ruud's aannames aflevering 46
Wat zeg je?
‘Je gaat hard achteruit pap,’ zegt mijn zoon, ‘je kan steeds slechter uit je woorden komen en je gehoor gaat ook al flink achteruit.’ ‘Wat zeg je?’ vraag ik met een grijns. ‘En je blijft dezelfde grappen maar herhalen,’ doet mijn vrouw een duit in het zakje. ‘Ja,’ zeg ik, ‘dat deed mijn vader ook altijd en dan moest hij daar zelf nog het hardst om lachen.’ ‘Net zoals jij,’ merkt mijn zoon op. ‘Precies,’ beaam ik. ‘Pas maar op dat je niet dement wordt’ zegt mijn zoon. ‘Nou en,’ zeg ik, ‘dat maakt mij niet uit.’
Leven of dood
‘Als ik dement word mogen ze me dood maken,’ zegt mijn zoon. ‘Waarom?’ vraag ik. ‘Als ik mijn intelligentie niet meer heb dan hoeft het voor mij niet meer hoor. Dan zie ik het nut van het bestaan niet meer in.’ ‘Nou,’ zeg ik, ‘ook als ik dement word wil ik niet dood. Ik wil het leven leven zolang als het duurt, tot het laatste moment dat dat nog mogelijk is.’
Dementie
Het is niet dat ik ten koste van alles wil leven. Ik kan me voorstellen dat ik, als ik aan werkelijk helse pijnen zou lijden, er wel voor zou kiezen om euthanasie te laten plegen, tenminste als er niets aan die pijnen te doen zou zijn. Maar dementie is voor mij geen reden om dood te willen. Al was het maar omdat niet objectief vast te stellen valt hoe ik het bestaan zal ervaren als ik dement ben. Ook als ik dement word wil ik dat meemaken. Dat ik dan iets van mezelf kwijt raak besef ik wel, maar ik weet eigenlijk niet of ik dat als positief of negatief zal beschouwen.
Beperkingen
Wat ik wel weet is dat mijn bestaan in dit leven het enige bestaan is dat ik ooit zal meemaken. Als mijn bestaan in dit leven stopt, dan is het voorgoed voorbij. Afgelopen. Dan maak ik geen deel meer uit van het bestaan. Ik besta te graag om er mee te stoppen simpelweg omdat mijn beperkingen groter worden. Ook beperkingen hebben hun positieve kant.
Afhankelijkheid
‘Ik wil niet afhankelijk zijn,’ wordt vaak als argument gebruikt door mensen die, nu ze nog niet dement zijn, denken dat ze beter dood dan dement zouden willen zijn. Door chronische vermoeidheid lig ik het grootste gedeelte van de dag op bed en ben ik afhankelijk van mijn omgeving. Maar daarvoor was ik ook al afhankelijk van mijn medemensen. Mensen zijn nu eenmaal afhankelijk van elkaar. Onafhankelijkheid is, in die zin, een illusie. Feitelijk ben ik, juist omdat ik beperkt ben, rustiger en minder gestrest geworden. Doordat ik accepteer dat ik afhankelijk ben, zet ik me er niet tegen af. Het denkbeeld dat je onafhankelijk moet zijn, op je eigen benen moet staan, verantwoordelijk bent voor je eigen bestaan en zo’n klein mogelijk beroep op anderen moet doen, is een aanname die op een illusie is gebaseerd.
Nut
‘Maar wat voor een nut heb je nog als je dement bent?’ vraagt mijn zoon. Ik moet eerlijk zeggen dat ik dat niet weet. Want hoe bepaal je nut? Nadat mijn moeder dement geworden was, kreeg ik op een manier contact met haar zoals ik dat ik daarvoor nooit gehad had. Het was alsof ze in haar dementie alleen nog maar de kern van zichzelf had overgehouden. Alsof ze naar de basis was teruggekeerd en eindelijk de liefde en aandacht waar ze haar hele leven naar verlangd had, op een adequate manier wist te krijgen, alleen maar door er te zijn en haar tevredenheid met de liefde en aandacht die ze kreeg te tonen.
Verbinding
In haar dementie wist ze wel een verbinding met de mensen om haar heen te maken, iets waar ze daarvoor niet heel goed in staat was. Haar constante vragen om aandacht en liefde wekte, ook bij mij, voornamelijk irritatie op. Vooral omdat ze zelf weinig aandacht en liefde voor anderen toonde. De mensen die haar, in de periode dat ze dement was, aandacht en liefde gaven, kregen dat, ongefilterd, van haar terug, omdat ze aandacht en liefde had voor de aandacht en de liefde die ze kreeg. Nuttig? Nou misschien niet, maar zinvol was het wel degelijk. Niet alleen voor haar zelf maar ook voor haar omgeving. Ik ben blij dat ik die kant van haar heb leren kennen.
De waarde van een mens
Moet een mens economisch nut hebben om een zinvol deel van de samenleving te zijn? Of kan iemand een zinvol deel van de samenleving zijn zonder economisch nut te hebben? Met andere woorden; wat is de waarde van een mens? Waar bestaat die waarde uit? Als je aanneemt dat ieder mens economisch nut moet hebben om voor de samenleving van waarde te zijn, dan betekent dit dat je het menselijk bestaan ondergeschikt acht aan het economisch nut. Dan is de mens er om de economie te dienen en niet andersom.
Economische belangen
Een samenleving waarin mensen ondergeschikt gemaakt worden aan economische belangen kan niet anders dan een onvrije samenleving zijn. Economische belangen worden namelijk door mensen bepaald en dat betekent dat degenen die de macht hebben om de economische belangen te bepalen daardoor hun medemensen, door middel van die economische belangen, aan zichzelf en hun eigenbelang ondergeschikt maken.
Bestaansrecht
Naar mijn idee is het bestaan van een mens het meest waardevolle wat er is. De tijd die je bestaat is belangrijker dan de positie die je inneemt. Ik kan me niet voorstellen dat er iemand is die zijn bestaan zou willen opgeven voor een betere positie. Omdat ik mijn eigen bestaansrecht als het meest waardevolle recht beschouw dat ik heb, ga ik er vanuit dat dit voor alle andere individuen ook zo is. Daarom horen alle andere belangen ondergeschikt te zijn aan het bestaansrecht van mensen. Omdat voor mijzelf mijn bestaansrecht belangrijker is dan wat dan ook, beschouw ik de tijd die ik te leven heb als het meest waardevolle dat er is, en wil ik die tijd ook ten volle meemaken, van mijn conceptie tot het moment dat het lot bepaalt dat het mijn tijd is geweest.
Verhalen
Het leven beschouw ik als een verhaal dat uit allemaal subverhalen bestaat en ook weer deel uitmaakt van een groter verhaal. In die zin gaat mijn geschiedenis terug naar het begin der tijden. Ik wil, zo lang als ik kan, deel uitmaken van het grote verhaal waarvan mijn verhaal een deel is. Ik wil niets missen. Als het lot bepaalt dat ik weinig energie heb, dan leef ik met die verminderde energie. Als het lot bepaalt dat ik mijn denkvermogen kwijtraak zodat een ander deel van mezelf sterker wordt, dan leef ik met die beperking.
Honderd procent mens
Ik ben niet minder mens doordat ik minder energie heb dan anderen van mijn leeftijd. Ik ben niet minder mens omdat mijn economische bijdrage verwaarloosbaar klein is. Ik ben niet minder mens op het moment dat het lot bepaalt dat ik dement word. Mijn menszijn wordt niet bepaald door wat ik kan maar doordat ik ben. Zolang ik leef, ben ik honderd procent mens. En zolang ik honderd procent mens ben, wil ik leven. Pas als ik gestorven ben, ben ik geen mens meer. En het moment van sterven stel ik het liefst zo lang mogelijk uit. Al was het maar omdat ik niks liever dan een mens ben. Daarom wil ik zo lang mogelijk leven.
Wat het leven ook voor me in petto heeft.
Ruud Moors’ eerdere afleveringen van zijn rubriek Aannames en zijn eerdere wekelijkse bijdragen aan dit magazine vind je hier: