ruud moors culturele concepten aflevering 4
Arbeid
Arbeid is een uitvinding, een cultureel concept. Dieren arbeiden niet, behalve als de mens ze daartoe dwingt. Mensen arbeiden net zo min, behalve als de cultuur waarin ze zich bevinden hen daartoe dwingt. Feitelijk is arbeid altijd afgedwongen. Dat wordt vaak verdoezeld door te doen alsof het hebben van een baan essentieel is voor het welbevinden van mensen.
Voorzien in levensbehoefte
In den beginne waren er geen banen. In den beginne was er geen arbeid. In den beginne was de mens vrij van arbeid. Dat wil niet zeggen dat er geen enkele activiteit was die noodzakelijk was om te kunnen leven, maar de mens beschouwde dat niet als ‘arbeid’. Jagers-verzamelaars hebben geen baan. Die jagen en verzamelen totdat ze voldoende hebben om zich te voeden, zich te kleden en zich te beschermen tegen zon en regen. Er is geen werkgever en er is geen werknemer. En precies dat onderscheidt de activiteiten van jagers-verzamelaars van de activiteiten die wij ‘arbeid’ noemen.
Rijkdom en macht
Het concept arbeid ontstond toen er een ongelijkheid in rijkdom en macht ontstond. Nadat veeteelt en landbouw waren uitgevonden, werden degenen die het vee en het land bezaten de werkgevers van degenen die geen vee en land bezaten, maar er voor hun bestaan wel afhankelijk van waren. Dat werden de werknemers, die in ruil voor hun arbeid een klein deel van de vruchten van hun arbeid uitbetaald kregen door degenen die hen werk ‘gaven’. De rest van die vruchten van de arbeid van werknemers staken de werkgevers in hun eigen zak, waardoor het verschil in rijkdom en macht tussen die beide groepen nog groter werd.
Geven en nemen
De bezittende klasse ‘geeft’ werk. De niet-bezittende klasse ‘neemt’ werk. Dat die bezittende klasse zich daardoor enorm verrijkt, wordt goedgepraat door te stellen dat ze beloond dient te worden voor het feit dat ze ‘banen’ creëert, zodat de niet-bezittende klasse zich in leven kan houden.
Nemen en geven
De klasse van ‘werkgevers’ benadrukt dat ‘geven’ van werk graag. Alsof ze de werknemer daarmee een dienst willen bewijzen. Die kan toch maar mooi dat werk ‘nemen’ dat die ‘werkgever’ aan hem of haar beschikbaar stelt. Maar feitelijk is het natuurlijk zo dat de werkgever degene is die neemt en de werknemer degene is die geeft. De werknemer geeft immers zijn arbeid in ruil voor een deel van de vruchten van die arbeid. De werkgever neemt de arbeid van de werknemer en eigent zich vervolgens een (vaak zo groot mogelijk) deel van de vruchten van die arbeid toe.
Normaal en wenselijk
Het is er de bezittende klasse alles aan gelegen om die situatie als normaal en wenselijk voor te stellen. Als de niet-bezittende klasse die situatie als normaal en wenselijk accepteert, accepteert het ook het gegeven dat de vruchten van haar arbeid vooral ten goede komen aan de bezittende klasse.
Arbeidsreligies
Economie is een systeem dat zich vermomt als wetenschap, maar feitelijk is het een systeem waarmee de situatie van ongelijkheid wordt goedgepraat. Dat geldt niet alleen voor de kapitalistische economie, maar ook voor de communistische economie en de socialistische economie. Het zijn verschillende arbeidsreligies. Economie gaat immers altijd uit van het principe ‘arbeid’. Jagers-verzamelaars doen niet aan economie. Die hebben geen arbeidsreligie nodig omdat ze geen onderverdeling maken in werkgevers en werknemers. Dus kennen ze geen economen.
Ongelijkheid
Omdat jagers-verzamelaars weinig ongelijkheid kennen, hebben ze geen monotheïstische religie die hun voorbereidt op het principe van verregaande ongelijkheid. Ook de economische religies, met hun scherpe verdeling tussen de economische bovenlaag en onderlaag zijn hen onbekend, omdat ze zo’n bovenlaag en onderlaag niet kennen.
Het principe van arbeid
Economie is een cultureel concept dat altijd gebaseerd is op de aanname dat een samenleving onderworpen moet worden aan het principe van arbeid. Dat betekent dat economen vinden dat mensen zich aan dat principe dienen te onderwerpen. Dat is overigens hetzelfde principe dat monotheïstische religies propageren.
Waarom
Zo’n veertig jaar geleden zei een vriend van me dat hij vond dat mensen die echt niet willen werken dat ook niet moeten hoeven. Dat je die gewoon een uitkering moest geven. Zomaar om niet. ‘Maar je moet toch werken voor je geld,’ was mijn reactie. ‘Waarom?’, vroeg hij. Ik keek hem verbijsterd aan. Ik had nog nooit over het waarom nagedacht. ‘Als iemand niet gemotiveerd is om te werken, dan zal hij er alles aan doen om zo min mogelijk moeite en energie in dat werk te stoppen. Dan doet hij dat werk ook niet goed en dat is schadelijker dan hem gewoon een uitkering geven,’ vond mijn vriend.
Bestaansrecht
Daar had ik geen weerwoord op. Sterker, hoe langer ik er over nadacht, hoe meer ik zijn standpunt begreep. Waarom zou je iemand die echt niet wil werken daartoe dwingen? En vind je echt dat iemand die niet wil werken ook geen bestaansrecht heeft? Als dat zo is dan betekent dit dat mensen alleen maar mogen bestaan als ze arbeid verrichten en anders niet.
Loterij of erfenis
Maar dat geldt niet voor iedereen. Stel dat je een loterij wint en daardoor niet meer hoeft te werken, omdat je immers genoeg hebt om van te leven, moet je dan toch gedwongen worden om te werken omdat je anders geen bestaansrecht zou hebben? En als je een grote erfenis krijgt? En wat als je daar aandelen van koopt in een bedrijf dat enorme winsten maakt waarvan een deel aan jou worden uitgekeerd zonder dat je er arbeid tegenover plaatst?
Parasiteren
Als je vindt dat mensen zonder geld niet op de maatschappij mogen parasiteren, en daarom door middel van arbeid hun steentje bij moeten dragen, geldt dat dan niet net zo voor mensen die veel geld hebben en door middel van dat geld op de maatschappij parasiteren, door het kopen en verkopen van aandelen of vastgoed bijvoorbeeld, zodat ze hun rijkdom vermeerderen zonder daar arbeid voor te plegen?
Privileges?
Hebben rijke mensen wel het recht om op de samenleving te parasiteren en arme mensen niet?
Bezit vermeerderen versus hard werken
Uiteindelijk is dat waar het op neer komt. De bezittende klasse is weliswaar druk bezig om bezit te vermeerderen, maar dat is iets anders dan ‘hard werken’. Waar de bezittende klasse vooral mee bezig is, is om te kijken hoe zoveel mogelijk vruchten van de arbeid van anderen aan het eigen bezit kan worden toegevoegd.
Verschillende maatstaven
Dat geeft meteen het hypocriete van de arbeidsreligie weer. Er worden verschillende maatstaven gehanteerd voor de verschillende klassen in de samenleving. Als je veel geld hebt mag je dat geld gebruiken om nog meer geld te vergaren, zonder dat je er zelf arbeid voor in de plaats hoeft te stellen, maar als je weinig geld hebt dien je je arbeid te verkopen aan degenen met geld, zodat die de vruchten van jouw arbeid af kunnen romen, ten bate van zichzelf.
Feiten of meningen
Het spreekt vanzelf dat de bezittende klasse de arbeidsreligie, die als economie gepromoot wordt, het fanatiekst ondersteunt. Die klasse heeft er het meest profijt van als iedereen zich aan die religie onderwerpt. Dat is waarom de vooronderstellingen waarop die religie zich baseert als ‘feiten’ worden gepresenteerd, terwijl het feitelijk om ‘meningen’ gaat.
- Economie is een cultureel concept.
- Arbeid is een cultureel concept.
- Geld is een cultureel concept.
- Ongelijkheid is een cultureel concept.
Geen natuurwet
Culturele concepten bestaan zolang we er in geloven. Het is goed om elk cultureel concept in twijfel te trekken en van allerlei kanten te bekijken. Niet omdat we ons daarom kunnen bevrijden van het gegeven van culturele concepten, maar omdat we daardoor in kunnen zien dat culturele concepten geen natuurwetten zijn, maar dat wij die zelf bepalen.
Kiezen
We zouden ons niet ondergeschikt moeten maken aan concepten die we zelf bepaald hebben. Behalve als we daar voor kiezen. Maar we kunnen pas kiezen als we nadenken over de wenselijkheid van de culturele concepten waarmee we zijn grootgebracht.
Kritisch bekijken
Dan kunnen we culturele concepten die we onwenselijk achten kritisch bekijken en wellicht veranderen, zodat ze beter passen bij datgene dat we wenselijk achten.
Wenselijk
Dat betekent dat we na moeten denken over datgene dat we wenselijk achten. Want ook wat we wenselijk achten is een cultureel concept.
Ruud Moors’ eerdere wekelijkse bijdragen aan dit magazine vind je hier: