ruud moors culturele concepten aflevering 13
Een ei bakken
Er is een tijd geweest, nog niet zo heel erg lang geleden, dat je een vrouw met een zekere vertedering kon horen zeggen dat haar man nog geen ei kon bakken. ‘Ja, inderdaad, ik kan nog geen ei bakken,’ beaamde zo’n man dan met enige trots, alsof het feit dat hij dat niet kon een teken van mannelijkheid was. Het recht om achter het aanrecht te staan was strikt voorbehouden aan mensen van het vrouwelijk geslacht.
Koken
Een man die een schort aantrok om een maaltijd te bereiden of om de afwas te doen werd niet als een echte man gezien. Onbetaald koken werd uitsluitend door vrouwen gedaan. Het vreemde was dat vrijwel alle beroepsmatig koken juist wel door mannen werd gedaan. Echte mannen kookten blijkbaar alleen als ze er voor betaald werden.
Een schort
Ook voor schoonmaakwerk gold dat. Je had wel mannelijke schoonmakers, maar die deden dat als beroep. In het huishouden hoorde een man dat soort taken niet te doen. Daar was het het exclusieve domein van vrouwen. Het ergste wat een man kon overkomen was gezien worden met een schort voor. Daarmee werd zijn mannelijkheid aangetast. Een man met een schort voor was geen echte man, maar een mietje. Er was geen lager soort man dan een man die als een mietje gezien werd.
De afwas
In de jaren vijftig van de vorige eeuw werd James Dean beroemd door zijn rol in de film ‘Rebel without a cause’. Hij speelde een puber die tegen zijn vader rebelleerde omdat, zo maakte de film duidelijk, die vader maar een mietje was, die zich door zijn vrouw liet koeioneren. Dat koeioneren werd zichtbaar gemaakt doordat zijn vrouw die vader, met een vrouwenschort voor, de afwas liet doen. Vernederender kon de situatie van een man, in die tijd, niet zichtbaar gemaakt worden.
Onder de plak
Voor iedereen die deze film in die tijd bekeek, was daardoor meteen duidelijk waardoor James Dean een rebel was geworden. Dat kwam doordat zijn vader geen echte vent was en met een schort voor vrouwenwerk liep te doen. Dat maakte ook duidelijk dat hij bij zijn vrouw onder de plak zat en dat was, in die tijd, het ergste wat een man kon overkomen. Een man hoorde namelijk zijn vrouw te domineren.
Een echte man
Arme James Dean, die een vader als rolmodel had die met een schort voor liet zien dat mannen best capabel zijn om de afwas te doen of een eitje te bakken. Waar moest dat heen. Stel je voor dat hij straks ook nog bewees in staat te zijn om de wc schoon te maken, stof te zuigen, brood te bakken, ramen te lappen en baby’s te verschonen. Al die taken, mits ze niet bij een beroep hoorden, hoorden exclusief tot het domein van vrouwen. Een echte man hoorde dat helemaal niet te kunnen.
Trots op wat je niet kunt
Arme James Dean, als hij daadwerkelijk een voorbeeld aan zijn vader zou nemen, zou ook hij niet als een echte vent worden gezien. Onverdraaglijk voor een jonge man in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Geen wonder dus dat hij rebelleerde. Althans dat vond men toen. Toen ik die film, zo’n dertig jaar later, op televisie zag, was ik verbijsterd over een wereld waarin mannen trots waren op wat ze niet konden en ook niet wilden kunnen. Alsof je iets verliest als je je een vaardigheid eigen maakt.
Mannenwerk
Echte mannen hoorden geen eieren te kunnen bakken. Ze hoorden geen thee of koffie te kunnen zetten, maar als er werd gebarbeknoeid (zoals mijn vader barbecueën noemde) dan stonden ze de speklappen en worsten boven het vuur te roosteren alsof dat echt mannenwerk was. Niet dat ze dat goed konden, want meestal waren die speklappen en worsten maar half gaar of waren ze zwart geblakerd. Maar dat maakte niet uit; barbeknoeien was mannenwerk.
Autorijden
Ook vrouwen werden geacht bepaalde dingen niet te kunnen. Autorijden bijvoorbeeld. Dat was toch echt een mannentaak. In het Limburg van de jaren vijftig was het algemeen bekend dat Belgen en vrouwen rampzalige verkeersdeelnemers waren. Belgische vrouwen waren dubbel in het nadeel. Dat vrouwen feitelijk veiliger autorijden dan mannen deed er niet toe. Zoals zo vaak bepaalden niet de feiten hoe er over dingen werd gedacht, maar de vooroordelen.
Aanleg
Een auto was een technisch iets, daar konden vrouwen geen verstand van hebben. Niet van hoe zo’n auto in elkaar zat en ook niet hoe je zo’n auto moest besturen. Dat de meeste mannen ook geen idee hadden hoe een auto technisch functioneerde, deed er niet toe. Ze hadden er, doordat ze man waren, in ieder geval aanleg voor. Vrouwen misten die aanleg. Althans dat was het idee dat in die tijd dominant was.
Onbelemmerd mens zijn
Dankzij het feminisme is dat idee niet zo dominant meer. Dat betekent niet dat het verdwenen is. Nog steeds verschijnen er boeken en artikelen die claimen dat jongens nou eenmaal anders in elkaar zitten dan vrouwen en dat hun mannelijkheid zich in hun gedrag moet kunnen uiten. Die mening wordt met allerlei argumenten verdedigd, waarbij de onderliggende veronderstelling is dat het slecht is voor mensen van het mannelijk geslacht als ze worden belemmerd in hun mannelijkheid. Het is vreemd dat er wordt gedacht dat je belemmerd wordt in je mannelijkheid als je de vrijheid krijgt om onbelemmerd mens te zijn.
De verschillen
Blijkbaar is het idee dat mannen en vrouwen van nature totaal andere wezens zijn hardnekkig. Dat vrouwen en mannen verschillen is duidelijk. Voor een deel is dat inderdaad een natuurlijk verschil. Mannen kunnen geen kinderen baren, alleen verwekken. Vrouwen menstrueren, mannen niet. Maar de meeste verschillen die we waarnemen zijn culturele verschillen.
Taakverdeling
De taakverdeling tussen mannen en vrouwen is niet door de natuur gegeven, maar wordt cultureel bepaald. Als dat niet zo was, dan zou de taakverdeling net zo in beton gegoten zijn als het al dan niet kunnen baren van kinderen. En dat is niet zo.
Hun plaats leren
In de tweede wereldoorlog waren er in de USA te weinig mannen om de fabrieken te bemensen. Die plekken werden toen, noodgedwongen, door vrouwen ingenomen. Die bleken dat werk zeker zo goed te kunnen doen als mannen. Maar toen de oorlog voorbij was werden die vrouwen allemaal weer ontslagen en vervangen door de mannen die teruggekeerd waren uit de oorlog. Dat ging niet helemaal vanzelf. Vrouwen hadden ervaren dat ze wel degelijk in staat waren om ‘mannenwerk’ te doen en moesten, vonden mannelijke politici en opinieleiders, opnieuw leren wat hun plaats in de samenleving behoorde te zijn.
Dienstbaar en dom
In de periode na het beëindigen van de oorlog kwam er een propagandamachine op gang om vrouwen te wijzen op hun taken als vrouw. De belangrijkste taak was om zich te onderwerpen aan de man. Dienstbaar te zijn. Zichzelf dommer voor te doen als dat nodig was voor de eigendunk van mannen. Vrouwen dienden hun plaats weer te leren kennen.
Een fatsoenlijke jonge dame
Doris Day speelde in die jaren een rol in de film ‘By the light of the silvery moon’, waar ze eerst werd geportretteerd als een jongensachtige meid die het liefst honkbal met de jongens speelde en zich had bekwaamd in het repareren van automobielen. Dat was haar vader, uiteraard, een doorn in het oog omdat ze zich niet gedroeg zoals het een jonge vrouw betaamde. Hoewel ze goed was in honkbal en het repareren van automobielen, moest ze dat afleren om een echte, fatsoenlijke jonge dame te worden.
De buurjongen
Gelukkig was er de buurjongen die verliefd op haar werd, en zij op hem natuurlijk, waardoor ze vanzelf ging inzien dat ze zich aan moest passen aan haar rol als vrouw. Dat ging niet helemaal vanzelf. Toen ze samen na een feestje in de automobiel naar huis reden, begaf die automobiel het. Haar vriend gaf er blijk van geen idee te hebben wat hij moest doen, dus deed zij het. En ja ze vond het euvel en repareerde het. Hij mocht het contactsleuteltje omdraaien nadat zij de reparatie had uitgevoerd, En jawel, de automobiel deed het weer. ‘Dat heb ik toch maar mooi gefikst,’ zei hij, en wierp daarbij een blik op het contactsleuteltje, alsof het feit dat hij dat had omgedraaid er op een magische wijze voor gezorgd had dat de automobiel het weer deed. Ze nam wraak door hem te vragen even uit te stappen om de achterlichten te controleren, om vervolgens zelf achter het stuur te gaan zitten en weg te rijden terwijl hij de automobiel verbijsterd nastaarde.
Een rimpel
Maar dat was maar een kleine rimpel in het vervrouwelijkheidsproces van Doris Day. Uiteindelijk paste ze zich volledig aan de rol aan die het script voor haar uitgeschreven had. Eind goed, al goed.
Normen en waarden
Het verhaal speelde zich overigens af in de eindperiode van de eerste wereldoorlog. Alsof de normen en waarden van die tijd weer opnieuw geïmplementeerd moesten worden in de wereld van de jaren vijftig. Dat wil zeggen: de geromantiseerde normen en waarden uit die tijd. Dat waren uiteraard de normen van de geprivilegieerde burgers. De filmvader van Doris Day was bankdirecteur.
Voor arme mensen golden andere normen. Maar die komen in de film niet voor.
Plaats leren
Dat opinieleiders en mannelijke politici vrouwen opnieuw wilden leren wat, volgens hen, hun plaats in de samenleving behoorde te zijn, geeft al aan dat het hier niet om iets ‘natuurlijks’ gaat, maar dat die plaats bepaald wordt door culturele concepten.
Rijk en arm
In de negentiende eeuw werden vrouwen die tot de geprivilegieerde burgers behoorden, geacht niet te gaan werken. De status van de man werd daardoor, zo vond men, aangetast. Diezelfde mannen hadden er, als fabriekseigenaren, geen enkele moeite mee om arme vrouwen net zo uit te buiten als ze arme mannen en kinderen deden. Arme mannen konden zich niet veroorloven om hun vrouwen niet te laten werken, omdat ze, zelfs met de inkomsten van hun vrouwen en kinderen, nauwelijks rond konden komen.
Geen betaalde baan
Pas toen arbeidswetten werden ingevoerd en de lonen van arbeiders hoog genoeg waren om een gezin van te onderhouden, werd het ook bij arbeiders de gewoonte dat mannen betaald werk deden en dat hun vrouwen thuis het huishouden gingen doen. Pas toen werd de gewoonte dat vrouwen niet hoefden te gaan werken (lees: geen betaald werk hoefden te gaan doen) gemeengoed. Mijn vader was de kostwinner. Hij was er trots op dat hij genoeg verdiende om het gezin te kunnen onderhouden en dat mijn moeder geen betaalde baan hoefde te nemen.
Status
Over een tante die wel werkte werd neerbuigend gedaan. Dat wil zeggen dat vooral haar man als een slechte echtgenoot werd gezien omdat hij haar liet werken, terwijl dat voor het overleven niet nodig was. Ook al konden ze zich daardoor een eigen huis, een auto en een televisie veroorloven, de status van mijn oom als man werd er, in de ogen van mijn ouders, niet beter van.
Een baan hoort erbij
Tegenwoordig horen vrouwen, getrouwd of niet, hoeveel een man ook verdient, te gaan werken. Het hebben van een baan hoort er gewoon bij. En liefst geen parttime baan. Dat is niet echt genoeg. Nee, want dan zorgt de vrouw er zelf voor dat ze op de arbeidsmarkt niet net zoveel kansen kan grijpen als mannen.
Economische belangen
Voor een deel is dat te danken aan het feminisme. Voor een deel is dat te wijten aan het gegeven dat we in een samenleving leven die economische belangen boven alles stelt. Dat vrouwen hetzelfde kunnen en mogen als mannen, beschouw ik als winst. Maar als dat kunnen en mogen tot moeten wordt gedwongen, beschouw ik dat als verlies. Overigens vind ik dat mannen ook hetzelfde moeten kunnen en mogen als vrouwen.
Natuur of cultuur
Betekent dit dat het natuurlijk is als mannen en vrouwen dezelfde rechten en plichten hebben? Nee, het betekent dat ik vind dat vrouwen en mannen dezelfde rechten en plichten hebben. Maar of dat zo is, en in hoeverre dat zo is, wordt niet door de natuur maar door onze cultuur bepaald. Die cultuur bepalen we zelf. Met zijn allen.
Gelijkheid
Ongelijkheid is een cultureel concept.
Gelijkheid is dat ook.
Dat is waarom we voor het een of voor het ander kunnen kiezen.
En voor mij is die keuze duidelijk. Ik kies altijd voor gelijkheid.
Ruud Moors’ eerdere wekelijkse bijdragen aan dit magazine vind je hier: