Ontworteld
Ik heb me heel lang ontworteld gevoeld. Ik was zeventien toen ik uit mijn geboortestad Maastricht vertrok omdat ik me daar niet meer thuis voelde. In de stad waar ik vervolgens negen jaar verbleef, bouwde ik weliswaar een leven op, maar me echt thuis voelen deed ik ook in Den Bosch niet. In 1980 kwam ik in Utrecht terecht. Niet om te studeren of om te werken, maar toevallig, omdat een vriendin een etage had gekraakt en me aanbood die etage met haar te delen. Ik bleef in Utrecht wonen, ook toen ik in Amersfoort ging studeren en later een baan kreeg in Den Haag. Ik woonde graag in Utrecht, ook omdat het zo centraal gelegen is, maar ik had geen binding met de stad en kende er ook vrijwel niemand.

Gast in de stad
Toch vond ik dat niet echt onprettig. Het was alsof ik een bezoeker was, een reiziger, een toerist. Ik leerde de stad steeds beter kennen en bleef er naar kijken als een buitenstaander. Daardoor zag ik de stad anders. Ik beleefde de stad ook anders. Niet als bewoner maar als gast.

Twee plekken
Vaak had ik het gevoel dat ik een vreemdeling in een vreemd land was. Dat ik feitelijk nergens thuis hoorde. Binnen in me knaagde dat. Ergens was ik de weg kwijtgeraakt, was mijn thuisgevoel verdwenen. Steeds vaker droomde ik van de boerderij van mijn grootouders en van de noodwoning op Mariaberg waar ik tot mijn tiende jaar gewoond had. Naar die twee plekken verlangde ik terug. Steeds vaker dagdroomde ik dat ik rijk genoeg was om die twee plekken terug te kunnen kopen, zodat ze weer van mij zouden zijn.

Verkocht
Beide plekken zijn mij in mijn jeugd ontnomen zonder dat ik er iets over te zeggen heb gehad. De boerderij van mijn grootouders werd verkocht toen ik acht jaar was. Ik kwam er elke week. Elke week werd ik begroet door Johnny, de waakhond, die luid blaffend op me af stormde en tegen me opsprong, blij dat hij mij weer zag. Elke week ging ik even de grens over om bij Marie langs te gaan die een van de naaste buren van mijn grootouders was. Ik was er graag. Ik hield van de geur van de mestvaalt en van de kippen en varkens en schapen en konijnen. Ik hield van de zandweg waaraan die boerderij lag, aan het opstuiven van dat zand en aan de begroeiing tussen de karrensporen. Maar ineens was dat mijn wereld niet meer. Weg. Verkocht aan iemand anders.

Boezemvriend
Twee jaar later verhuisden we van onze noodwoning op Mariaberg naar een rijtjeshuis op Caberg. Dat ik daardoor van school moest wisselen, vond ik niet zo erg, maar dat ik daardoor mijn boezemvriend Frans, waarmee ik in de eerste klas van de kleuterschool bevriend was geraakt, niet meer zag, vond ik bijna onverdraaglijk.

Moeder
Bij mijn moeder hoefde ik niet aan te komen met mijn verdriet om het verlies van die twee plekken. Ik vertelde haar dat ik mijn boezemvriend Frans zo miste en haar reactie was: ‘Nou, dan maak je toch gewoon een nieuw vriendje.’ En dat ik ons huisje miste ging er bij haar helemaal niet in. Ze was veel te blij dat ze weg was uit dat vochtige krot. Ze kon zich, denk ik, helemaal niet voorstellen dat ik dat vochtige krot miste. En de boerderij van mijn grootouders hadden mijn ouders kunnen kopen, maar mijn moeder wilde daar niet wonen. Het idee alleen al kon haar, jaren later, nog tot hysterie brengen. Als mijn moeder iets afschuwelijk vond, dan was dat afschuwelijk. Dat iemand anders iets wat zij afschuwelijk vond aantrekkelijk kon vinden, ging er bij haar niet in.

Heimwee?
Ik heb, nadat we uit dat vochtige krot verhuisd waren, gedurende een lange tijd niet echt meer kunnen aarden. Ik bleef terugverlangen naar die twee plekken waar ik me, in mijn jonge jaren, zo thuis had gevoeld. Heimwee. Maar toch niet precies. Ik heb lange tijd gedacht dat het heimwee was en dat ik die heimwee kwijt zou kunnen raken als ik terug naar Maastricht zou kunnen gaan en die plekken voor mezelf zou kunnen opeisen, door bijvoorbeeld de boerderij van mijn grootouders terug te kopen. Ik fantaseerde dat ik een fikse prijs in de Staatsloterij zou winnen en daardoor mijn droom waar zou kunnen maken.

Maastricht
Ook miste ik de binnenstad van Maastricht. Het Stokstraatkwartier bijvoorbeeld, waar mijn vader als uitvoerder leiding had gegeven aan de restauratie van die buurt. De vertrouwdheid van de binnenstad met de Markt en het Vrijthof, het stadspark, de kerken, de winkelstraten. Maar dat gemis was minder groot omdat ik, als ik dat wilde, de trein kon nemen, door de stad kon banjeren en dezelfde dag de trein terug kon nemen.

Alles werd anders
Meer dan de stad zelf, miste ik die twee plekken. Maar het gekke is dat die twee plekken eigenlijk ook niet meer waren wat ze waren geweest. De boerderij van mijn grootouders was grondig verbouwd en kon ook helemaal geen dienst meer doen als boerderij. De mestvaalt was verdwenen, Johnny en Marie waren dood. Er liepen geen kippen of schapen meer rond. Het was de boerderij van mijn grootouders helemaal niet meer.

Nostalgie
Ook de noodwoning op Mariaberg was een aantal keren verbouwd en Mariaberg zelf veranderde ook grondig. Daarbij miste ik vooral mijn vriendje Frans en die woonde er al lang niet meer. Ik verlangde dus niet zozeer naar die plekken zelf als wel naar hoe die plekken waren toen ze nog deel van mijn wereld waren. Wat ik voelde was dus geen heimwee, maar nostalgie of misschien was het allebei wel.

Het verlies van iets waardevols
Ik denk dat de emotie die ik voelde “het niet kunnen verdragen van het verlies van iets waardevols” was, zonder daar zelf iets over te zeggen te hebben gehad, maar ook zonder er echt om te mogen rouwen. Dat weerhield me er lange tijd van om me ergens anders geworteld te durven voelen. Want dat is de essentie van die emotie; ontworteling. Het was de ontworteling waar ik niet mee kon leven. En liever dan nog een keer ontworteld te worden, wortelde ik maar helemaal niet meer. Behalve dan door te dromen dat ik weer terug naar mijn wortels kon. Maar op een gegeven moment realiseerde ik me dat het een droom was, en dat datgene waar ik naar terug verlangde er helemaal niet meer was, dat die plekken alleen gekoppeld aan het verleden bestonden en nooit meer van mij zouden kunnen worden. Als het verlangen naar het verleden er niet was, zou ik helemaal niet naar die plekken verlangen.

Aarden
Pas toen ik me realiseerde dat ik, zelfs als ik terug zou kunnen, en die plekken weer op zou kunnen eisen, dat niet meer zou willen, kon ik aarden waar ik was en waar ik nu nog steeds ben. Door de aanname dat ik gelukkig zou zijn als ik terug zou kunnen krijgen wat ik kwijt was geraakt te vervangen door de aanname dat ik daar echt niet gelukkiger door zou worden, kon ik pas gelukkig zijn waar ik was, en waar ik nog steeds ben.

Emoties
Ik ben geen slaaf van mijn emoties. Ik heb er wel degelijk iets over te zeggen. Emoties bestaan voor een groot deel uit aannames, en als ik die aannames analyseer en aan weet te passen en te veranderen, verander ik mijn emoties ook.

Bouwstenen
Voor een groot gedeelte is het het verstand dat emoties bepaalt. Gevoelens zijn hooguit de bouwstenen. Het denken bepaalt hoe daarmee gebouwd wordt.