
genen in het eten - door peter bügel
In The New York Review of Books verwondert de beroemde geneticus Richard Lewontin zich over de heisa rond transgeen voedsel. Hij stelt dat de hele geschiedenis van domesticatie er één is van genetische modificatie. Door kruising van exemplaren met gewenste eigenschappen, waarbij af en toe soortgrenzen werden overschreden, ontstonden allerlei onnatuurlijke rariteiten.
Een nadeel van kruising is dat ook ongewenste eigenschappen worden overgedragen. Daarom lijkt de moderne genetische manipulatie ideaal. Je kunt gewoon het gewenste gen inbrengen, bijvoorbeeld door het in een micro-organisme te stoppen en daar vervolgens de ontvanger mee te besmetten. De genen hoeven niet van een verwant organisme te zijn.
Zo is het menselijke gen dat verantwoordelijk is voor de aanmaak van insuline in een bacterie gestopt. Een industrie met hele vaten vol dergelijke bacteriën produceert momenteel alle insuline waarmee diabetespatiënten zich inspuiten. Protest daartegen is nog niet vernomen.
De woede richt zich momenteel tegen genetisch gemodificeerde planten. Hoewel je elk gen dat je wilt kunt inbrengen zijn de meeste gemodificeerde planten ongevoelig gemaakt voor ongedierte of bepaalde onkruidbestrijdingsmiddelen.
Het meest verbouwde gemodificeerde gewas is maïs. Wereldwijd staan er zo’n 100 miljoen hectare vol mee. Volgens Lewontin maken de bestrijders zich druk om de verkeerde dingen. Zo waarschuwen ze vooral voor het effect van het geïmplanteerde gen. Volgens Lewontin is de plaats in het genoom waar het terecht komt veel belangrijker.
Het kan door zijn nieuwe plek bijvoorbeeld de werking van de authentieke genen ontregelen. Zo zou bij tomaten het gif dat gewoonlijk alleen in de bladeren zit ook in de tomaat zelf terecht kunnen komen. Diertesten zijn daarvoor onvoldoende. Voor mensen zijn andere stoffen giftig dan voor ratten. De plek waar het nieuwe gen terecht komt is niet te beïnvloeden.
Verder wordt gewaarschuwd voor het “ontsnappen” van genetisch gemanipuleerde planten die dan alles zullen gaan overwoekeren. Dat is onwaarschijnlijk. Landbouwgewassen hebben een wiedende en bemestende hand nodig om te overleven.
Veel gevaarlijker is de wolk stuifmeel die van de landerijen waait en allerlei ongewilde kruisingen teweegbrengt met wilde planten. De kans dat op een slecht moment een ongewoon invasieve vorm van onkruid ontstaat is niet te verwaarlozen.
De schade aan de landbouw in ontwikkelingslanden werkt ook anders dan gedacht. Je hoeft namelijk geen palmolie uit een ver land meer te kopen als je het hier kunt maken met genetisch gemanipuleerd koolzaad.
Behalve met de verkeerde argumenten kampt de protestbeweging ook met de omstandigheid dat er nog geen enkel geval van gezondheidsschade bekend is. Lewontin concludeert dat er sprake moet zijn van heimwee naar een geromantiseerd verleden, toen er nog echte boerderijen waren en angst voor een onafwendbare toekomst waarin alle voedsel door een paar multinationals zal worden geproduceerd.