
ruud's aannames aflevering 33
Vernederen
‘Ik laat me niet vernederen!’ zei ik tegen Krista, mijn echtgenote, nadat ik uitgevallen was tegen de buurvrouw op de volkstuin, terwijl ik me nog zo voorgenomen had rustig te blijven tijdens de onvermijdelijke confrontatie die ik met haar moest aangaan. Dat laatste was me niet gelukt. Integendeel, ik had me door die buurvrouw laten uitlokken tot een schreeuwpartij waar ik niet trots op ben. Toen we een paar uur na dat incident weer thuis waren en het incident, dat mijn vrouw op haar mobiel had vastgelegd, een paar keer hadden teruggekeken, zei Krista: ‘Een Fiorito laat zich niet op de vingers tikken!’ ‘Wat bedoel je?’ vroeg ik. ‘Nou, dat heeft wel raakvlakken met ‘ik laat me niet vernederen,’ zei Krista.
Fiorito
Mathieu Fiorito woonde in de woongemeenschap waar ik, na mijn scheiding van mijn eerste echtgenote, was gaan wonen. Mathieu Fiorito was weliswaar geen echte bewoner, maar een tijdelijke gast, maar woonde er toch al langer dan ik. In die woongemeenschap waren er twee kamers gereserveerd voor mensen die tijdelijk opvang nodig hadden. Die woonden er tegen een kleine vergoeding. Hoewel Mathieu niet armlastig was, hij reed in een sportwagen, vond hij het wel goed zo. Hij woonde er goedkoop en at voor een habbekrats mee. Dus Mathieu deed geen moeite andere woonruimte te zoeken. Mathieu en ik lagen elkaar niet echt.
Een tik
Het was mijn kookbeurt en ik was bezig met het maken van een maaltijdsoep voor een aantal mensen, waarvan nog niemand thuis was. Alleen Mathieu was al in huis (de andere bewoners kwamen later) en kwam de keuken binnen om te kijken wat ik aan het koken was. Ik word niet graag gestoord tijdens het koken, maar daar had Mathieu geen boodschap aan. De soep rook lekker, dus nam hij een lepel, duwde me weg en proefde de soep. ‘Mathieu, ik hou er niet van als je me stoort als ik aan het koken ben,’ zei ik. Maar ook daar had Mathieu geen boodschap aan. ‘Nog even proeven,’ zei hij en probeerde me weg te duwen terwijl hij zijn lepel in de aanslag had. ‘Stop daar mee Mathieu,’ zei ik en gaf hem een kleine tik met een pollepel op de hand waarmee hij de lepel vasthield.
Een Fiorito laat zich niet op de vingers tikken
Mathieu liet zijn lepel meteen vallen, greep me naar de keel, smeet me tegen de muur en schreeuwde, wild van drift: ‘Een Fiorito laat zich niet op de vingers tikken!’ ‘Rustig man,’ zei ik en na nog even mijn keel dichtgeknepen te hebben, duwde hij mij van zich af. Ik zette het vuur laag en liep, trillend op mijn benen, naar de telefoon om vrienden te vragen of ik even, een paar dagen, bij hun kon komen schuilen. Dat mocht en ik pakte mijn jas en ging naar het station om de trein naar Utrecht te nemen waar die vrienden woonden.
Kantelmoment
Ik heb dat verhaal vaker aan tafel verteld, omdat dat moment een kantelmoment uit mijn leven bleek te zijn. Bij die vrienden kwam ik Marjan tegen, die daar ook tijdelijk opgevangen werd omdat ze geen woonruimte had en daar raakte ik mee bevriend. Een paar maanden later kraakte Marjan, met hulp van een buurtcomité, een etage in de Oosterbuurt in Utrecht. Toen ik haar vertelde dat ik weg wilde uit die woongemeenschap in Den Bosch, naar aanleiding van de gebeurtenis met Mathieu Fiorito, bood ze me een van de twee kamers van die etage als woonruimte aan. Zo kwam ik in Utrecht terecht. Mijn hele leven zou anders zijn verlopen als dat niet zo was geweest.
Vervelend
Hoe vervelend ik het ook vond om te erkennen, ik kon er niet omheen dat Mathieu’s opmerking: ‘Een Fiorito laat zich niet op de vingers tikken!’ en mijn eigen opmerking: ‘Ik laat me niet vernederen!’ van eenzelfde vooronderstelling uitgaan en eigenlijk dezelfde oorsprong hebben.
Uitlokken
Als je uitgaat van de aanname dat je je niet mag laten vernederen, dan ben je, paradoxaal genoeg, gemakkelijker te vernederen dan wanneer je accepteert dat een ander je kan proberen te vernederen. En eigenlijk weet ik dat ook wel. Mijn makke is dat ik de aanname dat je je niet mag laten vernederen met de paplepel heb binnen gekregen. Dat geldt ook voor mijn broer, maar die liet zich niet zo makkelijk uitlokken. Ik wel. Als iemand me, in de eerste drie klassen van de lagere school, uitschold voor ‘Roedmoos’ of voor ‘Mooswief’ dan sloeg ik erop. ‘Ik liet me niet vernederen!’ Het gevolg was dat het een spel werd om me uit te schelden en me op die manier witheet van woede te krijgen.
Klaar? over!
Vlak voordat ik naar de vierde klas ging, verhuisden we en ging ik naar een andere lagere school waar niemand mij kende. Mijn moeder wees me erop dat ik daardoor een kans had om mijn gedrag te veranderen en te zorgen dat ik op deze school niet als een opgewonden standje, dat gemakkelijk uit te lokken was, zou worden gezien. Dus hield ik me gedeisd. Dat hielp. Omdat niemand op die school wist dat ik zo gemakkelijk uit te lokken was, werd dat ook niet gedaan. Ik heb maar één keer een akkefietje gehad; toen ik klaarover was en een jongen de weg overstak zonder op mijn teken te wachten. Dat verdroeg mijn eer niet en ik sleepte hem aan zijn capuchon terug de weg over en dwong hem netjes te wachten tot ik het teken gaf.
Zwakke plekken
‘Jij vertelt jezelf dat je vernederen niet verdraagt,’ zei Krista, ‘en daardoor reageer je zoals je reageert.’ Die buurvrouw zocht mijn zwakke plekken en op het moment dat ik daar kwaad om werd, gooide ze olie op het vuur. Dat deed ze door me geen ruimte te geven om uit te leggen wat mij dwarszat, maar daar dwars doorheen te praten. Dat lokte mijn stemverheffing uit. Vervolgens ging ze mijn houding bekritiseren: ‘Moet je nou eens kijken hoe je daar staat, je maakt je belachelijk man, achterlijke kerel.’ Ik had nog niet eens bewust door dat ze dat deed, maar reageerde er automatisch op door mijn frustratie luidkeels te uiten en haar een ‘trut’ te noemen.
Terugschreeuwen
In de confrontaties die Krista met die buurvrouw heeft, blijft Krista altijd kalm. Als ze dan op normale toon zegt wat ze te zeggen heeft, schreeuwt de buurvrouw dat ze dat niet wil horen. Toen ze tegen mij schreeuwde, schreeuwde ik er, veel harder, over heen. Niet handig, want dat was voor haar aanleiding om mij op mijn schreeuwen aan te spreken. Wat ik mijzelf kwalijk neem is dat ik daar ingetrapt ben. De aanname dat ik me niet mag laten vernederen is daar mede debet aan.
Een formaliteit
Waarom zou ik mij gedrag dat bedoeld is om mij te vernederen, persoonlijk aantrekken? Feitelijk zegt dat niets over mij. Het lukt me niet altijd om dat zo te zien. Eigenlijk moet ik mezelf maar eens vaker herinneren aan het moment dat ik van het UWV een brief kreeg naar aanleiding van een uitspraak van de rechter dat één van de banen die het UWV voor mij geschikt vond, dat niet was en vervangen moest worden door een wel passende baan. Dat was een formaliteit omdat ik ondertussen volledig was afgekeurd (dat wil zeggen voor meer dan tachtig procent).
Urenbeperking
Ik had aan de rechter gevraagd om een negatief oordeel te vellen over het advies van een zogenaamde arbeidsdeskundige, die meende dat ik, ondanks dat ik vanwege mijn aandoening 16 uur per dag op bed doorbracht toch zonder urenbeperking zou kunnen werken. Absurd vond ik dat. Maar tot mijn grote verbazing mocht die arbeidsdeskundige daarvan uitgaan omdat de keuringsarts was vergeten duidelijk te stellen dat er doordat ik 16 uur per dag op bed lag dus sprake was van urenbeperking. Hoe krankzinnig ook, formeel had die arbeidsdeskundige gelijk. Volgens de regels mocht hij er, door die omissie van de keuringsarts, vanuit gaan dat ik geen urenbeperking had. Dat hoefde hij niet te doen, maar hij mocht het wel en maakte daar, met een satanisch genoegen, gebruik van. Het zinnetje ‘ER IS GEEN SPRAKE VAN URENBEPERKING’ was de enige zin in zijn verslag die volledig in hoofdletters was getypt. Degenen die bij het UWV gedwongen waren een passender baan voor mij te formuleren, waren op de hoogte van het feit dat ik de rechtmatigheid daarvan bij de rechter ter discussie had gesteld.
Matrassenvuller
Ze kregen zes weken de tijd om die passender baan te zoeken en vlak voor het verstrijken van die termijn kreeg ik de brief waarin die nieuwe, volgens hun passende, baan stond; matrassenvuller! Even sloeg de verbijstering toe. En toen zag ik, in gedachten, hoe de betreffende ambtenaren, glunderend om hun ‘humoristische’ vondst, achter hun bureau zaten. Gek genoeg werd ik niet kwaad, maar viel er een last van mijn schouders. Dit ging niet over mij. Die ambtenaren kenden mij niet persoonlijk. Ze zetten mij niet te kakken maar zichzelf. Als je als ambtenaar van het UWV dit soort gedrag meent te mogen plegen, dan neem je je werk en de mensen waarvoor je het doet, niet serieus.
Geen reactie
Als reactie schreef ik een kort briefje waarin ik te kennen gaf dat ik hun had willen wijzen op een aantal fouten die ze hadden gemaakt, zodat ze ervan zouden kunnen leren, maar dat ik door hun reactie helaas tot de conclusie moest komen dat ze helemaal niet van hun fouten wilden leren, en dat het daarom voor mij ook geen zin had om daar verder nog aandacht aan te besteden. Daar kreeg ik geen enkele reactie op. En dat had ik ook niet verwacht.
Afglijden
Na de confrontatie met de buurvrouw op ons volkstuincomplex, dacht ik hieraan terug. Als je aanneemt dat je je niet mag laten vernederen, ben je te vernederen. Als je de vernedering van je af laat glijden, ben je niet te vernederen. Die buurvrouw krijgt Krista niet vernederd omdat Krista haar pogingen om haar te vernederen van zich af laat glijden. Daardoor is ze niet te vernederen.
Respect
Soms kan ik dat ook. Soms kan ik het niet. Dat hangt af van de waarde die ik aan vernederen toeken. Als ik er geen waarde aan toeken, dan heeft het ook geen waarde. Als ik veel waarde toeken aan vernederen, dan heeft het ook veel waarde. Daarom wil ik mezelf inprenten dat de vernedering die iemand mij wil aandoen geen waarde heeft. Dat ik me er niet druk om hoef te maken. Waarom zou ik mijn handelen laten bepalen door het oordeel van iemand die geen respect voor me heeft?
Energie
Maar ook als het me niet lukt om een vernedering van me af te laten glijden, wil ik me daar niet al te druk om maken. De aanname dat ik me niet wil laten vernederen zit er diep ingesleten. Het kost tijd en moeite om zo’n diep ingesleten patroon te veranderen. Dat neemt niet weg dat ik de verantwoordelijkheid voor het veranderen van dat diep ingesleten patroon wel degelijk op me neem. Al was het maar omdat reageren op vernederen met woede me veel te veel energie kost. En de weinige energie die ik heb kan ik wel voor betere dingen gebruiken.
Ruud Moors’ eerdere afleveringen van zijn rubriek Aannames en zijn eerdere wekelijkse bijdragen aan dit magazine vind je hier: