
vloek van het woud - door peter bügel
Ergens tegen het einde van het stenen tijdperk is het misgegaan. Gedurende dit tijdperk, het Neolithicum genoemd, vonden de mensen de landbouw uit. Daarvoor waren ze jagers en verzamelaars. Deze levenswijze stond een sterke proliferatie van de soort in de weg, zodat weinig schade aan de rest van het leven op aarde werd aangericht.
De eerste boerengemeenschappen ontstonden 9000 jaar geleden in het Midden Oosten. In 6500 voor Christus bereikte de landbouw de Balkan en duizend jaar geleden onze streken. Om landbouw te bedrijven was het nodig het land te ontbossen. In die tijd startte een ontwikkeling waaraan we tegenwoordig de laatste hand leggen.
Landbouw produceert veel meer voedsel dan jagen en eetbare dingen in de natuur zoeken. Daardoor begon vanaf het neolithicum de hoeveelheid mensen gestaag toe te nemen. De benodigde grond lag voor de hand; je brandde gewoon een stuk bos plat. Volgens de folklore van de meeste primitieve gemeenschappen is dit echter niet ongevaarlijk.
Wouden zijn levende wezens met een sterke magie. Wie erin verzeild raakt moet maar zien er weer heelhuids uit te komen. Griezelige onzichtbare wezens nemen wraak op de menselijke aanval op de bomen. Inmiddels lijkt er enige wetenschappelijke evidentie voor deze oeroverlevering te zijn.
Het platleggen van oerwoud kan leiden tot dodelijke ziektes. Zo staat vrijwel vast dat aids ontstaan is door contact met primaten in gebieden waar hun habitat verwoest werd. Het lijkt nu zo te zijn dat ook een oude ziekte waar jaarlijks miljoenen mensen aan sterven eveneens het direct gevolg van ontbossing is.
Kort na elkaar verschenen twee papers in Science over het ontstaan van malaria. De hypothese die getest werd was afkomstig van de antropoloog Frank Livingstone. Die stelde in 1958 dat in het Neolithicum in de ontboste gebieden poelen met stilstaand water ontstonden die in de zonneschijn lagen. Dit waren ideale plekken voor muggelarven.
Omdat in de landbouwgebieden grotere aantallen mensen op een kluitje woonden waren er ook genoeg gastheren voor de parasiet om zich voort te planten. Sarh Tishkoff van de Universiteit van Maryland keek naar de genetische variatie in diverse parasietenpopulaties. Omdat de mutatiesnelheid bekend is, kan berekend worden wanneer een gemeenschappelijke voorouder leefde.
Volgens haar uitkomsten stamde de Plasmodium falciparum uit een periode tussen elf- en drieduizend jaar geleden. Sarah Volkman van de Harvard Universiteit deed hetzelfde bij menselijke genen die resistentie tegen malaria veroorzaken. Ze onderzocht 450 Afrikanen om te zien hoe groot de variatie in dat gen was. Zo kon ze berekenen hoe lang het geduurd moest hebben om die mutaties te veroorzaken. Zij kwam uit op een tijdperk tussen acht- en drieduizend jaar.
Over een jaar of twintig zullen we de laatste oerwouden vernietigd hebben. Te zien valt nog of deze zege definitief zal zijn.