
ruud's aannames aflevering 3
De mensen zijn niet te vertrouwen
De bel ging. Ik liep naar beneden en deed de voordeur open. Daar stond een vrouw van middelbare leeftijd die mij begroette met de woorden: ‘De mensen zijn niet te vertrouwen, de enige in wie wij vertrouwen kunnen hebben is God.’ ‘Hoezo zijn de mensen niet te vertrouwen?’ vroeg ik verbaasd. Ze keek me niet begrijpend aan. ‘Laatst leende ik iemand vijfhonderd gulden,’ zei ik, ‘en onlangs kreeg ik die terug. De meeste mensen zijn juist meestal wel te vertrouwen. Het is veel zeldzamer dat mensen onbetrouwbaar blijken.’ ‘Maar de enige die u altijd kunt vertrouwen is God,’ probeerde ze nog. ‘Abraham was een trouwe dienaar van God en kreeg desondanks van God de opdracht om zijn enige zoon te offeren,’ begon ik, ‘en dan heb ik het nog niet eens gehad over die arme Job, die zijn trouw aan God moest bekopen met allerlei rampspoed. Die God van u, dat vind ik een klootzak.’ Het was eruit voor ik er erg in had. De arme vrouw was hevig geschokt. ‘Nou, dat is dan voor uw rekening,’ zei ze en ze maakte dat ze wegkwam.
De essentie van de mens
Door sommige mensen wordt aangenomen dat de mens in essentie slecht is. Om die aanname aannemelijk te maken, komen ze met allerlei voorbeelden waaruit dat zou blijken. Als je die mensen er op wijst dat er ook genoeg tegenvoorbeelden zijn, zullen ze proberen die te weerleggen. Een populaire manier om altruïstische daden toch negatief te kunnen duiden is de aanname dat iemand alleen maar goed doet omdat hij of zij zich daar goed door voelt. Dat iemand goed doet is daarom, zo is de redenering, eigenlijk een egoïstische daad.
Voorbeelden
Door sommige mensen wordt aangenomen dat de mens in essentie goed is, maar dat het de omgeving is die mensen tot slecht gedrag verleidt. Ook die mensen kunnen veel voorbeelden aanhalen waaruit blijkt dat de mens in essentie goed is.
Aannames en voorbeelden
Als je aanneemt dat de mens in essentie slecht is, dan zul je in het sociale verkeer talloze voorbeelden vinden om die aanname te staven. Als je aanneemt dat de mens in potentie goed is, dan zul je, net zo gemakkelijk, talloze voorbeelden vinden om dat idee aannemelijk te maken.
Volgers van Confucius
De controverse tussen aanhangers van de aanname dat mensen in essentie slecht zijn en aanhangers van de aanname dat mensen in essentie goed zijn, is al zo oud als de mensheid zelf. Confucius had twee belangrijke volgers; Mencius en Xunzi. Mencius ging uit van de aanname dat de mens in essentie goed was en alleen door verleiding van buiten tot het slechte kon komen en Xunzi ging uit van de aanname dat de mens in essentie slecht was en alleen door strenge regels van buitenaf tot het goede te bewegen is.
Basis en invulling
Beiden waren overtuigd van het eigen gelijk. Hoewel de basisfilosofie, het confucianisme, hetzelfde was, was hun basisaanname over de aard van de mens aan elkaar tegengesteld. Dat maakte nogal wat uit voor hun invulling van het confucianisme.
De aard van licht
Bij zo’n tegenstelling in aannames moet ik onwillekeurig denken aan de aard van het licht, volgens de natuurkunde. Als je aanneemt dat licht uit deeltjes bestaat, dan kun je dat, met behulp van meetapparatuur aantonen. Als je aanneemt dat licht uit golven bestaat, dan kun je dat, met behulp van meetapparatuur, ook aantonen. Je kunt niet beiden tegelijkertijd met meetapparatuur aantonen. Je meetapparatuur bepaalt wat je ziet. Of licht uit golven bestaat of uit deeltjes is niet te bepalen. Dat licht beiden tegelijkertijd is, ook niet. Het hangt van je aanname of wat je waarneemt.
Visie op jezelf
Het probleem is natuurlijk ook dat dé mens niet bestaat. De visie die iemand op de mens heeft wordt voor een groot deel bepaald door de visie die die mens op zichzelf heeft. Als je je eigenbelang boven het belang van anderen plaatst, zul je al snel denken dat anderen wel hetzelfde zullen doen. En omdat je daardoor aanneemt dat mensen nou eenmaal egoïstisch zijn, vind je daarin ook de bevestiging van de logica van je eigen egoïstische handelen. ‘Als ik het niet doe, doet een ander het wel,’ is dan het credo.
Norm van welwillendheid
Als je je eigenbelang niet boven het belang van anderen plaatst, zul je ook al snel denken dat dat, in essentie, bij anderen ook wel zo zal werken. En omdat je daardoor aanneemt dat mensen nou eenmaal sociale dieren zijn, die elkaars welbevinden hoog in het vaandel hebben, zul je jezelf aanpassen aan die norm van welwillendheid.
Opgroeien
Dat de omgeving waarin je opgroeit daar een belangrijke rol in speelt, lijkt mij geen vergezochte aanname. Als je groot groeit in een gezin waarin er een grote competitie tussen de gezinsleden bestaat, en je daardoor bijna gedwongen bent assertief voor jezelf op te komen, dan zal dat je aanname over mensen in het algemeen mede bepalen. Als je opgroeit in een gezin waar saamhorigheid de norm is, en je niet gedwongen bent assertief voor jezelf op te komen, dan zal dat je aanname over mensen in het algemeen, net zo, mede bepalen.
De positievere aanname
Ik neem aan dat de aanname dat de meeste mensen in essentie goed zijn een positievere aanname is dan de aanname dat de meeste mensen in essentie slecht zijn. Want als je aanneemt dat de meeste mensen in essentie goed zijn, ga je anders om met je medemensen dan wanneer je aanneemt dat de meeste mensen in essentie slecht zijn.
Wantrouwen
Als je uitgaat van de slechtheid van de mens, dan zul je geneigd zijn tot strenge wetten en regels om die slechtheid te beteugelen. Dan ga je er van uit dat mensen niet betrouwbaar zijn en als ze de kans krijgen de boel zullen belazeren. Dan zul je niet anders kunnen dan je medemensen, in principe, wantrouwen. Dat wantrouwen bepaalt dan ook de relatie die je met mensen aangaat.
Vertrouwen
Als je uitgaat van de goedheid van de mens, dan zul je geneigd zijn wetten en regels soepel toe te passen. Omdat je er van uitgaat dat mensen betrouwbaar zijn, zul je ze ook, in principe, vertrouwen. Dat vertrouwen bepaalt dan ook de relatie die je met mensen aangaat.
Leerpotentie
Er is ooit een interessant onderzoek gedaan naar het effect van verwachtingen. Een aantal leerkrachten werd verteld dat een paar, tot dan toe middelmatig scorende, leerlingen, een bijzonder grote leerpotentie hadden. Dat zou uit een test gebleken zijn. In werkelijkheid was dat niet zo; die leerlingen waren willekeurig gekozen door degene die het onderzoek deed. Opvallend was dat die leerlingen op het einde van het schooljaar tot de best presterende leerlingen van de klas waren gaan behoren. Niet omdat ze daadwerkelijk meer leerpotentie hadden dan anderen, maar omdat de leerkracht dacht dat dat zo was. Doordat hij, op grond van de informatie die hij had gekregen, was gaan aannemen dat deze leerlingen bijzondere kwaliteiten hadden, was hij ze ook zo gaan behandelen en waren die kwaliteiten ook werkelijkheid geworden.
Stimulatie
Als we aannemen dat de mens in essentie goed is, zou dat wel eens eenzelfde effect kunnen hebben. Door uit te gaan van de goedheid van de mens, zouden we de goedheid van de mens weleens kunnen stimuleren. Als we uitgaan van de slechtheid van de mens, kan dat er ook voor zorgen dat we de slechtheid van de mens stimuleren.
Beperkingen
Dat dit zijn beperkingen heeft is ook duidelijk. Je kunt een leerkracht niet wijsmaken dat iemand die een duidelijke verstandelijke beperking heeft hoogbegaafd is. Maar zelfs dan kan het zijn dat je iemand kunt overtuigen dat er veel meer in die verstandelijk beperkte mens zit dan hij of zij vermoedt en kan dat een positief effect hebben op de ontwikkeling van die persoon.
Potentie voor welwillendheid
Niet ieder mens heeft een zelfde talent voor welwillendheid. Maar in ieder mens kan welwillendheid worden gestimuleerd door in de potentie ervan te geloven. Als we aannemen dat iedere mens tot een zekere mate van welwillendheid in staat is, dan kunnen we, daardoor alleen al, de potentiële welwillendheid tussen mensen onderling vergroten.
Keuze voor welwillendheid
Alleen al door aan te nemen dat mensen tot het goede geneigd zijn, bevestigen we het goede in de mens. Door aan te nemen dat welwillendheid beter is dan onwelwillendheid, bevestigen we de welwillendheid in onszelf en anderen. Ik neem aan dat de wereld daar niet slechter van wordt. Daarom kies ik er voor om aan te nemen dat mensen tot het goede geneigd zijn en dat welwillendheid beter is dan onwelwillendheid.
Ruud Moors’ eerdere afleveringen van zijn serie Aannames en zijn eerdere wekelijkse bijdragen aan dit magazine vind je hier: