
ruud moors dat komt mooi uit aflevering 13
Café de Brök
Vanaf mijn vijftiende ging ik regelmatig naar het café de Brök. Het was een plek waar een groot aantal leerlingen van middelbare scholen na school samen kwamen. Een soort clubhuis, zeg maar. Alleen was het geen gewoon clubhuis, want het werd wel degelijk commercieel uitgebaat door een jonge man van rond de vijfentwintig die Lambert heette.
Bier
Ik heb in zijn café voor de eerste keer bier gedronken. Eigenlijk wilde ik dat niet, maar ik kreeg een glas bier aangeboden en het was niet netjes om dat te weigeren. Dus dronk ik het maar op. En toen kreeg ik er nog een en nog een.
Drinken
Zo raakte ik aan bier gewend. Dat hoorde zo in dat café. Er kwamen ook scholieren van dertien of veertien jaar en ook die kregen gewoon een biertje voorgezet als ze er om vroegen. In de jaren zestig van de vorige eeuw werd dat nog redelijk normaal gevonden. Ook mijn ouders hadden er geen bezwaar tegen dat ik op mijn vijftiende al bier nuttigde. Zelfs als ik wel eens teveel dronk, werd daar redelijk laconiek over gedaan.
Rondjes
Door de week dronk ik niet veel, maar in het weekend ging mijn zakgeld voor een groot deel op aan drank. Dat had ook met het fenomeen ‘rondjes’ te maken. Als je met een paar vrienden samen in het café zat dan gaf iedereen een ‘rondje’, dat wil zeggen dat iedereen de drank voor alle vrienden betaalde. Omdat iedereen dat deed profiteerde je zowel van de rondjes die gegeven werden en liet je andere profiteren van het rondje dat je zelf gaf.
Lucratief
Voor de kroegbaas was dat lucratief. Als er een rondje gegeven werd, dan nam iedereen een consumptie, al was het maar om degene die het rondje gaf niet voor het hoofd te stoten. Zo werd er veel meer gedronken dan het geval zou zijn geweest als iedereen alleen zijn eigen consumpties afgerekend zou hebben.
Circulair geld
Soms weigerde ik een drankje omdat mijn geld op was en ik wist dat ik geen rondje meer terug zou kunnen geven, maar daar wilde degene die het rondje gaf meestal niets van weten. ‘Dat maakt niet uit Moors, neem er nog een.’ En die nam ik dan maar. Ook deed ik wel eens een klusje voor de kroegbaas. Ik had een sticker voor hem ontworpen en met carnaval maakte ik tekeningen die als versiering werden opgehangen. Het geld dat ik daarvoor kreeg ging vanzelf weer terug in zijn kassa. Want als ik geld had om rondjes te geven, dan deed ik dat ook.
MVV heeft gewonnen
Wat de lol was van voetbal begreep ik niet echt, maar toen MVV een keer een wedstrijd had gewonnen, feestte ik enthousiast mee. Hoe ik thuis ben gekomen wist ik bij thuiskomst al niet meer. Slingerend op mijn fiets waarschijnlijk, want de fiets stond wel degelijk in het hok. Die was ik in ieder geval niet vergeten. ‘MVV heeft gewonnen!’, bralde ik toen ik de huiskamer instapte. ‘Ja, dat kan ik zien’, zei mijn vader met een grijns.
Overgeven
Vrij snel daarna gingen we naar bed. Maar ik lag er nog maar net in en had mijn ogen nog maar nauwelijks gesloten of alles begon in mijn hoofd te draaien terwijl mijn maag peristaltische bewegingen maakte. Ik stond op en liep kokhalzend naar beneden om in de wc over te geven. Ik klom de trap weer op, kroop in bed, deed mijn ogen opnieuw dicht en daar begon het draaien weer. Opnieuw naar beneden. Opnieuw braken in het toilet.
Ogen open en voeten buitenboord
Toen ik naar boven wilde stommelen stond mijn vader, in zijn ondergoed, boven aan de trap. ‘Ogen openhouden en je voeten buiten boord steken’, zei hij, ‘dan gaat het vanzelf weer over.’ ‘Maar hoe kan hij nou in slaap vallen als hij zijn ogen openhoudt?’, had mijn moeder hem verbaasd gevraagd. ‘Dat komt vanzelf wel goed’, was het antwoord van mijn vader.
Goede tip
Ik deed wat hij gezegd had. Ik stak mijn voeten buiten de dekens en voelde hoe mijn voeten verkoelden. Ik hield angstvallig mijn ogen open en inderdaad hield het gevoel van kokhalzen en het draaien van mijn maag vanzelf op.
Hoe wist u dat?
Ik moet toch mijn ogen op een bepaald moment gesloten hebben, want ’s morgens werd ik wakker met een lichte kater en een droge mond. ‘Zeg hoe wist u dat nou eigenlijk, van die open ogen en die blote voeten?’, vroeg ik aan mijn vader. ‘Hij zei niks, maar grinnikte alleen maar even. ‘U beweert dat u nooit dronken bent geweest’, probeerde ik nog, ‘hoe weet u dan wat je moet doen als je dronken bent?’. “Tja’, zei mijn vader met een grijns, maar verder zei hij niets.
Meisjes
Op de MAVO waar ik zat zaten geen meisjes. Het was een exclusieve jongensschool die door paters werd gerund. In de kroeg kwam ik wel meisjes tegen. Sommige meisjes vonden mij alleen maar raar, maar er waren ook meisjes die me grappig vonden en er waren meisjes die hun hart bij mij uitstortten omdat ik goed kon luisteren.
Vertrouwen
Vanaf het moment dat ik mijn moeder rustig had weten te krijgen toen ze een paniekaanval had gehad omdat ze de zorg voor mijn grootmoeder niet meer op kon brengen, beschouwde ze mij als iemand waar ze haar hart bij kon luchten. Dat deed ze dan ook regelmatig. Ik geloof niet dat ze ooit besefte dat het ongepast was om haar jonge puberzoon met haar volwassen problemen te belasten. Hoewel de druk die ze zo op me legde soms best zwaar was, genoot ik ook van het vertrouwen dat ze in me had.
Gesprekken
Op school had ik nauwelijks vrienden. Dat stoere jongensgedoe vond ik maar niks. Al dat gepoch vond ik maar onecht. Als ik gesprekken met meisjes had, waren dat, naar mijn gevoel, echte gesprekken. Daardoor voelde ik me veel meer bij meisjes thuis. Al snel werd ik door een aantal meisjes als een vriendin beschouwd. Iemand waar ze hun hart bij konden uitstorten.
Horken
Maar als liefdesobject werd ik niet aantrekkelijk gevonden. Dat vond ik wel vreemd. Dat een meisje dat haar hart bij mij uitstortte, zich niet tot mij aangetrokken voelde, maar wel door een hork die niet echt in haar geïnteresseerd was, vond ik ietwat absurd. Ik was er van overtuigd dat die meisjes er uiteindelijk wel achter zouden komen dat ik een veel betere levenspartner zou zijn dan die horken waar ze nu op vielen. Maar voorlopig hadden ze dat blijkbaar nog niet door. Toch werd ik daar niet onzeker van. ’Mijn tijd komt nog wel’, dacht ik.
Haantjes
Op mijn zeventiende verjaardag zat ik samen met mijn kroegmaatjes in mijn stamkroeg. Een aantal jonge mannen stonden elkaar af te troeven over het aantal vrouwen die ze versierd zouden hebben en hoe ver ze daarbij wel niet waren gegaan. Ik begreep dat niet. Een meid die het met veel jongens deed werd een slet gevonden en een jongen die het met veel vrouwen zou hebben gedaan ontleende daar juist trots aan? Ik vond dat gewoon niet logisch.
Nog nooit een tongzoen
‘En hoe vaak heb jij het al gedaan?’, werd aan mij gevraagd. ‘Nooit’, zei ik. ‘Hoe vaak heb je dan een meisje een tongzoen gegeven?’, vroeg een ander. ‘Ook nooit’, zei ik naar waarheid. ‘Hij is vandaag zeventien geworden en hij heeft nog nooit een meisje een tongzoen gegeven!’, riep iemand door de hele zaak. Ik schoot in de lach. ‘Nee, dat klopt’, zei ik. Ik zag niet in waarom ik me daarvoor zou moeten schamen.
Dan wordt het tijd
‘Ben jij vandaag jarig?’, vroeg Klaartje aan me. ‘Ja’, zei ik. ‘En je hebt nog nooit een tongzoen gehad?’. ‘Nee’, zei ik. Ze stond voor me, keek me aan en zei: ‘Dan wordt het tijd’, en legde haar lippen op de mijne. Ik was verbijsterd, maar liet het vanzelf maar gebeuren. Ik dacht nergens meer over na en liet haar haar gang maar gaan. Mijn hele wezen verdween in het genot van twee tongen die elkaars monden penetreerden en elkaar daar omhelsden en streelden. ‘Zo’, zei Klaartje, ‘nou weet je wat een tongzoen is’. Ze liep weer terug naar haar eigen plaats aan de bar en ging daar bij haar vriendenclubje zitten.
Eerlijkheid
Ik wist dat dit eenmalig was en het was goed zo. Ze gaf me het mooiste verjaardagscadeau dat iemand me ooit gegeven heeft. En dat terwijl we daarvoor nooit een woord gewisseld hadden en elkaar daarna ook nooit speciaal meer opzochten. Ik besefte dat ik dit cadeau te danken had aan mijn eerlijkheid, aan het feit dat ik me niet stoerder voor had gedaan dan ik was. En misschien was het ook wel een poging van Klaartje geweest om die opscheppers op hun nummer te zetten. Net zoals ik wist ze dat veel ‘ervaringen’ die jonge mannen naar eigen zeggen hadden gehad niets met hun werkelijke ervaringen te maken hadden.
Geen schaamte
Zij had mij die tongzoen nooit gegeven als ik niet eerlijk had toegegeven dat ik, ook wat zoenen betreft, volledig maagd was. Dat was niet iets waar ik trots op was, maar ook niets waar ik me voor schaamde. Net zomin als ik me schaamde voor deze eerste tongzoen, die ik zomaar, in het openbaar, van een oppervlakkig kennisje had gehad.
Tot op de dag van vandaag koester ik die allereerste zoen.
Brede glimlach
Niet lang daarna ging ik weg uit Maastricht. Als ik terugkeerde om op bezoek te gaan bij mijn ouders, ging ik de kroeg nog wel eens binnen. Klaartje zag ik er niet meer. Pas jaren later, toen ik in een winkelcentrum in Maastricht rondliep zag ik haar staan, achter de toonbank van een slager. Vrijwel meteen toen ik haar zag, zag zij mij ook. We herkenden elkaar. Ze glimlachte breed. Op mijn eigen gezicht voelde ik een glimlach die minstens even breed was. We knikten even naar elkaar.
Eén moment
Dat was de laatste keer dat ik haar zag. We deelden slechts één zoen. Maar dat was voldoende om een levenslange verbinding met haar te voelen. Het had natuurlijk gekund dat zij mij allang weer vergeten was, maar door die glimlach in het winkelcentrum wist ik dat dat niet zo was. Dat ene moment van intimiteit bleken we allebei te koesteren. En dat maakte die zoen nog bijzonderder.
Een liedje
Ik schreef er ooit een liedje over:
- Zij gaf mij mijn eerste zoen,
ik was nog ontzettend groen.
Die dag werd ik net zeventien.
Die dag werd ik net zeventien.
Zij heeft mij een kus gegeven,
liet mij mijn eerste zoen beleven.
Die dag werd ik net zeventien.
Die dag werd ik net zeventien.
Haar naam komt in het liedje niet voor. Maar ik heb haar naam wel als titel gebruikt.
‘Klaartje’, heet het liedje. Een ode aan een lieve jonge vrouw die ik, dankzij die zoen, eeuwig zal koesteren.
Ruud Moors’ eerdere wekelijkse bijdragen aan dit magazine vind je hier: