
ruud moors dat komt mooi uit aflevering 1
Verhalen
Verhalen ontstaan terwijl ze worden verteld, ongeacht of ze in werkelijkheid precies zo hebben plaatsgevonden of niet. Geen enkel verhaal is compleet, omdat geen enkel verhaal verteld kan worden zonder dat er gebeurtenissen, personages en plaatsen worden weggelaten. Een verhaal begint altijd halverwege en eindigt ook altijd halverwege, als een draadje in een oneindig web van verhalen.
Een pan
ik bak een eitje op een Etna vierpits gastoestel in een pan die ik een paar jaar geleden in een warenhuis kocht omdat ik mijn oude pan wilde vervangen vanwege de pfas die gebruikt was als anti-aanbaklaag. Over het algemeen doe ik zuinig met die nieuwe pan, maar ik heb één keer een eitje omgedraaid met een vork waardoor de bodem van de pan een kras vertoont.
Ei, brood, kaas
Als ik een eitje bak, bak ik ook vaak een snee bevroren brood mee. Die leg ik eerst in de beboterde pan en dan tik ik de schaal van een ei stuk op de rand van de pan en laat de inhoud van het ei in de pan glijden. Ik doe wat zout op het ei en leg er een paar plakjes kaas op. Dan zet ik het vuur laag, doe een deksel op de pan en wacht totdat de kaas gesmolten is.
Het eten
Als ik er zeker van ben dat het ei goed gaar is haal ik eerst de snee brood uit de pan en leg die op een ontbijtbord. Dan leg ik het ei met de gesmolten kaas op die snee brood, neem een vork en een mes en snijd het brood met het ei en de gesmolten kaas in stukken die ik één voor één opeet. Daarna spoel ik het bord onder de kraan af en veeg mijn lippen af met een keukenpapier.
Witte eieren
Ik kocht het ei in een supermarkt, samen met vijf andere eieren. Ik koos voor biologische eieren met een witte schaal. Die zijn goedkoper dan biologische eieren met een bruine schaal omdat, zo heb ik me laten vertellen, de kippen die witte eieren leggen meer eieren produceren dan kippen die bruine eieren leggen. De smaak van beide soorten eieren is, voor zover ik kan nagaan, exact hetzelfde.
Het raadsel van de eieren
Waar die supermarkt de eieren heeft gekocht weet ik niet. Bij een biologische kippenhouderij, neem ik aan. Maar waar die boerderij zich bevindt en wat die kippen precies te eten krijgen en in wat voor omstandigheden ze precies leven, weet ik ook niet. Welke kip het ei heeft gelegd dat ik net heb gebakken en verorberd, is niet meer te achterhalen. Zelfs welke kleur die kip had is onbekend. Bruine kippen kunnen namelijk wel degelijk witte eieren leggen en witte kippen kunnen wel degelijk bruine eieren leggen.
Kip en ei
Dat betekent dat de voorgeschiedenis van het ei dat ik gebakken en opgegeten heb in nevelen gehuld is. Ook uit wat voor een ei de kip, die dit ei gelegd heeft, gekomen is, blijft voor mij een raadsel.
Einde verhaal?
Er was eens een ei dat, samen met een snee brood en een paar plakken kaas, door een schrijver van verhalen gebakken werd in een koekenpan met een bodem zonder pfas en daarna door diezelfde schrijver met mes en vork werd opgegeten. En dat ei verdween in de buik van die schrijver. Einde?
De kringloop
Natuurlijk is dat niet het einde. Dat ei glijdt door de slokdarm, in kleine stukjes, samen met brood en kaas, naar de maag van de schrijver. Daar zetten bacteriën al die voedselelementen om in nieuw materiaal en energie. Het onbruikbare deel wordt van het bruikbare deel gescheiden en verlaat uiteindelijk, via de darmen, het lichaam weer. Dat deel verdwijnt in het riool. Uiteindelijk komt het weer in de kringloop van het leven terecht.
Verandering
Niets gaat ooit verloren. Niets ontstaat uit niets. Alle materie en energie die er nu is was er gisteren ook al, alleen in een andere vorm. Alle materie en energie die er morgen zal zijn was er vandaag ook al, alleen in een andere vorm. Dat is ook hoe verhalen ontstaan. Door verandering van het een in het ander. Er is geen begin. Er is geen einde.
Lukraak
Het grote verhaal van het bestaan kan niet worden verteld. Er is geen begin. Als wij een verhaal vertellen dan beginnen we lukraak midden in het grote verhaal van het bestaan. En als we het verhaal eindigen doen we dat net zo; dan stoppen we midden in het grote verhaal van het bestaan. Laat je niks wijsmaken; het bestaan is niet begonnen met een oerknal. Het bestaan was er allang voordat er iets oer begon te knallen.
Begin en einde
Doordat wij niet in staat zijn om het totale verhaal van het bestaan te overzien, en daarom dat verhaal in stukjes hakken, in kleinere verhalen met een duidelijk begin en een duidelijk einde, denken we dat ook het totale verhaal een begin en een einde hoort te hebben.
Van niets tot iets
Om het totale bestaan te kunnen laten beginnen, moeten we uitgaan van een periode waarin er nog geen bestaan was. Ooit was er geen bestaan, denken we. Ooit was er niets. En uit dat niets kwam iets voort. Het doet er niet toe of we een god het eerste begin laten scheppen of dat we een oerknal veronderstellen, maar, zo vertellen we onszelf, ooit moet er niets zijn geweest.
Niets
Dat er iets uit niets kan voortkomen is nog nooit overtuigend aangetoond. Elk verhaal dat veronderstelt dat er ooit niets is geweest is letterlijk op niets gebaseerd.
Denk daar maar eens rustig over na.
Het begrip “niets”
Niets bestaat niet. Dat is de essentie van het begrip niets. Het is niet iets. Er is nog nooit iemand geweest die aan heeft kunnen tonen dat er zelfs maar een nanogrammetje niets bestaat. Het bestaan van niets is niet aan te tonen, juist omdat er niet zoiets als niets bestaat. Al was het maar omdat als er zoiets als niets zou zijn, niets iets zou moeten zijn. En dan zou niets de ontkenning van zichzelf zijn. Niets is namelijk niet iets. Niets is een verzinsel. Wij hebben het begrip ‘niets’ verzonnen.
Verhalen en de werkelijkheid
In de verhalen die we elkaar vertellen wordt wat werkelijk is en wat verzonnen is met elkaar vermengd tot verhalen die waar lijken, maar dat niet hoeven te zijn. Wat we verzinnen gaat, alleen al doordat we het verzonnen hebben, deel uitmaken van de werkelijkheid zoals we die ervaren. Als we een schepper verzinnen en die god of allah noemen, dan maakt dat verzinsel deel uit van de werkelijkheid, ook al is er nooit daadwerkelijk een schepper geweest.
Nergens
Ik was op zoek naar nergens, maar kon nergens niet vinden. Waar ik ook heen ging, ik bleek altijd wel ergens te zijn. ‘Weet u waar ik nergens kan vinden?’, vroeg ik keer op keer weer aan mensen die ik tegen kwam, maar niemand wist waar nergens was. Toen ik het aan een oude vrouw vroeg, die voor haar huisje piepers zat te jassen, lachte ze haar kakelende lach en zei: ‘Blijf zoeken tot je een ons weegt. En dan nog zul je nergens niet vinden, nooit, hoelang je ook zoekt.’ ‘En als ik kinderen krijg en aan die kinderen vraag om op zoek te gaan en die kinderen het weer aan hun kinderen vragen, wat dan?’, vroeg ik en keek haar doordringend aan. ‘Ook dan zal nergens nooit gevonden worden,’ zei ze zacht. ‘Hoe weet u dat zo zeker?’, vroeg ik. ‘Omdat nergens niet bestaat’, zei ze. ‘Hoe weet u dat zo zeker?’, stelde ik als wedervraag. ‘Omdat als nergens wel zou bestaan het zich ergens zou moeten bevinden, maar als het zich ergens bevindt dan is het niet nergens meer.’
Een naam
Als iets een naam heeft dan zal het wel iets zijn. Dat is de gedachte die maakt dat mensen denken dat nergens ergens te vinden zou moeten zijn. Dat is de gedachte die maakt dat mensen denken dat niets iets is dat bestaat. Maar nergens is alleen maar een gedachte, een idee. Het idee dat, als er zoiets als ergens is, er ook zoiets als nergens zou moeten zijn. Als tegenstelling van ergens. Ook niets is alleen maar een gedachte, een idee. Het idee dat als er zoiets als iets is, er ook zoiets als niets zou moeten zijn. Als tegenstelling van iets.
Er is niets
‘Is er iets?’, vraagt een vrouw aan een man. ‘Nee, er is niets,’ zegt hij. ‘Is er echt niets?,’ vraagt de vrouw weifelend. ‘Nee, er is niets,’ reageert hij korzelig. Natuurlijk is dat onzin. Er is altijd iets. Dus kijkt de vrouw haar man vorsend aan en zegt: ‘Volgens mij is er wel degelijk iets.’ En daar heeft ze gelijk in. Omdat er niet niets kan zijn. Misschien is er niets van belang dat die man met zijn vrouw wil delen. Misschien heeft hij helemaal geen zin in een gesprek, omdat zo’n gesprek vaak alleen maar tot gedoe lijkt te leiden. Maar als hij beweert dat er niets is, dan spreekt hij niet de waarheid. Er kan niet niets zijn.
Niets bestaat niet.
Een ongeluk
Ik was ooit nergens. Er was niets. En toen kwam ik weer bij bewustzijn en dacht even dat ik dood was omdat alles zwart leek. Het bleek de nacht te zijn. Een man boog zich over me heen en stak drie vingers op. ‘Hoeveel vingers steek ik op?,’ vroeg hij. ‘Wat een domme vraag,’ dacht ik nog, maar antwoordde toch. ‘Drie,’ zei ik. ‘Wat is je naam?,’ vroeg de man vervolgens, terwijl ik achter hem mijn vader en mijn moeder zag. ‘Waarom vraag je dat niet aan mij ouders?,’ dacht ik nog, maar gaf toch antwoord. Mijn moeder was zichtbaar overstuur. Mijn eerste impuls was om haar te troosten: ‘Er is niets aan de hand mam,’ zei ik. Dat was natuurlijk onzin. Ik lag midden op straat. Ik was net bij bewustzijn gekomen. Er was wel degelijk iets aan de hand. Even later werd ik in een ambulance geschoven en naar het ziekenhuis gereden.
Bewustzijn
Dat bewusteloze moment, het zal hooguit een kwartier geduurd hebben, ervaarde ik niet meer dat ik ergens was. Ik ervaarde zelfs niet dat er nog iets was. Zo zal ik na mijn dood ook niets meer ervaren en nergens meer zijn, zoals ik dat ook voor mijn verwekking was. Maar alles waar ik uit besta was er al voor mijn verwekking en zal er ook na mijn dood nog zijn. Alleen mijn bewustzijn zal dan verdwenen zijn. Verdwenen in het niets of verdwenen in de mist. Nergens meer te vinden.
Ruud Moors’ eerdere wekelijkse bijdragen aan dit magazine vind je hier: