Beroemdheid
Vroeger beschouwde ik beroemde mensen als bijzonder geslaagd. Een beroemde kunstenaar, muzikant of schrijver worden, dat leek me wel wat. Ik droomde van optredens waar ik door het publiek werd toegejuicht. Met de koptelefoon op draaide ik dan rocknummers en playbackte de zang en speelde luchtgitaar met de ogen dicht en een stadion vol bewonderaars in mijn hoofd. Niet dat ik echt geloofde dat roem voor mij was weggelegd. De wereld van grote kunstenaars, televisiesterren, popartiesten en schrijvers was mijn wereld niet. Ik kende ook niemand persoonlijk die in die wereld vertoefde.

De achterkant van de roem
Wat ik niet zag was de achterkant van de roem. Beroemd zijn was zo absoluut niet voor mensen als mij weggelegd dat ik helemaal niet besefte dat er een achterkant was. De glitter en de glamour was het enige dat voor mij zichtbaar was. Op televisie of in de krant komen leek me geweldig, maar ik kon me niet voorstellen dat mij dat ooit zou overkomen.

Lege erkenning
Grote roem heb ik ook nooit behaald. Gelukkig maar. Wel heb ik kleine roem mogen ervaren. Daardoor heb ik de achterkant van de roem wel een beetje leren kennen en ben ik me gaan realiseren dat beroemd zijn niet echt iets is om naar te streven. De erkenning die je als beroemd persoon krijgt is toch een beetje lege erkenning. Door beroemd te zijn wordt je niet meer als mens erkend, maar de erkenning geldt de beroemdheid zelf. Beroemde mensen worden geroemd omdat ze beroemd zijn.

Gezien worden
Ik wil gezien worden. Maar ik wil wel gezien worden als de persoon die ik ben. Ik wil gewaardeerd worden om wie ik ben, niet omdat ik, toevallig, beroemd ben. Mensen die om hun beroemd zijn worden gewaardeerd worden niet meer als mens maar als icoon gezien. Dat icoon zijn kan dan gemakkelijk belangrijker worden dan je mens zijn. Als je beroemd bent, ben je nooit meer zeker of mensen je mogen om wie je bent of graag in je buurt vertoeven omdat je beroemd bent.

Optreden
Mijn allereerste officiële optreden als singer-songwriter was in Paul’s Tapperij in Sliedrecht. Het was ook meteen mijn meest succesvolle optreden. Het publiek was welwillend en ik was op dreef. Zenuwachtig, dat wel, maar dat zorgde ervoor dat ik volledig geconcentreerd optrad. Er zaten een man of dertig in Paul’s Tapperij. Later trad ik nog een aantal keren op, onder andere op een man/vrouw festival ergens in het Noorden. Het succes van mijn eerste solo-optreden heb ik nooit weten te herhalen. Na een optreden of tien had ik het wel gezien.

Vijftien minuten roem
Met twee vriendinnen richtte ik, in de jaren tachtig van de vorige eeuw, de Negerzoenfanclub op. Gedurende twee jaar gaf ik elke maand de Negerzoenbode uit. Eén van die vriendinnen stuurde dat fanclubblad naar de Volkskrant die er een artikel aan besteedde. Toen was het hek van de dam. Verschillende kranten en tijdschriften vroegen om interviews en ook in een aantal radioprogramma’s werd ik uitgenodigd om te komen vertellen over onze fanclub en het blad dat ik uitgaf. We kwamen zelfs, al was het niet veel meer dan een minuutje, in een televisieprogramma voor jongeren. Dat waren mijn vijftien minuten van roem.

Cartoons en lokale tv
Ook werden er, in ongeveer dezelfde periode, een aantal cartoons van mij in Vrij Nederland en Propria Cures geplaatst. Via mijn werk kwam ik terecht in de wereld van de lokale televisie, waar ik meewerkte aan een kinderprogramma. Daar maakte ik, onder andere, het intro- en uitromuziekje voor en schreef en speelde een aantal liedjes in afleveringen van dat programma. Ik bepaalde ook de inhoud en vorm van dat programma mee. ’Asbak op straat’ heette dat programma. Het werd uitgezonden op Lokatel in Den Haag.

Een bandje
Ondertussen was ik bassist geworden in een bandje. ‘The End’ noemden we ons. Ook met dat bandje trad ik een aantal keren op. Met wisselend succes. Maar dat deed er niet toe, we hadden er lol in. We speelden alsof we sterren waren. Maar gelukkig zijn we dat nooit geworden.

Check, check, double check…
Alles waar ik ooit van had gedroomd had ik nu wel gedaan. Ik had solo-optredens gedaan, opgetreden in een band, ik had cartoons gepubliceerd in echte tijdschriften, die er in die tijd ook toe deden, en mijn fanclubblaadje had me aandacht in de pers en op de radio opgeleverd. Ik was zelfs medewerker van een televisieprogramma geworden, ook al was dat slechts lokaal. Ik was beroemder geworden dan ik ooit gedacht had…

De prijs van roem
Pas nadat ik, een beetje, aan roem had geroken, ging ik me afvragen of beroemd zijn eigenlijk wel zo leuk is. Beroemde mensen bleken, bij nadere beschouwing, vaak helemaal niet gelukkig te zijn. De bewondering die roem oogst vervangt de liefde waar naar verlangd wordt niet echt. Was John Lennon wel gelukkig als Beatle? Hij zelf geloofde er niks van. Uiteindelijk vond hij het geluk, dankzij Yoko Ono en het afstand doen van zijn roem, althans zover hem dat lukte. Die roem heeft hem uiteindelijk ook het leven gekost. Wrang genoeg omdat een ‘fan’ dacht eeuwige roem te kunnen verkrijgen door zijn idool te vermoorden. Zo ziek kan het streven naar roem zijn.

De kosten van de roem
Je ziet ook lang niet altijd de pijn die beroemd zijn met zich mee kan brengen. De plankenkoorts van de cabaretier die het publiek om de vinger lijkt te winden of de depressies waar de beroemde komiek aan lijdt. De kosten van roem zijn enorm. Het vraagt hard werken. Steeds maar weer moet je proberen in het centrum van de aandacht te komen en te blijven. En waarvoor? De bewondering die je oogst kan zo maar weer verdwijnen. En zelfs als men je blijft bewonderen word je niet wezenlijk gezien. Alle aandacht van de wereld kan de leegte van roem niet vullen.

Iconen
Beroemde mensen verworden tot iconen. En iconen zijn, anders dan gewone mensen, geen personen maar personages. Ze zijn buitenkant. En als ze niet oppassen gaan ze zich ook gedragen als het personage waarmee ze beroemd zijn geworden. Elvis Presley, Marilyn Monroe, James Dean, Bob Dylan; allemaal personen die veranderd zijn in personages die gedwongen de rol spelen die ze zichzelf hebben opgelegd. Tot zelfs na hun dood. Voor de wereld die hen bewondert doen ze er als persoon niet toe.

Ontmenselijking
Dat is wat roem doet. Het ontmenselijkt. Het maakt van gewone mensen iconen, halfgoden die aanbeden worden, niet om wie ze zijn, maar om wat ze voorstellen. Waarom doen mensen zichzelf dat aan? Waarom verlangen zoveel mensen naar dat soort roem? Waarom verlangde ik daar vroeger naar?

Gezien en gewaardeerd worden
Als ik bij mezelf na ga waarom het mij vroeger geweldig leek om beroemd te zijn, dan was dat de illusie dat ik dan gezien zou worden. Dat wilde ik. Gezien en gewaardeerd worden. En ik nam aan dat dat was wat beroemd zijn zou betekenen; dat je gezien en gewaardeerd wordt. De reden dat ik nu niet meer naar roem streef heeft daar alles mee te maken. Er zijn voldoende mensen in mijn omgeving die mij zien en mij waarderen. Niet omdat ik beroemd ben, maar omdat ik ben wie ik ben. Ik realiseer me dat ik daardoor de motivatie om beroemd te willen zijn verloren heb. Ik voel de leegte van het niet gezien worden niet meer.

Voetstuk
Ik wil niet dat mensen me bewonderen en naar me opkijken. Ik wil gewaardeerd worden. Gewaardeerd worden is gelijkwaardig, bewondering niet. Ik waardeer de mensen die mij waarderen. Dat gaat gelijk op. Dat kan met bewondering niet. Er is altijd iemand die bewonderd wordt en iemand die bewondert. Dat gaat nooit gelijk op. Zelfs niet als twee mensen elkaar bewonderen, dan gaan ze beiden ten opzichte van elkaar op ongelijke voet staan. Als bewonderaar kijken ze naar elkaar op en tegelijkertijd zetten ze elkaar ook op een voetstuk.

De illusie van belangrijk
Dat de ene mens belangrijker zou zijn dan een ander is helemaal niet vast te stellen. Ieder mens heeft invloed op zijn omgeving en via die omgeving op de rest van de wereld. Hoe groot die invloed is, is nooit precies na te gaan. Daarom neem ik aan dat ieder mens, voor het geheel, even belangrijk is als willekeurig ieder ander mens. Als je roem weet te vergaren, voegt dat niets aan je daadwerkelijke belang toe. Roem is een illusie van belangrijkheid en niet meer dan dat.