
de ontwikkeling van mijn denken door ruud moors 92 bevoorrecht
Bevoorrechte mensen beschouwen zichzelf bij voorkeur niet als bevoorrecht. Dat is opvallend, omdat het voor mensen die niet bevoorrecht zijn zo klaar als een klontje is dat die bevoorrechte mensen bevoorrecht zijn. De zoon van een bankier die, vanzelfsprekend, naar een gymnasium is gegaan en daarna een universitaire studie heeft afgerond, deel uitmakend van het dispuut waar zijn vader ook al lid van was, zal, als hij daardoor een flitsende carrière doormaakt, al heel snel gaan geloven dat hij die carrière uitsluitend te danken heeft aan zijn eigen merites en vergeet dat hij dat wel degelijk ook te danken heeft aan de positie waarin hij geboren is. De conclusie die hij dan vervolgens gemakkelijk kan trekken is dat mensen die minder hoog op de maatschappelijke ladder staan, dat, uiteraard, aan zichzelf te wijten hebben.
Door de eeuwen heen hebben bevoorrechte mensen het idee gekoesterd dat armoede een keus is. De armen hebben het, in de ogen van die bevoorrechte mensen, aan zichzelf te wijten dat ze in die ellendige omstandigheden verkeren. Het heeft dan ook geen zin om medelijden te hebben met mensen die aan de onderkant van de samenleving vertoeven, omdat mensen er immers, door hun gedrag, zelf voor gekozen hebben. Dat idee leeft nog steeds. ‘Je moet mensen niet pamperen, maar juist zo min mogelijk helpen zodat je ze stimuleert om zelf uit hun ellende te komen,’ is een mening die je eigenlijk uitsluitend hoort van mensen die door hun geboorte zelf in een bevoorrechte positie verkeren.
Dat er een link zou zijn tussen extreme armoede en extreme rijkdom, wil er bij mensen die daar voordeel van hebben, dan ook niet in. Dat ze niet door hun merites, maar door de omstandigheden bevoorrecht zijn geraakt, is ook niet iets waar ze graag van overtuigd raken.
Mensen die zich uit de armoede hebben ‘opgewerkt’, bevestigen vaak dat het aan jezelf ligt als je in ellendige omstandigheden verkeert. ‘Kijk maar,’ zegt de omhooggevallen popster dan, ‘het is mij ook gelukt!’ Ook dat is vaak meer een kwestie van geluk dan wijsheid. Voor elke voetballer of popster die het heeft gered zijn er duizenden die het net zo fanatiek hebben geprobeerd, en zeker zo getalenteerd waren, die het niet is gelukt.
Vrijwel iedereen die in een bevoorrechte positie terecht is gekomen, op wat voor manier dan ook, heeft het gevoel dat hij of zij dat aan zichzelf te danken heeft. Zelfs als erkend wordt dat de omstandigheden gunstig waren, wordt toch het feit dat ze goed gebruik hebben gemaakt van die omstandigheden, als belangrijker gezien. Ik zal niet ontkennen dat dat belangrijk is, maar het idee dat een individu zijn bevoorrechte positie vooral aan zichzelf te danken heeft, is vaak aantoonbaar niet waar. Zelfs de kunst van het gebruik weten te maken van de omstandigheden is vaak met de paplepel ingegeven.
Stel dat je blauwe ogen hebt, in een omgeving waarin mensen met blauwe ogen als inferieur worden gezien. Als je dan moet concurreren met mensen met bruine ogen, die alleen al daarom als superieur worden gezien, dan is het vrijwel onmogelijk om een goede positie te verkrijgen. De bruinogigen hebben, op grond van de kleur van hun ogen, een bevoorrechte positie die ALLES gemakkelijker voor hen maakt. Wat gebeurt er dan?
In Amerika was er een dame die precies die situatie kunstmatig creëerde in een workshop op scholen. Datzelfde experiment deed ze eenmalig met het publiek van Oprah Winfrey. Binnen de kortste keren beschouwden de bruinogigen zichzelf als ‘beter’ dan blauwogigen en verweten ze de blauwogigen de zwakheden die ze zelf aan die blauwogigen toeschreven. De enkele bruinogige die zich hier tegen afzette werd vanaf dat moment als functioneel blauwogig beschouwd, als inferieur dus. Gedurende het uur dat het experiment duurde, werden de bruinogigen steeds arroganter ten opzichte van de blauwogigen en werden de blauwogigen steeds onzekerder over zichzelf. Doordat ze, door het lot, bevoorrecht waren, gingen de bruinogigen zich arroganter gedragen ten opzichte van degenen die die voorrechten niet genoten omdat ze blauwe ogen hadden. Ze gingen zich waarlijk superieur voelen. Na een uur wisten ze gewoon dat ze beter waren dan die stomme blauwogigen. Zo arbitrair is het gevoel van superioriteit.
Dat is wat een bevoorrechte positie met mensen doet. Er zijn niet veel mensen die daar niet gevoelig voor zijn.
Een beroemd, uit de hand gelopen, experiment met studenten in de jaren zestig van de vorige eeuw, is daar een pijnlijk voorbeeld van. Een groep studenten werd, volslagen willekeurig, opgedeeld in ‘gevangenen’ en ‘cipiers’, om te kijken wat dat met hun gedrag zou doen. Dat liep volledig uit de hand. In korte tijd gedroegen de ‘cipiers’ zich ten opzichte van hun ‘gevangen’ medestudenten op een denigrerende wijze die uitliep op een ware sadistische houding van die ‘cipiers’ ten opzichte van de ‘gevangen’, tot martelen toe. Het experiment werd vroegtijdig gestopt omdat degenen die het experiment hadden opgezet, tot de conclusie kwamen dat het niet verantwoord was om er mee door te gaan. Het vreemdste was dat de studenten vrijwillig aan het experiment meededen en dus ook elk moment konden kiezen om er mee op te houden. Toch deed niemand dat.
Geef mensen ongelimiteerde macht over hun medemensen en de kans dat ze misbruik van die macht zullen maken is levensgroot. Plaats mensen in een ondergeschikte positie en ze gaan zich daar ook naar gedragen.
Hoe een verschil in spelregels uit kan pakken werd duidelijk in een experiment waarbij twee spelers een potje monopoly gingen spelen. Voorafgaand aan dat spel werd via loting bepaald wie aan welke regels moest voldoen. De pechvogel speelde volgens de gewone regels en de geluksvogel kreeg een paar voorrechten. De geluksvogel kreeg twee keer zoveel geld als zijn of haar tegenstander, mocht twee keer achter elkaar dobbelstenen gooien (waardoor het traject veel sneller doorlopen werd en de kans om bezittingen te verwerven ook twee keer zo groot werd) en kreeg, als hij of zij langs ‘af’ kwam twee keer zoveel geld als de tegenstander. Naast het speelbord stond een bak met snoepjes waar beide spelers van mochten eten. Het hele spelverloop werd op video opgenomen. Al heel snel begon degene die in de bevoorrechte positie zat zich arrogant te gedragen. Dat uitte zich in lichaamstaal; breeduit zitten, grijnzen omdat het spel voor hem zo voorspoedig ging en daar genoegzame opmerkingen over maken. Dat uitte zich ook in denigrerende opmerkingen ten opzichte van de kansloze opponent en, en dat was opvallend, dat uitte zich ook in het zich toe-eigenen van een onevenredige hoeveelheid snoep. Schijnbaar had hij het gevoel dat hij daar, door zijn bevoorrechte positie, meer recht op had dan zijn onfortuinlijke tegenstander.
Diezelfde tendens werd ook duidelijk toen men mensen schriftelijk ging ondervragen naar hun maatschappelijke positie in een ruimte waar een pot met snoep stond waarvan duidelijk vermeld werd dat de inhoud daarvan bestemd was voor kinderen die aan een later experiment zouden meedoen. Tijdens die schriftelijke ondervraging werden de mensen die ondervraagd werden, alleen gelaten. Vervolgens werd gekeken wie de meeste snoepjes uit de pot had gehaald (waarvan ze dachten dat die eigenlijk voor kinderen bedoeld waren). Het bleek dat de mensen die in alle opzichten het meest bevoorrecht waren; het hoogste inkomen hadden, de hoogste maatschappelijke posities innamen, ook de meeste snoepjes uit de pot hadden gepikt.
Dat laat zien dat bevoorrechte mensen ook daadwerkelijk het gevoel hebben dat ze recht hebben op meer dan een ander. Hoe meer bevoorrecht iemand is, hoe arroganter en egoïstischer hij of zij zich gaat gedragen.
Dat betekent ook dat een extreme bevoorrechte positie tot extreme arrogantie en extreem egoïstisch gedrag leidt. Uit allerlei onderzoeken blijkt dat samenlevingen waarin de voorrechten tussen mensen het minst verschillen ook samenlevingen zijn waarin mensen het meest solidair met elkaar zijn, elkaar het minst afwijzen en het meest tolerant ten opzichte van elkaar zijn. Met andere woorden; dat ze elkaars bestaansrecht het meest respecteren.
In samenlevingen waar de voorrechten tussen mensen het meest verschillen, is precies het omgekeerde het geval. Degenen die daar het meest bevoorrecht zijn, gunnen degenen die het minst bevoorrecht zijn nauwelijks bestaansrecht. Het is het verschil tussen een samenwerkingssamenleving en een competitiesamenleving.
Hoe groter de verschillen in voorrechten zijn, hoe feller de strijd tussen sociale klassen is. De machtigen misbruiken dan degenen zonder macht; de sterken onderwerpen degenen die zwak zijn; de slimmen belazeren de dommen en de rijken buiten dan de armen uit. In zo’n samenleving zijn alle mensen met elkaar in oorlog. Want ook als je rijk en machtig bent, zul je die rijkdom en macht moeten zien te behouden. Uiteindelijk resulteert dat, zo laat de geschiedenis keer op keer zien, in wanorde en chaos. Voor een kleine groep mensen is dat gunstig (voor psychopaten is dat wellicht een Walhalla), maar de rest van de samenleving lijdt daar gigantisch onder.
Als we dat niet willen, moeten we niet alleen extreme armoede bestrijden, maar ook extreme rijkdom. Want feitelijk is het zo dat armen hun armoede niet zelf veroorzaken, maar ook dat rijken hun eigen rijkdom niet zelf veroorzaken. De omstandigheden die wij met zijn allen scheppen, bepalen hoe groot de verschillen in voorrechten tussen mensen kunnen zijn. Als de omstandigheden ervoor zorgen dat de gelijkheid tussen mensen afneemt en dat de ongelijkheid toeneemt, dan is dat schadelijk voor de hele samenleving, omdat de verbinding tussen mensen verdwijnt. Dan ontstaat er een emotionele distantie tussen mensen onderling. En zo’n emotionele distantie kent, uiteindelijk, alleen maar verliezers. Als we er voor zorgen dat de ongelijkheid tussen mensen afneemt, dan is dat gunstig voor de hele samenleving, omdat de mensen in zo’n samenleving emotioneel meer bij elkaar betrokken zijn. Je voelt je immers altijd meer betrokken bij mensen die op je lijken dan bij mensen die van je verschillen. Het probleem is niet dat de ene mens meer voorrechten heeft dan de ander, maar wel hoe groot dat verschil in voorrechten is. Als het aan mij ligt dan houden we dat verschil zo klein mogelijk. En dan heb ik het niet alleen over rijkdom, maar ook over macht en status.
De vorige afleveringen vind je hier: