Kinderen
Ik werd geboren in een tijd dat volwassenen, in dit deel van de wereld, bang waren voor kinderen. Die angst bepaalde hoe volwassenen met kinderen omgingen. Dat begon al vroeg, vlak na de geboorte. De consensus was dat je baby’s moest laten huilen en zeker niet meteen op moest pakken om te kijken wat je voor ze kon doen. Je kon niet jong genoeg beginnen om kinderen te leren zich te voegen naar de volwassenen omdat die kinderen anders, als ze wat ouder werden, over je heen zouden lopen. Feitelijk werd de macht van kinderen zwaar overschat.

Huilen
Mijn moeder was als de dood dat ze het, als jonge moeder, verkeerd zou doen en liet ons huilen, ook al werd ze daar zelf bijna ziek van. Iedereen in haar omgeving verzekerde haar dat ze daar goed aan deed. ‘Maar als mijn kind nou honger heeft?’ ‘Dan moet het leren te wachten totdat het tijd is om te voeden.’ ‘Maar ik kan niet goed tegen dat huilen.’ Pas maar op, als je er aan toe geeft, wordt je kind vanzelf onhandelbaar.’

Verwennen
Culturele concepten bepalen zelfs hoe moeders met hun baby’s omgaan. Maar gelukkig kunnen culturele concepten ook veranderen. Ook zullen lang niet alle moeders zich zo streng aan die culturele regels hebben gehouden. In andere culturen was de angst voor kleine kinderen niet zo groot. Daar werden kinderen tot vier jaar ‘verwend’ omdat er van uitgegaan werd dat dat zo hoorde. Ook die kinderen leerden wel degelijk gehoorzaam te zijn, alleen gebeurde dat pas later, omdat er van uitgegaan werd dat een klein kind het recht had om verwend te worden.

Slaan
Ik werd geboren in een tijd dat kinderen, in dit deel van de wereld, nog door middel van slaag gecorrigeerd werden. ‘Wie zijn kinderen liefheeft, kastijdt ze,’ was, naar ik meen, een uitspraak van Vader Cats die met instemming door menig opvoeder, en zelfs opvoedkundige, werd aangehaald als voorbeeld van een lange traditie van slaan als opvoed-methode.

De opvoedkundige rik
Mijn moeder had er moeite mee ons te slaan. Maar ze dreigde, als we in haar ogen ongehoorzaam waren, wel dat ze het aan mijn vader zou zeggen en dat die ons dan wel zou straffen. De ‘opvoedkundige tik’ was daardoor de taak van mijn vader. Gelukkig sloeg mijn vader ons niet graag, maar als het ‘moest’ dan deed hij het wel. Nooit uit kwaadheid, nooit in een impuls. Dat had zijn vader bij hem wel gedaan, en dat wilde hij ons besparen. Dus als hij echt kwaad was, hield hij zijn handen in zijn zakken.

Stemverheffing
Ik ben nooit geslagen omdat mijn ouders niet van me hielden. Ze dachten dat slaan nodig was om mij goed op te voeden en daarom kreeg ik zo nu en dan een pak voor mijn broek. Vreemd genoeg kan ik me niet herinneren dat ik na mijn achtste ooit geslagen ben. Het waren vooral jonge kinderen die door middel van slaan in het gareel gebracht werden. Later was de ergste straf die mijn vader me kon geven het verheffen van zijn stem.

Gehoorzaamheid
Het was zijn afkeuring die ik vreesde, niet het slaan zelf. Maar als je geslagen werd was dat wel de ultieme afkeuring. Dat ging door merg en been. De bedoeling was om ons gehoorzaamheid te leren. Gehoorzaamheid en deemoed. Kinderen hoorden zich te voegen naar de volwassenen, niet andersom. De wereld draaide om de volwassenen. Kinderen deden er, zolang ze kinderen waren, niet echt toe. althans dat was het gevoel dat volwassenen door hun houding bij ons opriepen.

Ondergeschiktheid
Je hoorde te leren dat jouw behoeftes en gevoelens ondergeschikt waren aan die van volwassenen. Kinderen die vragen worden overgeslagen. In Japan geldt dat voor alle ondergeschikten; die horen netjes te wachten tot de baas met hen praat en worden niet geacht vanuit zichzelf iets aan die baas te vragen. Als kind waren wij, op een vergelijkbare manier, ondergeschikt aan de volwassenen.

De lange broek
Geen wonder dat we als kinderen niet konden wachten zelf volwassen te worden. Het eerste teken dat je bij de volwassenen ging horen was als je, als jongen, je korte broek voor een lange broek mocht inruilen. Dat was rond de tijd dat je naar de Middelbare School ging. Ik kreeg toen mijn eerste pak met lange broek (toen ik op zevenjarige leeftijd de Heilige Communie deed kreeg ik ook een pak, maar wel met korte broek). Wit hemd erbij, met stropdas. Zwarte leren schoenen.

Kleding
Alle volwassen mannen droegen hetzelfde uniform. Jonge vrouwen droegen daarentegen andere kleding dan oudere vrouwen. De ouderdom van de vrouw was aan haar kleding af te lezen. Een vrouw van zestig die zich kleedde als een vrouw van dertig, was simpelweg ondenkbaar. Zo werden de verschillende generaties ook uiterlijk begrensd.

Aanspreken
Ook in het aanspreken van elkaar zat een duidelijke hiërarchie. Als kind spraken we iedereen die ouder was dan twintig aan met ‘u’. Ik zou het niet in mijn hoofd gehaald hebben om mijn ouders of grootouders met ‘je’ aan te spreken. En ouders of grootouders of welke willekeurige andere volwassenen dan ook, bij hun voornaam noemen, was ook taboe.

Tutoyeren
Ik was vijftien toen ik elke week naar een jeugdsociëteit ging, waar ik degene die de leiding had met zijn voornaam aan mocht spreken en hij er ook op stond dat we hem tutoyeerden. Toen ik hem een keer aan de telefoon had en hem op die manier aansprak, werd ik daar door mijn ouders op aangesproken omdat ze dat niet respectvol vonden. ‘Hoe oud is die Ton eigenlijk?’ vroeg mijn moeder. ‘Weet ik veel, een jaar of veertig,’ zei ik. ‘En spreek je die zomaar met zijn voornaam en met ‘je’ aan?’, vroeg ze enigszins verbijsterd. ‘Ja, mam, dat wil hij zelf,’ was mijn  reactie. Aan de uitdrukking op haar gezicht kon ik zien dat ze dat maar niks vond.

Je en u
Toch is het nog steeds zo dat als ik mensen met grijze haren zie, ik ze bijna automatisch met ‘u’ aanspreek, ook al zijn mijn eigen haren ondertussen ook grijs. Als jongeren mij met ‘je’ aanspreken, heb ik daar overigens geen enkele moeite mee. Mijn echtgenote, die tien jaar jonger is dan ik, spreekt haar ouders wel met ‘je’ aan. Mijn kind spreekt ons met ‘je’ aan en noemt ons ook bij onze voornaam. We zijn niet pap en mam, maar Ruud en Krista. Ook zijn grootouders spreekt het met ‘je’ aan, maar weer niet met hun voornamen.

Slaan verboden
Dat ruim zestig jaar geleden de consensus was dat je baby’s niet meteen op moet pakken als ze huilen, vanuit de veronderstelling dat dat tot hopeloos verwende kinderen zou leiden, en dat kinderen door middel van corrigerende klappen opgevoed dienden te worden, is nu nauwelijks meer denkbaar. Het is zelfs bij wet verboden kinderen je eigen kinderen te slaan.

Woedende ouders
Veertig jaar geleden zag ik nog met enige regelmaat dat ouders hun kinderen in het openbaar een keiharde draai om de oren gaven, schreeuwend dat ze godverdomme nou eindelijk eens moesten luisteren. De aanleiding voor zo’n uitbarsting was soms belachelijk futiel. Maar ouders hadden het recht om hun kinderen zo te behandelen. En als omstander wist je dat je je daar beter niet mee kon bemoeien. Hoewel ik dat soms wel geprobeerd heb en dan de woede van die ouders over me heen kreeg die zich vloekend afvroegen waar ik me in godsnaam mee bemoeide…

Dwingen
Dat soort gedrag zie je zelden meer. Het recht van volwassenen om hun kinderen met geweld tot gehoorzaamheid te dwingen en de consensus dat dat ook zo hoort, is veranderd. Gelukkig maar.

Cultuurverschillen
Culturele concepten zijn gelukkig niet in beton gegoten. Ik had ooit een Indonesische collega die me vertelde dat in haar cultuur kinderen tot vier jaar nauwelijks gestraft worden. Ze worden liefdevol gecorrigeerd en goed in de gaten gehouden zodat hen niets ernstigs overkomt. Zo krijgen die kinderen een zorgeloze kleutertijd. Een paradijselijke periode voordat er allerlei eisen aan hun gesteld gaan worden. De culturele consensus is dat kinderen jonger dan vier jaar te jong zijn om veel eisen aan ze te stellen.

De behoefte van het kind
‘Dat had ik ook wel gewild,’ dacht ik toen ze me dat vertelde. Het heeft de manier waarop ik mijn eigen kind heb opgevoed ingrijpend beïnvloed. Wij hebben ons kind nooit geslagen en als het huilde namen we het uit de wieg om het te troosten of eten te geven. Niet op het moment dat het ons uitkwam, maar op het moment dat ons kind daar behoefte aan had.

Van harde naar zachte hand
De behoeftes van kinderen centraal stellen en  niet de behoeftes van volwassenen is een keuze. En als een samenleving die keuze maakt wordt het een cultureel concept. Gelukkig zijn samenlevingen zo flexibel dat culturele concepten veranderd kunnen worden. Dat een zachte hand de norm kan worden waar dat eerst de harde hand was.

Culturele concepten liggen niet vast.

Gelukkig maar.