Variaties
Elk verhaal heeft evenveel variaties als er vertellers van dat verhaal zijn. Het doet er toe wie een verhaal vertelt. Het doet er ook toe wanneer iemand een verhaal vertelt en zelfs aan wie dat verhaal verteld wordt. ‘Ik werd gek in Limmel,’ hoor ik in gedachten mijn moeder zeggen.

Ik werd gek
‘De eerste paar jaar van ons huwelijk woonden we bij opa en oma in, samen met je tante Ans, tante Lieske en ome Pierre. En ineens woonden we met zijn vieren in Limmel. Ik kende daar niemand. Ik voelde me daar verloren. De hele dag zat ik opgesloten in dat huis te wachten totdat je vader thuiskwam. Ik werd gek van die eenzaamheid. Ik miste oma. Ik wist me geen raad daar in dat huis. Het was ook veel te ver weg om naar oma toe te wandelen. Dus moest ik jou wel alleen achterlaten. Dat kon ook best. Er kon je niks gebeuren, je lag stevig vastgesnoerd in die trappelzak.’

Verhuizen
‘Wat had ik anders gemoeten? Ik kon daar niet aarden. Ik wilde daar helemaal niet zijn. En dat zei ik ook tegen pappa als hij thuiskwam. Dat ik weg wilde daar. Daarom verhuisden we een half jaar later naar die noodwoning op Mariaberg. Zodat ik dichter bij oma was en met jou in de kinderwagen naar haar toe kon. Piet kon gelukkig al lopen, dus die liep dan naast de kinderwagen.’

Nachtmerries
Ik heb mijn moeder nooit geconfronteerd met mijn vermoeden dat mijn nachtmerries als kind herbelevingen waren van de middagen die zij mij alleen had gelaten. Ik weet niet waarom niet. Misschien omdat dat geen zin zou hebben gehad. Dan had ze zich daar alleen maar schuldig over kunnen voelen. Wat gebeurd is is gebeurd. Daar valt niets meer aan te veranderen.

Woningruil
‘Ik wist ook niet wat ik er mee aan moest,’ bedenk ik dat mijn vader gezegd zou kunnen hebben. ‘Mama werd gek daar in Limmel. Ze voelde zich eenzaam. Ze had nauwelijks aansluiting bij de buren en miste oma enorm. Toen ben ik maar gaan kijken of we een woningruil konden doen waardoor we dichter bij opa en oma konden wonen. Zo zijn we op Mariaberg terecht gekomen, in die noodwoning waar we bijna negen jaar hebben gewoond. Zo kon mama jou in de wandelwagen meenemen als ze de behoefte had om bij oma langs te gaan.’

Patriarch
Mijn moeder vertelde dat ze als kind weigerde te eten omdat ze alleen dan aandacht van haar moeder kreeg. Mijn oma trouwde pas toen ze de dertig ruim gepasseerd was omdat haar oudste broer eerder geen toestemming had gegeven en hij, als patriarch van het gezin die toestemming wel of niet kon geven omdat vrouwen in die tijd tot hun dertigste handelingsonbekwaam werden geacht. Als een man interesse in mijn oma had en zij ook in hem, werd haar te verstaan gegeven dat ze het maar uit moest maken omdat die vrijer in zijn ogen niet voldeed.

Goudmijntje
Mijn oma werkte als huishoudster bij een huisarts en wat ze verdiende moest ze aan haar broer af staan. Dat goudmijntje wilde hij niet kwijt. Mijn oma was eenendertig toen mijn opa haar het hof begon te maken. Ook hij was de dertig al gepasseerd en nog steeds niet getrouwd. Hij was verliefd op mijn oma geworden toen hij haar ramen zag lappen. Ook deze vrijer kon de goedkeuring van haar oudste broer niet wegdragen. ‘Je maakt het maar uit!’ sommeerde hij boos.

Zes kinderen
‘Je hebt niets meer over mij te zeggen,’ was mijn oma’s reactie. ‘Met deze vrijer ga ik trouwen. En daar doe jij niks tegen want ik ben al over de dertig, dus jij gaat daar niet meer over.’ Zijn goedkeuring heeft hij nooit gegeven, maar tegenhouden kon hij het huwelijk ook niet meer. Dus trouwden mijn oma en opa en kregen in korte tijd zes kinderen. Mijn moeder was de tweede.

Aandacht delen
Het eerste kind dat mijn oma baarde was een jongen. Mijn ome Pierre. Hij was haar oogappel, haar alles. Ze had niet gelukkiger kunnen zijn. Haar eerste kind en een jongen bovendien. Hij kroop in haar hart en bezette daar het grootste deel. Dus toen mijn moeder anderhalf jaar later geboren werd, was er nog maar een klein deel van haar hart beschikbaar. En dat kleine deel moest mijn moeder al snel met drie zussen en een jonger broertje delen.

Tussen de wal en het schip
Ook die jongste zoon kreeg meer dan genoeg aandacht. Hij was de benjamin van het gezin en werd door oma en zijn zussen op handen gedragen. Mijn moeder bleek een tussen de wal en het schip kind te zijn. Net te vroeg geboren waardoor ze bijna volledig overschaduwd werd door haar oudere broer. maar ook niet in staat om haar jongere zussen en broer te kunnen overschaduwen.

Aandacht
Het voelde voor haar alsof zij er, als enige, niet toe deed. De meeste aandacht van oma ging naar haar oudste zoon en daarna naar haar jongste zoon, en de rest van de aandacht moesten de vier zussen met elkaar delen. Mijn moeder was niet tevreden met het deel dat voor haar overbleef en zocht naar manieren om een groter deel van de aandacht te krijgen. Wat voor een aandacht dan ook. Wat voor fratsen ze ook uit moest halen om die aandacht te krijgen.

Niks eten
Als ze weinig of niets at, zo ontdekte ze, dan kreeg ze de aandacht waar ze naar verlangde wel.
‘Eet toch wat kindje,’ zei mijn oma dan en schoof het bord met voedsel naar mijn moeder toe. Die weigerde vervolgens om daar iets van te eten waardoor mijn oma nog bezorgder werd en haar nog meer aandacht gaf door haar nog dringender te vragen toch alsjeblieft iets te eten.

Extra aandacht
Doordat ze zo weinig at vermagerde ze alras. Op een geven moment werd ze daarom naar een kamp gestuurd om aan te sterken. De nonnen die dat kamp bestierden gaven juist complimentjes aan de kinderen die goed aten. Als je je bordje het snelst leeg had gegeten kreeg je daar niet alleen een complimentje voor, maar ook een beloning in de vorm van een sticker. Mijn moeder at haar bordje als snelste van iedereen leeg en genoot volop van de aandacht die ze daarvoor kreeg.

Aandacht vragen
Haar hele leven lang was mijn moeder, op een bijna panische manier, bezig om alle aandacht op zichzelf te vestigen. Het leek daarbij niet uit te maken of dat positieve of negatieve aandacht was. De behoefte om gezien te worden was zo groot dat de manier waarop ze gezien werd er niet toe leek te doen. Maar zelf aandacht geven ging haar niet zo goed af.

Nooit genoeg
Mensen die vooral bezig zijn om aandacht van anderen te verkrijgen zijn eigenlijk nooit tevreden met de aandacht die ze krijgen. Ook niet als dat positieve aandacht is. Hoeveel aandacht je een aandachtsjunk ook geeft, het is nooit genoeg. Zoals een heroïneverslaafde steeds meer heroïne nodig heeft, zo heeft een aandachtsjunk steeds meer aandacht nodig. En voor een junk is aandacht geven alsof je iets weggeeft wat je niet kunt missen. Alsof je heroïne met een ander deelt terwijl je zelf niet eens genoeg hebt.

Uit dansen
De grootste geluksmomenten die mijn moeder kende was als ze met mijn vader ging dansen en ze de hele avond aandacht van de aanwezige mannen op zich wist te vestigen. Zeker als die mannen haar complimenteerden met haar uiterlijk. Ze was er trots op dat mannen haar nafloten. Dat betekende dat die mannen haar aantrekkelijk vonden. En aan die aandacht voedde ze zich.

Kleuter
Wij werden als kinderen weleens gek van de aandacht die mijn moeder steeds maar weer voor zichzelf opeiste. Zelfs de aandacht die ze ons gaf leek vaak alleen maar bedoeld om de aandacht op zichzelf gericht te krijgen. Soms denk ik dat mijn moeder haar hele leven een naar aandacht verlangende kleuter is gebleven.

Knuffelen
Ik schijn, toen ik een jaar of vier was, een keer tegen mijn moeder gezegd te hebben dat ik niet meer geknuffeld wilde worden. Dat heeft ze daarna ook consequent nooit meer gedaan. Niet dat ik geen behoefte had om geknuffeld te worden, maar mijn moeder trok mij op schoot op het moment dat zij daar behoefte aan had en dat voelde ik. Dat wilde ik niet. Dus misschien had ik duidelijker moeten zijn en had ik haar moeten vertellen dat ik op deze manier niet geknuffeld wilde worden. Alleen had ik, toen ik vier was, het vermogen nog niet om me zo genuanceerd uit te drukken.

Onvermogen
Als ik beweer dat mijn moeder een disfunctionele moeder was, dan beweer ik daarmee niet dat ze een slecht mens was. Ze had het vermogen niet om een goede moeder te zijn. Dat heb ik haar gedurende lange tijd kwalijk genomen, maar dat doe ik nu niet meer. Waarom zou je iemand een handicap kwalijk nemen als die persoon niets aan die handicap kan doen? Het zijn niet altijd slechte mensen die slechte dingen doen. Soms doen mensen met de beste intenties slechte dingen. Uit onvermogen. Niet uit onwil.