Vooruitgang
Groei is goed en meer is beter. Dat is de aanname die veel politici en economen aanhangen. Economische gezondheid wordt gemeten aan economische groei. Elk jaar moet de economie toenemen want stilstand is achteruitgang, is de aanname. Een vreemde aanname. Als ik naar huis loop en bij een zebrapad stop om te wachten op groen licht, sta ik weliswaar stil, maar ga ik echt niet achteruit. Mijn afstand tot mijn huis blijft op dat moment even groot. Hoewel die afstand niet kleiner wordt als ik stilsta, wordt die afstand ook niet groter. En als ik bij mijn voordeur aangekomen niet stil blijf staan (om de sleutel in het slot te doen) maar blijf doorlopen, blijf ik weliswaar vooruit gaan, maar thuiskomen gaat me dan nooit meer lukken.

Huizen kopen
Zo’n vijftig jaar geleden besloten toenmalige politici dat het goed voor de huizenmarkt zou zijn als zoveel mogelijk mensen een huis zouden kopen. Dat werd onder andere gestimuleerd door de hypotheekrente-aftrek, een belastingmaatregel die gunstig zou moeten zijn voor huizenkopers. Hoe meer mensen overgingen tot het kopen van een huis, hoe hoger de huizenprijzen werden. Ook dat werd als gunstig voor de economie gezien. Het betekende, zo werd gedacht, dat het bezit van een huis alleen maar tot financieel voordeel leidde.

Winst
Vrienden van me kochten een huis voor 40.000 gulden en verkochten dat huis een paar jaar later voor 125.000 gulden. Ze verhuisden naar een andere stad en kochten daar een huis voor diezelfde prijs. Dat huis hadden ze, een paar jaar eerder, waarschijnlijk ook voor 40.000 kunnen kopen. Dus wat was hun winst? Feitelijk niets.

Huizenprijzen
We moeten allemaal wonen. Als huizenprijzen de pan uit stijgen dan betekent dit dat wonen duurder wordt. In eerste instantie voor mensen die voor het eerst een huis kopen, maar het zorgt er ook voor dat huren steeds duurder wordt. Het is immers niet voornamelijk het bouwen van een huis dat de prijs er van bepaalt, maar de prijs van de grond waarop dat huis staat. Als dat niet zo zou zijn dan zouden oude huizen vrijwel niets hoeven kosten. De bouwprijs van die huizen is immers allang afbetaald.

Vraag en aanbod
De prijs van huizen wordt vooral bepaald door de vraag. En die vraag is, sinds de tweede wereldoorlog, groter dan het aanbod. Daardoor zijn de prijzen van huizen zo hoog. Tegelijkertijd is de aantrekkelijkheid van het bezit van een huis, het gegeven dat de waarde van dat huis blijft stijgen. Als de waarde van huizen zou dalen, ontstaat er een groot probleem voor vrijwel alle huizenbezitters. Dan wonen ze in een woning die minder waard is dan wat ze er voor hebben betaald, en hebben ze een schuld die groter is dan de waarde van het huis waarvoor ze die schuld zijn aangegaan. Dat is de reden dat huizenprijzen moeten stijgen. Daardoor worden de woonlasten ook steeds hoger. En dat gaat uiteindelijk, zo neem ik aan, tot gigantische rampen leiden. Het zal er uiteindelijk voor zorgen dat die woonlasten voor veel mensen niet meer op te brengen zijn.

De verhoudingen
Ik was 17 toen ik als leerling-verpleegkundige in een psychiatrische inrichting ging werken en ik verdiende daar 500 gulden per maand. Ik weet niet precies wat mijn vader, als uitvoerder in de bouw, per maand verdiende, maar we kunnen veilig aannemen dat dat meer dan het dubbele was. Mijn ouders betaalden voor hun nieuwbouwwoning in de sociale huursector 120 gulden huur per maand. Dat was nog geen 12 procent van het maandloon van mijn vader. Het was zelfs nog geen 25 procent van mijn maandloon. Het huurhuis, in de sociale sector, waar ik nu woon is 32 jaar oud. De huur die we betalen slokt ongeveer 50 procent van het inkomen dat ik nu heb op. Als mijn echtgenote geen inkomen zou hebben (zoals mijn moeder vroeger ook geen inkomen had) dan zou ik die huur niet zelfstandig  kunnen opbrengen. In verhouding zijn mijn inkomsten overigens niet minder dan de inkomsten van mijn vader toen ik 17 jaar oud was. En al helemaal niet minder dan de inkomsten die ik toen zelf maandelijks binnenkreeg. Waarom is de huurprijs van een sociale woning, in verhouding tot het inkomen twee tot vier keer zo duur geworden?

Wie heeft voordeel?
Wie profiteren daar dan het meeste van? Huizenbezitters? Alleen als ze zo slim waren, en de mogelijkheid hadden, om het huis in een goedkope periode te kopen, in dertig jaar hun hypotheek af te lossen en nu nog maar kort te leven hebben. Dan kunnen ze hun huis duur verkopen en de laatste paar jaar van hun leven van die winst genieten. Wel zullen ze dan een woning in de vrije sector moeten huren, en daar maandelijks een fiks bedrag moeten ophoesten voor hun woongenot. Dan moeten ze niet verbaasd zijn als hun dat vijftien- tot twintigduizend euro per jaar kost (voor datzelfde bedrag hadden ze zo’n vijftig jaar geleden een woning kunnen kopen).

Wie profiteert?
Als wonen voor vrijwel iedereen zoveel duurder is geworden, dan is het belangrijk om je af te vragen wie daar het meest van profiteert. En ook wie er, uiteindelijk, het meest profiteert van die hypotheekrenteaftrek, die ooit was bedoeld om de woningmarkt te stimuleren. Per slot van rekening zorgde die hypotheekrenteaftrek er voor dat mensen meer konden betalen voor een woning. En in een markt waar de vraag groter is dan het aanbod, stijgen de prijzen voor een huis dan vanzelf. De voordelen van hypotheekrenteaftrek voor kopers worden tenietgedaan doordat door die aftrek de huizenprijzen stijgen, wat vooral gunstig is voor verkopers en al diegenen die aan de verkoop van huizen verdienen.

Makelaars, speculanten, hypotheekverstrekkers, bouwbedrijven, huisjesmelkers
Wie zijn degenen die het grootste voordeel hebben van een woningmarkt waarin wonen steeds duurder wordt? Als koopwoningen in prijs stijgen dan krijgen makelaars meer commissie. Grondspeculanten kunnen dan hogere prijzen vragen voor bouwgrond. Hypotheekverstrekkers kunnen hogere hypotheken aan kopers slijten. Grote bouwbedrijven kunnen hogere prijzen voor nieuwbouwwoningen vragen en huisjesmelkers kunnen hogere huren bedingen. Overigens worden niet alleen de lasten van wonen hoger, maar ook de lasten van het huren van winkelpanden, kantoren en horecapanden.

Huurders en kopers
Wie betalen al die winsten? Dat zijn de huurders van woningen, de kopers van woningen en iedereen die iets in een winkel of horeca-gelegenheid koopt. De huren die die winkeliers en horeca-uitbaters betalen, moeten ze namelijk wel verdienen en worden dus doorberekend in de prijzen voor de producten en diensten die ze verkopen. Op die manier betalen we niet alleen huur voor de woning waar we in wonen, maar ook een deel van de huur van de winkels en horecagelegenheden waar we gebruik van maken.

Slopen
Vlak na de crisis in 2008 zakte de woningmarkt even in. Paniek! In sommige gebieden dreigden huizen wel heel goedkoop te worden. De oplossing die werd geopperd was simpel: er moest worden gesloopt! Zo kon die krimpende woningmarkt weer vlot worden getrokken! Wonen mocht niet te goedkoop worden! Ten koste van alles moest voorkomen worden dat het aanbod aan huizen groter werd dan de vraag.

Verdienmodel
Dat betekent dat de politiek de belangen van de makelaars, bouwbedrijven, speculanten, hypotheekverstrekkers en huisjesmelkers veilig wilde stellen. Want stel je voor dat huizen minder waard zouden worden doordat de vraag kleiner zou worden dan het aanbod; dat zou een ramp betekenen voor het verdienmodel van die makelaars, bouwbedrijven, speculanten, hypotheekverstrekkers en huisjesmelkers. Dan zou het hele kaartenhuis in elkaar donderen. Dan zou de woningmarkt onder water komen te staan, zoals dat heet.

Woningbouwverenigingen
Gelukkig trekt de woningmarkt de laatste jaren weer aan. Nou ja, het is maar wat je gelukkig noemt. In mijn wijk, in de binnenstad van Utrecht, worden de sociale huurwoningen die vrijkomen allemaal verkocht. Dat levert de woningbouwvereniging veel meer op dan verhuren. Er worden niet veel sociale huurwoningen bijgebouwd, onder andere omdat de woningbouwverenigingen jaarlijks een extra toeslag aan de staat moeten overmaken van zo’n anderhalf miljard. Koopprijzen voor woningen rijzen de pan uit en de huren in de vrije sector zijn zo hoog dat mensen met een minimumloon aan hun volledige salaris niet genoeg hebben om de huur van een driekamerappartement te kunnen betalen.

Wonen onbetaalbaar
Als de woningmarkt op deze manier door blijft groeien, dan zal het niet lang duren voordat wonen voor een groot deel van de bevolking niet meer te betalen zal zijn. Dat is het gevolg van het geloof dat groei een essentiële voorwaarde voor een gezonde economie is.

Onbeperkte groei?
Als er geen rem op groei zit, dan is dat niet gezond. Mensen die maar door blijven groeien krijgen daar uiteindelijk veel last van. Geen enkele reus met extreme obesitas is echt gezond te noemen. Groei is goed tot een bepaald punt. Dan hoort die groei te stoppen. Dat is niet alleen bij mensen zo, dat is ook zo als je naar de economie kijkt. Huizenprijzen kunnen niet ongestraft blijven stijgen, zonder dat dat, uiteindelijk, tot maatschappelijke rampen leidt. Winsten kunnen niet ongestraft gemaximaliseerd worden, zonder enorme economisch schade te berokkenen.

Groei essentieel?
De aanname dat groei van essentieel belang is voor een gezonde economie, zit veel politici en economen in de weg. Doordat ze die aanname als een basisaanname beschouwen, zijn ze blind geworden voor de gevaren van ongelimiteerde groei.

Aanname
Alleen daarom al is het belangrijk dat je elke aanname die je hebt ter discussie durft te stellen. Zeker als iedereen in je omgeving diezelfde aanname aanhangt. Dat vrijwel iedereen het met elkaar eens is, betekent niet dat het ook zo is. Ook als de meeste mensen denken dat de zon om de aarde draait, hoeft dat niet zo te zijn. Dan kan het zijn dat de enige die die aanname ter discussie stelt gelijk heeft.