ruud's aannames aflevering 8
Een gekookt eitje
Een paar maanden voordat ik vier jaar werd, bracht mijn vader mij en mijn iets oudere broer naar de buren waar we een gekookt eitje te eten kregen. Dat was een bijzondere gebeurtenis. We waren nog nooit bij die buren binnen geweest, laat staan dat we er getrakteerd werden op een gekookt eitje. Ik voelde de spanning in de lucht hangen terwijl ik mijn eitje langzaam pelde en op at. Na een tijdje werden we weer opgehaald met de mededeling dat ‘Jezukke een kindje had gebracht’. Ik nam aan dat het eitje eten bij de buren en het gegeven dat Jezukke een kindje had gebracht met elkaar te maken had gehad. ‘Waarschijnlijk,’ zo dacht ik, ‘was het feit dat wij dat eitje bij de buren waren gaan eten een teken voor Jezukke geweest om dat kindje bij ons te brengen.’
Gebracht
Als kind neem je aan dat wat volwassenen je vertellen letterlijk waar is. Dat mijn moeder in bed lag toen we de slaapkamer van onze ouders binnengingen om het gebrachte kindje te bekijken, hoorde er gewoon bij. Die had daar natuurlijk liggen wachten totdat Jezukke dat kindje was komen brengen, zodat zij ons zusje in ontvangst had kunnen nemen.
Daar is iets meer voor nodig…
Een jaar of twee later vertelde mijn moeder tegen mijn vader dat een meisje dat zij kende een kind had gekregen. Ze vertelde dat haar ouders daar kwaad om waren omdat ze niet getrouwd was en toch zwanger was geraakt. ‘Maar dat meisje kan er toch niets aan doen dat Jezukke haar een kindje heeft gebracht,’ was mijn reactie. Mijn vader en mijn moeder schoten beiden in de lach. ‘Daar is wel iets meer voor nodig,’ reageerde mijn moeder. ‘Wat dan?’ vroeg ik. Mijn moeder keek mijn vader aan, schraapte even haar keel en zei toen: ‘Dat vertellen we je later nog wel een keer.’
Informatie
De aannames die ik had gemaakt betreffende het krijgen van kinderen, waren gebaseerd op de informatie die ik van mijn ouders had gekregen. Vanuit die informatie was het logisch dat ik de conclusie trok dat een ongetrouwd meisje dat een kind kreeg daar zelf niets aan kon doen. De basisaanname dat Jezukke kindjes bracht, zorgde er ook voor dat de aannames die ik daarop baseerde niet klopten. Dat was niet omdat ik niet logisch nadacht. Dat deed ik juist wel.
Gouden ringen
Buiten Zwarte Piet, die er alleen rond Sinterklaas was, kenden wij, in de jaren vijftig, in Limburg, geen zwarte mensen. Mijn beeld van ‘negers’ was gevormd door de stripverhalen die ik las, waarin ‘negers’ een rieten rokje droegen, een botje als versiering door de neus hadden en de stripheld in een grote kookpot stopten. Hoewel Sjimmie, van Sjors en Sjimmie, gewone kleren aan had, had hij wel gouden ringen door zijn oren en praatte hij krom Nederlands. Toen ik mijn eerste ‘neger’ in het echt tegenkwam, was ik geschokt omdat hij geen botje door de neus had en geen rieten rokje droeg. Hij had dezelfde soort kleren aan als mijn vader. Zo hoorde een ‘neger’ er helemaal niet uit te zien. Hij had zelfs geen gouden ringen door zijn oren.
Halve wilden
Dat Indianen, net zoals ‘negers’ allemaal halve of hele wilden waren, was ons met de paplepel ingegoten. Niet dat er geen ‘goede’ indianen waren, maar dat waren altijd blankvriendelijke indianen zoals Witte Veder in de verhalen van Arendsoog. Als we een western zagen werden de indianen daarin altijd als halve wilden afgebeeld. Dat ze halve wilden waren was wel duidelijk uit hun gewoonte om mensen te scalperen nadat ze ze hadden gedood. Dat scalperen deden ze om trofeeën te verzamelen, zo werd ons verteld. Datzelfde beeld van indianen kwamen we ook in de stripverhalen die we lazen veelvuldig tegen. Als indianen niet weggezet werden als halve wilden, dan werden ze wel belachelijk gemaakt, zoals Klukkluk in de avonturen van Pipo de Clown. Ook Klukkluk sprak krom Nederlands. Dat verwachtten we ook van dat soort primitievelingen.
Scalperen
Ik was elf jaar toen ik het boek ‘Tecumseh’ van Fritz Steuben las. Dat boek veranderde mijn visie op indianen voorgoed. In dat boek werd de herkomst van het scalperen beschreven. Dat wierp een totaal ander licht op de verhouding beschaafd versus onbeschaafd. De gewoonte om te scalperen was niet door de indianen maar door de blanken uitgevonden. Op het doden van een indiaan stond een premie. Om te bewijzen dat je een indiaan gedood had moest je zijn scalp laten zien. Hoe meer scalpen je kon laten zien, hoe meer premie je kreeg. Die verklaring was veel logischer dan de verklaring dat indianen scalpeerden om trofeeën te verzamelen, maar als dat waar was dan waren niet de indianen de primitievelingen maar juist de blanken.
Inzicht
Het inzicht dat niet de indianen maar de blanken met scalperen waren begonnen (en dat als indianen al scalpeerden, ze dat als reactie op het gedrag van de blanken deden), deed me twijfelen aan alle aannames die ik over indianen had gehad. En dat niet alleen, het liet me ook twijfelen aan de aanname dat wij blanken moreel superieur en beschaafder waren dan de oorspronkelijke bewoners van Amerika.
De andere kant van de geschiedenis
Dat zorgde ervoor dat ik wilde weten hoe de geschiedenis van de oorspronkelijke bewoners van Amerika vanuit hun ogen gezien kon worden. Hoe meer kennis ik daarvan nam, hoe minder vanzelfsprekend ik het vond dat wij trots zijn op onze beschaving. Vanuit het oogpunt van de oorspronkelijke bewoners van Amerika, kan het niet anders dan dat wij als onbetrouwbare, gewelddadige, harteloze barbaren worden gezien. De wreedheid waarmee we de oorspronkelijke bewoners hebben behandeld is feitelijk met geen pen te beschrijven.
Morele superioriteit
De aanname dat wij, de blanken, de kroon op God’s schepping waren en dat wij, omdat we Jezus en god aanbaden, moreel superieur waren, was ik na dat boek kwijt. Vlak daarvoor had ik nog overwogen om missionaris te worden, nadat we op school bezoek hadden gehad van een missionaris. Dat leek me wel wat; het ware geloof verspreiden onder die arme primitievelingen. Nu was ik zo zeker niet meer van onze morele superioriteit.
Doorslaan
Wel had ik de neiging om naar de andere kant door te slaan en alleen nog maar edelmoedigheid in de oorspronkelijke bewoners van Amerika te zien. Ook die aanname heb ik uiteindelijk maar losgelaten. Mensen zijn niet beter dan andere mensen door simpelweg bij een groep te horen.
Katholieken en protestanten
Als kind was ik er van overtuigd dat ‘wij’ beter waren dan ‘zij’. Wij katholieken waren beter dan zij protestanten. Dat die protestanten onze kerken hadden ontheiligd door de beeldenstorm een aantal eeuwen geleden, gaf aan dat ze geen respect voor de schoonheid van onze ware godsdienst hadden. Ze hadden die beelden nooit kapot mogen maken, zich onze kerken niet toe mogen eigenen en ze moesten ook niet denken dat ze beter waren dan wij. De weinige protestanten die er in onze omgeving waren, waren in mijn ogen dan ook verdacht. Dat konden geen goede mensen zijn.
Veranderen
Op mijn twaalfde viel ik van mijn geloof af. Vanaf die tijd beschouw ik mezelf niet meer als katholiek. De aanname dat mijn geloof beter is dan het geloof van anderen relativeer ik sindsdien steeds meer. Uiteraard ben ik ervan overtuigd dat wat ik geloof waar is, anders zou ik dat geloof wel veranderen. Dat is ook wat ik regelmatig doe; mijn geloof veranderen. Ik heb in mijn jonge jaren al ontdekt dat de aannames die ik had niet altijd klopten omdat ze gebaseerd waren op wat anderen mij verteld hadden en ik ten onrechte had aangenomen dat dat waar was.
Ik kan me vergissen
Jezukke brengt geen kinderen. Katholieken zijn, in hun geloof, niet superieur aan protestanten. Indianen zijn geen wilden die uit wreedheid aan het scalperen slaan. Wij zijn niet beschaafder dan andere volkeren. De aannames die ik maak zijn niet superieur aan de aannames die anderen maken. Ook al denk ik zeker te weten dat iets waar is, het is verstandiger aan te nemen dat ik me daar danig in kan vergissen.
Socrates
Of zoals Socrates gezegd schijnt te hebben: ‘Het enige dat ik zeker weet is dat ik niets zeker weet.’
Ruud Moors’ eerdere afleveringen van zijn serie Aannames en zijn eerdere wekelijkse bijdragen aan dit magazine vind je hier: