Universum
Er is nooit een periode geweest dat er niets was. Voordat er tijd was, voordat er ruimte was, was ik er al. Op een gegeven moment kwam ik er achter dat ik de pure energie waaruit ik bestond, om kon zetten in materie, zonder ook maar iets van die energie te verliezen. Per slot van rekening is materie alleen maar een vorm van energie. Door energie om te zetten in materie kon ik, binnen mezelf, een universum doen ontstaan. En dat is wat ik deed. In het begin was dat universum nog maar klein omdat er nauwelijks leegte was, maar door de beweging in materie uit te laten dijen ontstond er leegte. Die leegte zorgde ervoor dat het universum ook uitdijde. Er wordt niets aan het universum toegevoegd, het wordt alleen maar ijler. Daardoor ontstaat er ruimte en binnen die ruimte kan er van alles ontstaan dat anders niet mogelijk was. Door fluctuaties klontert materie soms samen en vormt zo sterren. Die sterren trekken nog meer materie naar zich toe en daardoor worden ze zwaarder. De kern van zo’n ster wordt dan zo compact en heet dat er allerlei chemische reacties plaatsvinden die er voor zorgen dat die ster op een gegeven moment uiteenspat. Bij dat uiteenspatten van zo’n ster ontstaan allerlei chemische elementen die er daarvoor niet waren. Goud bijvoorbeeld en koolstof. Dat goud is eigenlijk waardeloos, maar die koolstof is essentieel voor het ontstaan van leven.

Tijd
Zo’n universum is op zichzelf al prachtig, vind ik. Het is een kunstwerk dat eenmaal in gang gezet, zichzelf blijft veranderen zonder dat ik daar iets voor hoef te doen. Om in mensentermen te spreken is het alsof je een schilderij maakt dat vanaf het moment dat het bestaat zichzelf vervolmaakt. Alsof je alleen maar de verf en het canvas neer hoeft te zetten en het schilderij zichzelf vanaf dat moment zelf schildert. Het verschil met een normaal schilderij is dat dit schilderij nooit af is, maar eigenlijk ook nooit niet af is. Vanaf het ontstaan van het universum is het universum af. Het is een kenmerk van het universum dat het continu verandert. Er is geen doel. Het universum is er gewoon. Doordat het universum continu verandert ontstaat er tijd. Zonder universum was er geen tijd. Buiten het universum is er geen tijd. Hoewel ik tijdloos ben, ik ben er immers altijd geweest en zal er ook altijd zijn, ben ik wel de oorzaak van tijd omdat ik de veroorzaker van het universum ben.

Woorden
Eigenlijk zou ik geen woorden moeten gebruiken om uit te leggen wie of wat ik ben en wat ik doe. Woorden zijn veranderlijk. Woorden hebben geen vaste betekenis. Dat betekent dat als ik woorden gebruik om duidelijk te maken wie of wat ik ben en wat ik doe, die woorden gemakkelijk verkeerd begrepen kunnen worden omdat de betekenis van woorden met de tijd verandert.

Alles
Eigenlijk zijn er ook geen woorden nodig om te begrijpen wie of wat ik ben en wat ik doe. Ik ben Alles. In mij is alles één. Er is niets dat buiten mij bestaat. Als je je verbindt met alles wat er is, dan verbind je je ook met mij. Als je ook maar het kleinste deel van mij afwijst, wijs je mij af. Niet dat dat me iets uitmaakt. Want ook datgene of diegene die mij afwijst is deel van mij. Want in mij is alles één.

Geloof
Ook maakt het mij niets uit of iemand in mij gelooft of niet. Ik heb de erkenning van een deel van mij niet nodig. De woestijn heeft de erkenning van de zandkorrel niet nodig om woestijn te kunnen zijn. De oceaan heeft de erkenning van een watermolecuul niet nodig om oceaan te kunnen zijn. Er zijn mensen die niet in mij geloven maar wel in mijn geest handelen en er zijn mensen die zeggen wel in mij te geloven maar denken dat ze mij daardoor kunnen bezitten en voor zichzelf kunnen opeisen en die anderen, in mijn naam, aan hun idee over mij denken te mogen onderwerpen. Dat beschouw ik als blasfemie. Elk deel van mij is mij even lief. En op een bepaalde manier laat ook elk deel mij even koud.

Voorwaarden
Hoewel ik de veroorzaker van het universum ben, ben ik niet bezig dat universum te besturen. Net zomin als een mens steeds bezig is elke functie van haar lichaam te besturen. Een mens moet natuurlijk wel goed voor dat lichaam zorgen, maar de functies van dat lichaam zijn autonoom. Zo is het ook met het universum. Ik zorg wel voor het universum, maar hou me niet bezig met de functies van dat universum, en zeker niet op kleine schaal. Daardoor kan het, voor een klein deel van dat universum, lijken alsof het me allemaal niets kan schelen. Voor een deel is dat ook waar. Ik heb de voorwaarden geschapen voor het bestaan van het universum en ook voor die bestaansvorm die leven heet, maar met individuele levens hou ik me niet bezig.

Keuzes
Dat kan ook niet. Stel je voor dat ik dat wel zou doen. Voor wie moet ik dan kiezen? Soms maken bacteriën mensen ziek. Voor wie kies ik dan, voor de mensen of voor die bacteriën? Mensen behandelen hun vee vaak abominabel. Als ik dat niet toe zou staan omdat ik voor dat vee zou kiezen, dan zou ik de mensen tekort doen. Kies ik voor de muis of voor de kat, voor de leeuw of voor de zebra, voor de vis of voor de meeuw?

Verandering
Ik faciliteer alleen maar. Ik zorg dat er leven als bestaansvorm mogelijk is en daar houdt het mee op. Met recht en onrecht hou ik me niet bezig. Dat raakt mij niet. Alles wat bestaat is deel van mij. Als het ene in het andere verandert doet mij dat niets. Daardoor gaat er niets van mij af, raak ik niks kwijt. Dat een verandering voor de wezens die die verandering ondergaan pijnlijk kan zijn, is deel van het bestaan als levende wezens. Alleen als er geen verandering is, is er ook geen pijn meer. Maar als elke verandering op zou houden te bestaan dan zou het universum ophouden te bestaan. Dat universum bestaat immers bij gratie van een continu proces van verandering. Dat is met de bestaansvorm leven niet anders. Het leven kan alleen maar bestaan bij gratie van de dood. Geen enkel levend wezen kan bestaan zonder de levens van andere levensvormen aan te tasten.

Toevalligheid
Sommige mensen nemen aan dat ik dit universum heb veroorzaakt zodat zij er in kunnen bestaan. Maar de waarheid is dat ik helemaal niet bepaald heb dat er zoiets als de mens zou ontstaan. Het enige dat ik gedaan heb, en ook wilde doen, was het universum veroorzaken, als deel van mij. Waar die wens vandaan kwam weet ik eigenlijk niet. Maar opeens was dat universum er. En vanaf dat moment was er tijd en ruimte. Dat er binnen dat universum levensvormen zijn ontstaan is niet iets dat ik per se gewild heb. Ik heb er niks op tegen hoor, maar het is niet de kroon op mijn schepping. Ik heb nog niet eens de bedoeling gehad om te scheppen. Het is alsof ik een steen in een vijver heb gegooid om de rimpels te kunnen zien. En één van die rimpels is het leven. Dat is een grappige toevalligheid, maar het was nooit mijn bedoeling. Neem dat maar van mij aan.

Een diersoort
Dat er binnen die rimpel een diersoort is ontstaan die zich verbeeldt dat de bedoeling van het universum het ontstaan van die diersoort was, is eigenlijk alleen maar grappig. Uiteindelijk rimpelt die diersoort ook weer weg.

Het bestaan
Het bestaan bestaat niet om een reden. Het bestaan heeft ook geen doel. Wat bestaat, bestaat, en dat is alles. En als je het geluk hebt even deel uit te maken van dat bestaan, en het besef te hebben van het feit dat je bestaat, neem dan niet aan dat ik dat bestaan voor jou heb veroorzaakt. Per slot van rekening heb jij je ontbijt ook niet gegeten om de bacteriën in je maag en darmkanaal voedsel te verschaffen. Of wel soms?

Deel van alles
Ik ben Alles wat er is. Anders dan sommige mensen denken, wens ik niet te onderwerpen. Ik ben zo groot dat ik dat niet nodig heb. Dat je bestaat heb je aan mijn bestaan te danken. Je bestaat als een deel van mij. En dat zou eigenlijk voldoende moeten zijn. Neem dat maar van me aan.