Ayn Rand wordt door velen als een filosofe gezien en ze beschouwde zichzelf ook zo. Volgens mij onterecht. Een filosoof is, per definitie, een liefhebber van wijsheid, maar Ayn Rand was verliefd op haar eigen denkbeelden. Ze was een ideoloog. Het verschil tussen een ideoloog en een filosoof is dat een ideoloog dol is op antwoorden en een filosoof op vragen. Een ideoloog wordt kwaad als zijn of haar gedachtes worden weersproken of kritisch worden bekeken. De ‘waarheid’ mag niet door vragen worden ondermijnd. Een ideoloog is zo overtuigd van het eigen gelijk dat hij of zij vindt dat anderen dat gelijk altijd kritiekloos moeten aanvaarden. Wee de leerling die vraagtekens plaatst, wee degene die kritiek op de meester heeft. Ideologen zijn dan ook altijd autoritair. Er is geen ideoloog die niet vindt dat anderen zich aan zijn of haar ideologie moeten onderwerpen.

Denken wordt vaak verward met nadenken, maar niet iedereen die denkt, denkt ook na. Je kunt denken dat wat je weet het enige weten is dat er toe doet en dat je dus niet meer na hoeft te denken. Dan weet je niet alleen niet wat je niet weet, maar dan wil je ook niet weten dat er dingen zijn die je niet weet.

Ideologie is de kunst van het ontkennen van je eigen beperkingen.
Filosofie is de kunst van het erkennen van je eigen beperkingen.

Een ideoloog denkt wel, maar denkt niet meer na. Dat is aan filosofen voorbehouden. Eigenlijk is iedereen die na blijft denken over waarheid en werkelijkheid, vanzelf een filosoof, een liefhebber van wijsheid, en is iedereen die denkt niet meer na te hoeven denken omdat hij of zij alle antwoorden al heeft, per definitie een liefhebber van zijn eigen denkbeelden. Ook als die persoon zich, volgens mij onterecht, filosoof noemt.

Dat onderscheid is volgens mij belangrijk. Het scheidt het koren van het kaf. Als een zogenaamde filosoof overal een antwoord op heeft, een visie heeft waarin alles past en volgens hem of haar zo ‘waar’ is dat er geen vraagtekens meer bij geplaatst hoeven te worden, dan verraadt die persoon zijn verliefdheid op zijn eigen denkbeelden. Alleen dwazen denken de wijsheid in pacht te hebben.

Wat je liefhebt kun je niet bezitten. Ik heb de wijsheid lief, maar ik bezit de wijsheid niet. En wat wijsheid precies is weet ik niet. Het heeft iets te maken met ‘weten wat je niet weet’. Socrates zei: ‘Het enige dat ik weet is dat ik niets weet.’ Dat maakte hem tot een groot filosoof. Hij probeerde de wijsheid niet te bezitten, maar had de wijsheid lief. Ook Laozi zei iets dat daarmee te vergelijken valt:

Weten wat je niet weet, dat is het beste.
Niet weten wat je niet weet is een gebrek.
Omdat een wijs mens een gebrek aan dat gebrek heeft,
heeft hij geen gebrek.

Mensen die altijd gelijk hebben, hebben eigenlijk nooit gelijk.

Tijdens de lessen filosofie op Middeloo, waar ik een opleiding tot creatief therapeut volgde, moesten we, in het kader van die opleiding, een stuk van Heidegger lezen. In dat stuk beweerde Heidegger dat de essentie van alles ‘niets’ is. Hij had het zelfs over het ‘absolute niets’, alsof iets nietser dan niets zou kunnen zijn. Hij gebruikte allerlei argumenten voor zijn stelling, waaronder het argument van de ui. Als je de ui afpelt, wat houd je dan over? Juist, niets! Dus de kern van de ui is ‘niets’. Een flauwe redenering die feitelijk flauwekul is. Het gaat immers om de essentie en niet om een zogenaamde kern. De essentie van de ui is juist zijn gelaagdheid. Als je die weg haalt, hou je inderdaad niks over, maar dat betekent niet dat de essentie niets is, maar dat je de essentie hebt weggegooid. Het ‘sterkste’ argument dat Heidegger gebruikte was tevens de reden dat ik hem, als filosoof, niet serieus kon nemen. ‘Uiteindelijk,’ zo beweerde Heidegger, ‘ moet je ervaren dat ‘niets’ de essentie van alles is. Pas als je het ‘ervaren’ hebt kun je het weten.’ Dat is wel een heel flauwe redenering. Die is niet te bevestigen en niet te weerleggen. Zo is elke bewering te ‘bewijzen’. Heidegger, daar kwam ik door het lezen van dit stuk al snel achter, was vooral bezig gelijk te krijgen. Als hij een idee ‘ervaren’ had, dan was dat idee vanzelf al waar. Ja, zo kan ik het ook. Dan is alles wat ik denk waar omdat ik het denk en dus dat denken ‘ervaren’ heb.

Ook Heidegger was een ideoloog en dus geen filosoof. Als je iemand ontmaskert als ideoloog, dan weet je dat die persoon niet tegelijkertijd een filosoof kan zijn. Je kunt niet verliefd zijn op je eigen waarheid en tegelijkertijd de wijsheid liefhebben.

Ideologen zijn dol op dogma’s, filosofen hebben er een hekel aan. Als een ideoloog de kans krijgt om zijn  ideeën aan een samenleving op te leggen, dan zal hij of zij altijd proberen om critici de mond te snoeren. Hij of zij zal zich altijd omringen door bewonderaars en ja-knikkers. Mensen zullen dan continu getoetst worden aan de ‘zuiverheid’ van hun denken. Journalisten zullen worden geïntimideerd, de oppositie wordt geëlimineerd, verzetsgroepen gecriminaliseerd, totdat er een samenleving overblijft waarin iedereen zich, ogenschijnlijk, aan de enige ware ideologie onderworpen heeft. Omdat er altijd mensen zullen blijven nadenken, moet iedereen continu in de gaten worden gehouden. Als een ideoloog de macht krijgt, wordt hij of zij altijd een autoritaire dictator. Iemand die zo verliefd is op zijn eigen gelijk, kan niet anders. Ook als de werkelijkheid een andere waarheid dicteert zal een ideoloog zich daar niet bij neerleggen. Dan hoort de werkelijkheid zich maar aan de ideologie van die ideoloog aan te passen.

Daardoor zorgen ideologen altijd voor rampen. Of de ideologie die aangehangen wordt religieus is of seculier doet er niet toe. Als een samenleving aan een ideologie wordt onderworpen leidt dat altijd tot rampen.

De ideologie van de ‘vrije markt’ is net zo rampzalig als de ideologie van de aanhangers van de Islamitische Staat. De aanhangers van beide ideologieën zijn immers zo overtuigd van de juistheid van hun eigen gelijk dat ze, wat er ook gebeurt, niet meer in staat zijn om hun denken te corrigeren. Daar is zelfreflectie voor nodig en daar ontbreekt het ideologen aan. Hoe crisis op crisis ook aantoont dat de ‘vrije markt’ zeker niet alleen heilzaam voor de samenleving is (en dat is, denk ik, zwak uitgedrukt), de aanhangers ervan blijven overtuigd van hun eigen gelijk. Daarin zijn ze net zo stompzinnig en niet te corrigeren als de aanhangers van IS.

De ellende van ideologieën is dat de aanhangers ervan denken dat het doel de middelen heiligt en dat het dus geoorloofd is om medemensen op te offeren voor het verwezenlijken van die ideologie. Zo verliefd zijn  ze op hun eigen gelijk dat de liefde voor hun medemensen erdoor lijkt te verdampen.

Ik begrijp daar eigenlijk niets van. Ik zou natuurlijk wel een of ander antwoord kunnen verzinnen, waarom mensen zich tot ideologieën laten verleiden, maar geen enkel antwoord vind ik echt bevredigend. Hoe ouder ik word, hoe minder ik er van begrijp. Het is toch duidelijk dat de kennis die je van de wereld en van het universum hebt altijd veel kleiner is dan de kennis die je, gegeven de beperktheid van ons brein, kan hebben. Het bestaan is zo groot en alomvattend, hoe zou je zelfs maar kunnen denken dat je dat in zijn geheel zou kunnen begrijpen. Waanzin.

Ik heb er, eerlijk gezegd, geen enkele moeite mee dat er meer is dat ik niet weet dan ik wel weet. Sterker nog; hoe meer ik te weten kom, hoe groter ook mijn besef hoe weinig ik eigenlijk wel weet. De werkelijkheid is immers onbegrensd. Het is ons denken dat begrensd is. De grens die wat je weet scheidt van wat je niet weet, wordt alleen maar groter als je kennis groter wordt. Hoe meer ik weet, hoe meer ik besef hoe weinig ik eigenlijk wel niet weet.

Ideologen schijnen die logica niet te hebben, of misschien wel niet te kunnen verdragen. ‘De wereld zit in elkaar zoals ik denk dat de wereld in elkaar zit, en daarmee uit!’ Feitelijk denkt elke ideoloog zich groter dan God zelf. Want zelfs God weet, volgens mij, niet alles. Het zou me zelfs niet verbazen als God zelf nog niet eens zeker weet of God wel bestaat. Daar is ze toch teveel een filosoof voor, vermoed ik. Maar zeker weten doe ik dat niet. Maar ja, ik ben dan ook geen ideoloog.