouden verdwijnen. Vervuiling mocht niet toegestaan worden. Het ras, het land, de politiek en de bodem moesten zuiver zijn. Rein. Ook de buitenlandse bondgenoten van de leider rookten en dronken niet. Ze waren sterk en helder.

De vieze vijanden waren rokende dronkelappen. Verfoeilijke mannen, leiders van gedegenereerde staten, die een grote schoonmaakbeurt dringend nodig hadden. Een schoonmaakbeurt waardoor ook levensruimte voor het eigen gezonde volk zou ontstaan. Het was de plicht van de leider zorg te dragen voor de volksgezondheid en een schoon milieu en alles wat vies en voos was te bestrijden.

Dit is de ideologie die Robert Proctor beschrijft in zijn boek The Nazi War on Cancer (Princeton). Voor het eerst bemoeide een overheid zich krachtig met de volksgezondheid. Huiveringwekkend hoe deze utopische ideologie zowel leidde tot propaganda voor gezonde gewoonten, kankerresearch als tot genocide.

Volgens Proctor kwamen campagnes tegen roken daardoor pas lang na de tweede wereldoorlog op gang. Er hing een vreemde geur aan. De bevrijders rookten. Churchil rookte sigaren, Roosevelt werd zelden zonder sigaret gezien en Stalin klemde altijd een pijp tussen de kaken.

Hitler, Franco en Mussolini daarentegen waren geheelonthouders. Bemoeienis van de overheid met de gezondheid van de onderdanen heeft een buitengewoon dubieuze oorsprong. Een deel van de weerstand er tegen kan daardoor verklaard worden.

De kern van de zaak was natuurlijk dat al die gezondheid nodig was voor het voeren van een frisse en vrolijke oorlog.