
de ontwikkeling van mijn denken door ruud moors 73 beledigingen
Als kleine jongen was ik snel beledigd. Als iemand me voor ‘Mooswief’ (Groentevrouw) uitschold (als variatie op mijn achternaam) voelde ik me meteen aangevallen. Iedereen wist dat ik overgevoelig voor schelden was en dus werd ik daar ook flink mee gepest. Ik weet niet waarom ik zo’n kort lontje had, maar ik had wel door dat mijn reputatie er voor zorgde dat ik iedere keer weer tot dezelfde woede-aanvallen werd uitgelokt.
Toen ik tien jaar was verhuisden we en kwam ik in een nieuwe wijk en op een nieuwe school. Daar had ik de kans om met een schone lei te beginnen. Omdat niemand mij daar kende, had ik ook nog geen reputatie van overgevoeligheid opgebouwd en dus kwam ook niemand op het idee om me uit te schelden. Daardoor had ik ook geen reden meer om me beledigd te voelen. Prettig.
De laatste keer dat ik me liet verleiden tot een vechtpartij was toen ik twaalf was en in de brugklas zat. Een jongen schold me ergens voor uit, er kwam een waas voor mijn ogen en ik vloog op hem af en gaf hem een enorme duw. Hij kwam onder een tafeltje terecht en stond op met een bloedende schram op zijn hoofd. Toen een leraar binnenstormde om te vragen wat er aan de hand was, deed hij net alsof hij gestruikeld was, waardoor hij me niet in moeilijkheden bracht. Ik schaamde me rot dat ik hem pijn had gedaan, terwijl overduidelijk bleek dat hij me helemaal niet vijandig gezind was. Waar was ik nou zo boos om geworden? Wat stelde dat nou eigenlijk voor? Wat doet het ertoe hoe iemand je noemt? Ik besloot me niet meer beledigd te voelen door scheldwoorden en ook om nooit meer fysiek geweld te gebruiken. Dat heb ik ook nooit meer gedaan.
Ik kan nog steeds slecht tegen vernederingen, maar als iemand me uitscheldt kan me dat niet veel meer schelen.
Ik voelde me door schelden beledigd omdat ik het gevoel had dat dat mijn eer aantastte. Maar wat is eer eigenlijk? Dat vroeg ik me af, nadat ik die jongen in de brugklas een schram op zijn voorhoofd had bezorgd. Eer, roem, glorie, is dat eigenlijk wel iets? Het zijn woorden, maar wat betekenen ze? Zeker nadat mijn broer en ik besloten niet in militaire dienst te gaan, vroeg ik me dat af. De glorie van het vaderland, wat is dat? De eer van de familie, wat is dat? Roem, wat stelt dat voor? Hoe langer ik er over dacht, hoe minder betekenis die woorden voor me kregen. Als je vecht voor de eer en glorie van het vaderland en daar roem mee verkrijgt, wat heb je dan gewonnen en wat heb je dan verkregen?
Stel, dacht ik, dat ik in het leger ga en voor de eer en glorie van het vaderland ga vechten en daarbij het leven laat, wat krijg ik er dan voor terug? Roem? Is je naam op een herinneringsmuur zo belangrijk dat je er je leven voor op moet geven? En hoezo ‘eer en glorie voor het vaderland’? Welk vaderland? Het feit dat ik een Nederlander ben is arbitrair. Het was veel logischer geweest als Zuid-Limburg, waar ik geboren ben, bij België was gevoegd toen dat land zich van Nederland afsplitste. Als een zekere generaal Dibbets niet zo eigenwijs was geweest om Maastricht koste wat kost te behouden, was dat ook gebeurd.
Als de grens tussen Nederland en België honderd meter verder was gelegd, was mijn vader als Belg geboren (een groot deel van onze familie is Belg). Als de geschiedenis ietsje anders was gelopen was ik Belg geweest en was België mijn vaderland geweest. Had ik dan de eer en glorie van dat land boven de eer en glorie van Nederland moeten plaatsen? Wat houdt die eer en glorie eigenlijk in? Waar zouden we dan zo trots op moeten zijn? Op onze glorieuze geschiedenis? Het lijkt me dat we ons eerder zouden moeten schamen voor ons koloniale verleden, met zijn uitbuiting en slavernij.
Waarom zou ik me beledigd moeten voelen als mijn vaderland beledigd wordt? Waarom zou dat erg zijn? Wat kan het mij schelen als Nederland een stompzinnig land wordt genoemd? Wat kan mij de eer en glorie van die natie schelen? Eerlijk gezegd, helemaal niets. Er is geen enkele natie die niet op bloed, zweet en tranen is gebouwd. Geen enkele natie heeft schone handen. Alle naties, en met name de grote, politiek belangrijke naties, zijn zo geworden door onderwerping, oorlog, vernedering en uitbuiting.
Dat zijn geen zaken om trots op te zijn. De glorie van het Romeinse Rijk was gebaseerd op militaire veroveringstochten. Dat betekent dat legers van beroepsmoordenaars er op uit gingen om andere volkeren door middel van moord en doodslag te onderwerpen en van hun bezittingen te beroven. Georganiseerde misdaad, noem ik dat. Hoeveel profijt een natie daar ook van heeft, het is absoluut niet iets om trots op te zijn, of liever gezegd, als je daar trots op bent, ben je trots op diefstal.
Dat er naties zijn waar je in de gevangenis kunt belanden als je de eer en glorie van zo’n natie aantast door je kritiek op die natie te uiten, is te gek voor woorden. Welke eer, welke glorie? Trots zijn op je vaderland is altijd ongepast. Als mensen die trots aantasten, dan tasten ze dat terecht aan. Schaamte voor het vaderland is veel gepaster. En iemand die die schaamte opwekt, zou je juist moeten koesteren.
Als je in een land woont waar je ongestraft de schaamte van dat land mag uiten, dan is dat een reden om trots te zijn op dat land. Trots dat dat land zich schaamt voor de lelijke kanten van zijn geschiedenis en niet, volslagen ongepast, de eer en de glorie van het vaderland verkondigt. Niet de grootsheid van de geschiedenis en van de plaats in de wereld van je vaderland is iets om trots op te zijn, maar het vermogen tot deemoed en schaamte voor de wreedheden die tot die ‘grootsheid’ hebben geleid. Als je geen kritiek op je eigen land mag hebben, dan weet je zeker dat de geschiedenis van dat land er een is waar je je voor zou moeten schamen.
Als je als natie alle kritiek op die natie kunt verdragen en je nergens wezenlijk door aangetast voelt, dat ben je een volwassen natie. Dan ben je als natie ook onaantastbaar. Eer en glorie doen er dan niet meer toe.
Toen ik een kind was, voelde ik me makkelijk beledigd. Nu ik volwassen ben niet meer. Ik kan nog steeds vernederd worden, maar beledigd, nee, dat heb ik achter me gelaten. Als iemand me een ‘matrassenvuller’ noemt omdat ik, door mijn chronische vermoeidheid het grootste deel van de dag op bed doorbreng, dan voel ik me niet beledigd. Ik heb eerder het gevoel dat degene die zo’n term bezigt zichzelf te kakken zet. Die laat op zo’n manier zien wat voor een minkukel hij zelf is. Dat staat los van mij. Ik heb geen eer die ik moet verdedigen, waarom zou ik, ik weet nog niet eens wat ‘eer’ is. Ik heb geen reputatie die ik moet verdedigen. Ik weet wie ik ben en wat iemand anders ook van me zegt, dat verandert niets aan mijn beeld van mezelf. Dat tast het niet aan. Daardoor ben ik niet meer te beledigen.
Ik begrijp mensen die zich snel beledigd voelen, en daar genoegdoening voor willen hebben, niet. En al zeker niet als het politieke leiders betreft. Dan ben je een volwassen man, de leider van een grote staat met een gigantische bevolking en dan ga je je druk maken over het feit dat mensen kritiek op je hebben en dingen over je zeggen die aantoonbaar alleen maar bedoeld zijn om je op stang te jagen. Als je op die manier te beledigen bent, is dat eigenlijk al het ultieme zwaktebod. Als je zo bang bent dat je reputatie van sterke man aangetast wordt, dan laat je daardoor zien dat die reputatie eigenlijk ook nergens op gebaseerd is.
Je reputatie of wie je bent, wat is belangrijker?
Iemand die zijn reputatie met alle geweld wenst te verdedigen, laat daardoor zien dat zijn of haar reputatie belangrijker voor diegene is dan wie hij of zij werkelijk is. Als je wie je bent het belangrijkste vindt, wat kan je reputatie je dan nog schelen?
De vorige afleveringen vind je hier: