Geloof
Vanmorgen bracht mijn echtgenote mij een kopje koffie op bed en zei: ‘Ik hou van jou.’ ‘Ik hou ook van jou,’ antwoordde ik. Ik neem vanzelf aan dat mijn echtgenote het meent als ze zegt dat ze van me houdt. Ik neem ook aan dat ze weet dat ik het meen als ik zeg dat ik van haar hou. Doordat we beiden geloven wat de ander zegt, ervaren we die wederzijdse liefde ook echt. 

Gebrek aan liefde

Ik ben ooit eerder getrouwd geweest. Mijn eerste echtgenote was er van overtuigd dat ik niet echt van haar hield. Omdat ze zich niet kon voorstellen dat ik echt van haar hield, zag ze, in alles wat ik deed of juist naliet, mijn gebrek aan liefde voor haar. ‘Als je echt van me hield dan had je zus of zo wel voor me gedaan,’ zei ze vaak. ‘Als je iets van me wilt, kun je dat ook vragen, dan doe ik het heus wel voor je,’ zei ik op een gegeven moment. ‘Als je echt van me hield dan zou ik er niet om moeten hoeven vragen,’ was haar repliek. Hoe ik ook mijn best deed, ik kon haar niet bewijzen dat ik echt van haar hield, al was het maar omdat mijn telepathische gaven daarvoor niet groot genoeg waren.

Nooit goed
Op een gegeven moment lag ze in het ziekenhuis voor een lichte ingreep, ik weet niet meer precies wat. Ik ging ’s middags tijdens het bezoekuur bij haar langs en ze vertelde dat ze ’s avonds bezoek zou krijgen van haar ouders, haar zus en haar broer. ‘O, dan kom ik morgen wel weer langs,’ zei ik, omdat ik me bij haar familie niet echt mijn gemak voelde. ‘Ik lig in het ziekenhuis,’ pruilde ze, ‘als je echt van me hield, zou je geen bezoekuur overslaan.’ ‘Goed, dan kom ik vanavond wel langs,’ zei ik, maar zag aan haar gezicht dat ik het daarmee niet meer goed kon maken. Alleen al het feit dat ik had overwogen om een bezoekuur over te slaan was, voor haar, bewijs genoeg dat ik niet genoeg van haar hield. Toen ik ’s avonds op de fiets onderweg naar het ziekenhuis zat, was ik boos. Kwaad omdat ik helemaal geen zin had om haar op te zoeken. Dat was, tegelijkertijd ook heel verwarrend. Hield ik dan echt zo weinig van haar dat ik het zelfs niet op kon brengen om haar in het ziekenhuis op te zoeken? Ik twijfelde oprecht of ik wel het vermogen had om lief te hebben. Erg aardig vond ik mezelf op dat moment niet.

Onvoldoende
Uiteindelijk ben ik bij haar weggegaan. Ik verdroeg het niet langer dat ik in haar ogen niet voldeed, hoezeer ik ook mijn best deed om de man te worden die zij, blijkbaar, wou dat ik was.

Stenen
Een jaar later deelde ik een etage met een vriendin die die etage had gekraakt. Niet iedereen in de volksbuurt waar ze die etage had gekraakt, moest veel van die vreemde krakers hebben, vandaar dat zij het prettig vond dat ik in de voorkamer ging wonen. We woonden één hoog. Ik was nog maar net in die kamer ingetrokken toen ik stenen tegen het raam hoorde kletteren. Ik keek naar buiten en zag een stel jochies van een jaar of negen. Ik opende het raam en zei kalm, maar met luide stem: ‘Jou heb ik gezien, en jou heb ik gezien en jou ook. Dus als er een steen door het raam gaat, dan weet ik waar ik moet zijn.’ Vervolgens deed ik het raam weer dicht. Er is nooit meer met stenen naar mijn raam gegooid.

Verwachtingen
Die jongens namen aan dat ik kwaad zou worden. Dat ik ze zou proberen te intimideren door te gaan schreeuwen en tieren. Die aanname doorkruiste ik door volslagen kalm te blijven en ze er alleen maar op te wijzen dat ik ze gezien had en dus wist wie verantwoordelijk waren voor een eventuele steen door mijn ruit. Omdat hun aanname niet bleek te kloppen, durfden ze hun gedrag niet te herhalen. Als je weet wat je van iemand kunt verwachten, dan kun je op dat gedrag anticiperen, maar als die persoon niet reageert zoals je verwacht, dan heb je geen idee wat je kunt verwachten en dat is eng. Dat ik nooit zou kunnen bewijzen wie precies een steen door mijn raam zou hebben gegooid en dus ook geen schuldige aan zou kunnen wijzen, drong helemaal niet tot hen door.

Blij
Op een gegeven moment werd de vriendin waarmee ik dat kraakpand deelde, opgenomen in het ziekenhuis. Als ik het me goed herinner vanwege een blindedarmoperatie. Ik ging haar opzoeken en daar was ze overduidelijk blij mee. ‘Zal ik nog iets voor je meenemen als ik vanavond langs kom,’ vroeg ik. ‘Je hoeft niet elke keer als het bezoekuur is langs te komen,’ was haar reactie. ‘Vind je het wel leuk als ik langs kom?’ vroeg ik. ‘Natuurlijk,’ zei ze. Dus ging ik ieder bezoekuur even bij haar langs om te kijken hoe het met haar ging. En iedere keer was ze overduidelijk blij met mijn bezoek. Doordat zij er blij van werd, werd ik zelf ook blij van die ziekenhuisbezoekjes.

Gebrek aan blijdschap
Pas toen realiseerde ik me dat mijn weerzin om mijn eerste echtgenote in het ziekenhuis op te zoeken niet aan mijn gebrek aan liefde voor haar lag, maar aan haar gebrek aan blijdschap als ik langskwam. Langsgaan was een verplichting, een taak. Als ik aan die verplichting voldeed, dan deed ik gewoon wat ik moest doen. Dan was ze hooguit niet ontevreden met me. Maar als ik niet aan die verplichting voldeed, dan faalde ik. Dan was dat het bewijs dat ik niet echt van haar hield. Voor mij was er daardoor niets te winnen. Ik kon alleen maar verliezen. Blij werd ze toch niet van me.

De ideale man
Mijn eerste echtgenote ging er gewoon van uit dat ik niet echt van haar houden kon. Als ik van haar zou houden dan zou ik wel veranderen in de man van haar dromen. Maar hoe ik ook mijn best deed, ik veranderde niet in haar sprookjesprins. Dat ik niet in haar ideale man wilde veranderen, was, voor haar, het bewijs dat ik niet echt van haar hield. Het gekke was dat ik dat nog ging geloven ook. Pas veel later realiseerde ik me dat het wel eens omgekeerd zou kunnen zijn en dat zij niet echt van mij hield. Want als ze echt van mij zou hebben gehouden, waarom moest ik dan veranderen in iemand anders?

Verandering
De verandering die ze van me vroeg was nogal radicaal. Ze wist precies wat ze van me wilde. Maar ik kon de man niet worden die zij wilde dat ik was. Niet omdat ik onwelwillend was, maar omdat ik daarvoor te radicaal zou moeten veranderen. Ik zou een totaal andere man hebben moeten worden. Ik vraag me af of ze tevreden was geweest als me dat nog gelukt zou zijn ook. Ergens denk ik dat ze het wel prettig vond om mij de schuld te geven van haar ongelukkig zijn.

Bevestiging
Als ik aanneem dat jij het beste met mij voor hebt en jij neemt aan dat ik het beste met jou voor heb, dan zou dat wel eens een zichzelf bevestigende verwachting kunnen zijn. Het omgekeerde is ook waar. Als ik aanneem dat jij niet echt om mij geeft en jij neemt aan dat ik niet echt om jou geef, dan zou dat ook een zichzelf bevestigende verwachting kunnen zijn. Als je mensen niet vertrouwt dan word je daarin bevestigt. Altijd. Als je mensen wel vertrouwt, ook. Meestal.

Aanname
Ik ben weliswaar, door de jaren heen, veranderd, maar in essentie ben ik dezelfde persoon die ik vroeger was. Mijn eerste echtgenote ging er van uit dat ik niet echt van haar hield, waardoor ik daar uiteindelijk ook niet meer toe in staat was. Mijn huidige echtgenote, met wie ik overigens al veel en veel langer samen ben, is er altijd vanuit gegaan dat ik het beste met haar voor heb en dat ik van haar hou. En tot nu toe heb ik nog altijd aan die aanname voldaan.

In iemand geloven
Een aanname, of hij nou klopt of niet, is enorm bepalend. Als je niet in iemand gelooft dan zul je altijd bevestigd worden. Als je wel in iemand gelooft, dan kun je je natuurlijk vergissen, maar de kans is groot dat je ook dan in je aanname bevestigd zult worden.

Waar
Soms moet je in iets geloven om het waar te maken.