Het bestaan van God
Eigenlijk had ik er nooit over nagedacht dat de religie waarin ik was grootgebracht ooit was ontstaan. In mijn beleving was die religie er altijd al geweest en van generatie op generatie doorgegeven. De tijd begon pas bij de geboorte van Christus. De tijd daarvoor hoorde niet bij onze geschiedenis. Dat was letterlijk prehistorie. Dat je van je geloof af kon vallen of er zelfs maar aan kon twijfelen was ondenkbaar. Totdat mijn iets oudere broer doodleuk verkondigde dat God niet bestond. Je kon dus ook aannemen dat God niet bestond, begreep ik nu. Dat het bestaan van God niet te bewijzen viel maakte die aanname zelfs heel aannemelijk. Dat mijn vader daar tegen in bracht dat je het niet bestaan van God ook niet kan bewijzen, gaf alleen maar aan dat het om een aanname ging die je al dan niet kon maken.

Lou de Palingboer
Ik wist natuurlijk wel iets van de geschiedenis van het christendom af, maar toch had ik me nooit echt gerealiseerd dat alle vormen van christendom ooit ontstaan waren, en dat dat ook gold voor alle andere religies. Dat dat betekende dat je zelf een religie zou kunnen beginnen drong pas tot me door toen ik, in het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw, kennismaakte met het fenomeen Lou de Palingboer. Over Lou de Palingboer werd nogal lacherig gedaan in kranten en op televisie. Het idee dat een marktkoopman stelde dat hij God was, was natuurlijk te gek voor woorden. Het idee alleen al. Dat was zo’n contrast met de echte vertegenwoordigers van God op aarde, dat de claim van Lou dat hij God was alleen maar op de lachspieren kon werken.

Minste onder de onzen
Toch had Lou een aantal volgelingen. Die waren er, net zoals Lou, van overtuigd dat hij God was. Dat Lou zijn uiterlijk niet mee had, het was een schriel mannetje met een kalend hoofd en een tandeloze mond, bevorderde het lachwekkende van diens claim dat hij God was. In eerste instantie vond ik dat ook, totdat ik er over na ging denken. Als God wilde weten hoe het was om als minste onder de onzen te moeten functioneren, dan was het eigenlijk wel logisch dat hij niet in de huid van een paus of kardinaal zou kruipen, maar dat hij er voor koos om er ook onaanzienlijk uit te zien. Dus als God al op aarde rond zou willen dwalen, waarom dan niet in de gedaante van Lou de Palingboer…

De zoon van een timmerman
Als je aanneemt dat God bestaat, kun je immers niet uitsluiten dat God, in de gedaante van Lou de Palingboer, op aarde rond zou gaan lopen. Je kunt dat alleen maar afwijzen als je aanneemt dat God niet bestaat. Jezus Christus, de zoon van God, was immers ook maar de zoon van een eenvoudige timmerman. Je zou zelfs kunnen stellen dat het feit dat pauzen en kardinalen in luxe leven, betekent dat ze zich daardoor alleen al diskwalificeren als plaatsvervangers van God.

Vijftig handtekeningen
Maar het belangrijkste dat Lou de Palingboer me deed inzien, was dat het starten van een religie nog steeds mogelijk was. Lou had dat aangetoond. Volgens mijn broer had je vijftig handtekeningen van volgelingen nodig om een, door de overheid erkende, religie op te kunnen starten. Dat leek me wel wat, een eigen religie.

Religie als spel
Het was niet omdat ik nou zo nodig anderen van mijn gelijk wilde overtuigen, dat ik een eigen religie ambieerde. Niet voor niets was de eerste stelling van mijn religie dat iedereen zelf mocht weten of hij of zij in God wilde geloven of niet. Het oprichten van een eigen religie was een spel. Ik noemde die religie het Moorsisme en besloot volgelingen te gaan verzamelen om, wanneer ik er vijftig of meer had, een officiële erkenning aan te kunnen vragen. Hoe dat moest wist ik niet, maar ik besloot eerst maar eens om vijftig handtekeningen te verzamelen. Op een brief schreef ik dertien stellingen en daarmee ging ik de boer op. Ik kwam er al snel achter dat mensen niet bereid waren hun handtekeningen onder die stellingen te zetten en verzon een list.

Handtekeningen verzamelen
Ik zette de dertien stellingen op een vel papier en vroeg vervolgens aan mijn medeleerlingen om hun handtekening op de achterkant daarvan te zetten omdat ik, zogenaamd, een verzameling van handtekeningen wilde aanleggen. Pas als ze hadden getekend liet ik ze de stellingen zien waarvoor ze getekend hadden. De dertiende stelling was: ‘Gij zult dit contract niet verbreken’. In het begin lukte het me vrij gemakkelijk om mijn medeleerlingen te laten tekenen en wist ik zelfs de handtekening van de biologieleraar te verkrijgen, die er wel om kon lachen. Hij was een van de weinige seculiere leraren. Ik had zelfs bijna de handtekening van de godsdienstleraar te pakken, maar die werd, helaas, net op tijd door een medeleerling gewaarschuwd. Omdat op een gegeven moment iedereen wist wat ik aan het doen was, lukte het me niet om de benodigde vijftig handtekeningen verzameld te krijgen.

Godsdienstvrijheid
Ik had me geen moment afgevraagd of de broeders, die de HAVO waar ik zat bestierden, problemen zouden kunnen hebben met een leerling die op hun school met een concurrerende religie was begonnen. Naïef als ik was, dacht ik dat ze daar geen bezwaar tegen zouden kunnen hebben omdat ik immers alleen maar gebruik maakte van mijn wettelijke recht op godsdienstvrijheid. Ik nam aan dat mensen die zelf gebruik maakten van dat recht, geen bezwaar zouden kunnen hebben als iemand anders van datzelfde recht gebruik zou maken. Dat was een cruciale vergissing die grote gevolgen zou hebben voor de rest van mijn leven.

Slechte invloed
Niet lang daarna werd ik gedegradeerd naar de MAVO, waar me meteen te verstaan werd gegeven dat ‘we je in de gaten houden, mannetje’. Dat ik een eigen religie had opgericht was niet de reden die gegeven werd voor mijn degradatie. Pas op de MAVO kwam ik er achter dat dat de werkelijke reden was. Dat schokte me. Ook de manier waarop ik vervolgens op de MAVO door de leerkrachten werd behandeld was schokkend. Van elke gelegenheid die zich voordeed werd gebruik gemaakt om me belachelijk te maken, met de overduidelijke bedoeling om ervoor te zorgen dat ik sociaal geïsoleerd bleef en dus geen slechte invloed op mijn klasgenoten zou kunnen krijgen.

Hopeloos naïef
Die broeders namen aan dat ik die religie had opgericht met het specifieke doel om hen te ondermijnen. Ik heb verschillende keren te horen gekregen dat ik voor galg en rad op zou groeien. Iemand noemde me door de wol geverfd en in eerste instantie dacht ik dat dat positief bedoeld was totdat ik goed naar de uitdrukking op zijn gezicht keek. Door de wol geverfd zou ik mezelf niet noemen. Ik was eerder hopeloos naïef. Ik ging er gewoon van uit dat als regels gelden dat ze dan voor iedereen gelijkelijk gelden. Het oprichten van een religie was een spel om te kijken hoe dat werkt. Het was absoluut niet in mijn hoofd opgekomen dat dat als gezagsondermijnend gezien kon worden. Hoe kun je nou het gezag ondermijnen als je je gewoon aan de regels houdt?

Een les
Die broeders namen aan dat ze me een lesje leerden door me keer op keer belachelijk te maken. Dat was ook zo, maar het lesje dat ik geleerd heb is een ander lesje dan ze me wilden leren. Wat ze me wilden leren was gehoorzaamheid en conformiteit, maar ik werd alleen maar bevestigd in mijn eigenzinnigheid omdat dat het enige was waar ik houvast aan kon ontlenen. Want hoe ik ook mijn best deed om me te conformeren, het lukte me toch niet. Er was geen enkele manier waarop ik het wantrouwen dat de broeders ten opzichte van mij hadden, weg kon nemen.

Goed onderwijs
Die broeders namen ook aan dat ik niet wilde deugen. Ook dat was een misvatting. Ik deed nooit iets stiekem. Ik loog vrijwel nooit en die ene keer dat ik bewust een leugen vertelde, viel ik meteen door de mand omdat ik er niet goed in was. Het was niet dat ik niet wilde deugen, ik was gewoon eigenwijs. Maar naar mijn gevoel mocht ik dat ook zijn. Eigenlijk vond ik dat de school zich maar aan mij moest aanpassen in plaats van andersom. Per slot van rekening was ik de klant en hoorde de school goed onderwijs te leveren. Tenminste, ik nam aan dat dat de taak van de school was. Tegelijkertijd zag ik wel degelijk in dat de broeders op die school van een totaal andere aanname uitgingen.

Botsende aannames
Soms botsen aannames. En degene met de minste macht lijkt dan het onderspit te delven. Toch is dat niet altijd zo. Hoe zwaar die jaren op de MAVO ook waren, ik heb, naar mijn mening, het onderspit niet gedolven. Die broeders overigens ook niet. We hebben elkaar simpelweg overleefd.