
ruud moors dat komt mooi uit aflevering 12
Een herfstblad
Als ik een blad aan een boom zou zijn, dan zou ik een herfstblad zijn. Net zoals een herfstblad langzaam van groen naar bruin of geel kleurt, verandert ook de kleur van mijn huid. Er komen steeds meer bruine plekken bij. Het zal niet lang meer duren of ik waai weg met de eerste de beste windvlaag om vervolgens opgeveegd te worden en op een composthoop gegooid te worden. Dan kan al het spul waar ik uit besta als voedsel voor andere levensvormen dienen.
Geboorte
Ik kijk niet uit naar mijn einde als mens, maar ik ben er ook niet bang voor. Ik heb altijd het gevoel gehad dat geboorte en dood bij elkaar horen. Of ik bang was om geboren te worden, weet ik niet. Ik kan me dat niet herinneren. Het schijnt een nogal traumatische ervaring te zijn om je door zo’n kleine opening te persen waarbij je fontanellen over elkaar heen schuiven en je hersenen even samengeknepen worden.
Nooit meer
Het is niet alleen voor de baby die geboren wordt een traumatische ervaring, dat is het ook voor de meeste vrouwen die van een kind bevallen. Een vriendin van me vertelde, na de geboorte van haar eerste kind, dat ze dat nooit meer mee wilde maken. Een paar jaar later was ze in verwachting van haar tweede en herinnerde ik haar aan wat ze me vlak na de geboorte van de eerste gezegd had. ‘Daar weet ik helemaal niets meer van’, zei ze, verbaasd dat ik dat nog wel wist.
Unieke ervaringen
Ik ken niemand die nog weet hoe het was om geboren te worden. Niet iedere vrouw herinnert zich nog hoe het was om van een kind te bevallen. Elke bevalling is uniek. De ene bevalling is de andere niet.
Laatdunkend
Volgens mijn moeder kostte het bevallen van haar drie kinderen geen enkele moeite. Ze had geen kik gegeven, zei ze. Mijn tante Lieske had bij de geboorte van haar twee kinderen de hele buurt bij elkaar geschreeuwd, volgens mijn moeder, die daar nogal laatdunkend over deed. Alsof mijn tante Lieske zich alleen maar had aangesteld. Maar mijn tante Lieske had, door een ongeluk, een zeer zwakke rug waardoor ze daadwerkelijk verging van de pijn op de momenten dat ze van haar kinderen beviel.
Elke geboorte is uniek. Elk sterfgeval is dat ook.
Vanaf hier moet je alleen verder
Ik was een jaar of negen toen mijn grootvader stierf. De vader van mijn moeder was nog geen zeventig toen hij, op een dagje uit met mijn grootmoeder, zich aan een lantaarnpaal vastklampte en in elkaar zakte. Volgens een tante waren zijn laatste woorden: ‘Vanaf hier moet je alleen verder, Lisa’. Volgens mijn moeder stond zijn polshorloge stil op het moment dat hij zijn laatste adem uitblies.
Het verdriet
Toen ik hoorde dat mijn grootvader dood was nam ik dat ter kennisgeving aan. Ik kan me niet herinneren dat ik er erg verdrietig om was. In mijn ogen was mijn grootvader een oude man. En oude mensen gaan op een gegeven moment gewoon dood. Waar ik wel hevig door ontroerd raakte was de huilbui die mijn Ome Jo aan het graf kreeg. Daar schoot ik van vol. Niet van de dood van mijn opa, maar van het verdriet van mijn oom. Dat zo’n grote stoere man zo aangedaan was dat hij in het openbaar zijn tranen liet stromen, daar werd ik zelf ook verdrietig van.
Uit het ziekenhuis
De moeder van mijn vader had een zwaar leven achter de rug. Haar had ik een rustige en kalme dood gegund. Maar haar ziekbed duurde meer dan een jaar. Eerst lag ze in het ziekenhuis, maar mijn tante vond dat maar niets. ‘Dan ligt ze daar de hele dag, zonder iemand van de familie om zich heen, dat hoort niet’, vond ze. Dus haalde ze haar uit het ziekenhuis om zelf voor haar moeder te zorgen. ‘Mevrouw, als u haar uit het ziekenhuis haalt, dan bent u vanaf dat moment zelf verantwoordelijk’, werd haar te verstaan gegeven. Daar trok mijn tante zich niets van aan.
Zes weken
Maar de zorg voor haar moeder was zwaar. Ze hield het zes weken vol en toen kwam Moeder, zoals de moeder van mijn vader door iedereen werd genoemd, bij ons in de woonkamer te liggen. Het was de bedoeling dat wij ook zo’n zes weken voor haar zouden zorgen en dat ze dan naar een andere broer of zus zou gaan. Maar mijn moeder hield het nog geen twee weken vol.
Paniek
Ik kwam terug van school en zag meteen dat mijn moeder een paniekaanval had. ‘Ik trek het niet meer!’, schreeuwde ze. ‘Ze hebben het mooi voor elkaar door Moeder hier te dumpen en nou zit ik ermee. Tante Corrie neemt haar nu niet meer terug, die is allang blij dat ze van haar af is en ik zie haar nog niet terecht kunnen bij oom Pierre of tante Lenie. EN IK KAN ER NIET MEER TEGEN, HOOR JE, IK KAN ER NIET MEER TEGEN!!!’ Ik hoorde mijn grootmoeder zachtjes kreunen in haar bed. ‘Ik wil dat je pap opbelt! ik wil dat ie komt. Ik kan het niet meer, IK KAN HET NIET MEER!’, schreeuwde mijn moeder en gaf me het nummer van zijn werkkeet.
Bellen
We hadden zelf geen telefoon, dus ging ik aan de buren om te vragen of ik bij hen mijn vader mocht bellen. Die buren hadden mijn moeder horen schreeuwen en lieten me meteen binnen. Ik belde mijn vader en vertelde wat er aan de hand was. ‘Ik kom er aan!’, riep mijn vader, ‘ga snel terug naar huis en probeer je moeder rustig te krijgen’. Ik rende terug naar huis.
Kalmeren
‘Pap komt er zo aan’, zei ik, ‘het komt allemaal wel goed’. Mijn moeder snikte met lange uithalen. Gelukkig schreeuwde ze haar ongenoegen niet meer zo ongegeneerd uit. Ik ging even kijken hoe het met mijn grootmoeder was. Die had haar ogen gesloten en haalde zwaar adem. ‘Arm mens’, dacht ik. Ze had haar hele leven hard gewerkt en stond altijd voor iedereen klaar en dan kreeg ze nu te horen dat ze alleen maar tot last was. Ik had met haar te doen. Ik ging bij mijn moeder zitten en herhaalde keer op keer dat pap eraan kwam en dat het allemaal wel goed zou komen. Tegen de tijd dat mijn vader er was, was ze redelijk gekalmeerd.
Lijdensweg
Niet lang daarna werd mijn grootmoeder opnieuw opgenomen in het ziekenhuis. Daar lag ze nog een paar maanden pijn te lijden voordat ze eindelijk dood ging. Het had haar meer dan een jaar gekost voordat ze mocht ontdekken of er daadwerkelijk een hemel was waar ze heen mocht na een zwaar en hels leven hier op aarde.
Te jong?
Ik kan me niet herinneren dat ik bij de begrafenis ben geweest. Waarschijnlijk vond mijn moeder dat ik te jong was om zo met de dood geconfronteerd te worden. Maar op het moment dat zij emotionele steun nodig had, was het feit dat ik nog maar twaalf was blijkbaar geen probleem.
Hier en nu
Ik geloof niet in een hiernamaals dat zich elders bevindt. De hemel en de hel bevinden zich in het hier en nu. Die maken we zelf. Tijdens ons leven. Na de dood is er, voor degenen die gestorven zijn, geen bestaan meer. Dan geven we het geleende materiaal waar we tijdens ons leven door hebben kunnen bestaan, weer terug aan het bestaan waar we het materiaal van geleend hebben. Dat bestaan leent het dan weer aan andere bestaansvormen uit. Alleen mijn bewustzijn is van mij, het materiaal waaruit mijn lichaam bestaat behoort het hele bestaan toe. Dat heb ik alleen maar te leen.
Het leven gaat gewoon door nadat ik gestorven ben.
Bestaan
Dat ik besta is genoeg. Dat beschouw ik als een wonder. Ooit ben ik verwekt en ooit zal ik verwelken. Het een kan niet zonder het andere. Zonder de dood zou er geen leven zijn. Dus zolang ik nog besta treur ik niet. En als mijn bestaan ophoudt treur ik net zo min.
‘Vallen is niet erg’, zei mijn vader, ‘maar neerkomen wel.’
De dood
Maar zelfs dat is relatief. Ik ben niet bang voor de dood. Hooguit voor de manier waarop ik dood zal gaan. Als het leven vallen is, dan hoop ik dat de dood meteen komt op het moment dat ik het asfalt raak.
Een laatste keer
Ik hoop dat ik dan de gelegenheid heb om Krista nog een laatste keer aan te kijken en dat ik met een glimlach tegen haar kan zeggen dat ik van haar houd. Niet dat dat nodig is. Ik heb het haar zo vaak verteld dat ze dat zo onderhand wel zal weten, vermoed ik.
Ruud Moors’ eerdere wekelijkse bijdragen aan dit magazine vind je hier: