Vreemdeling
Stel dat ik had kunnen kiezen in welke tijd en in welke samenleving ik geboren had kunnen worden, zou ik dan voor deze tijd en deze samenleving hebben gekozen? Ik betwijfel het. Ik heb me altijd een vreemdeling in een vreemd land gevoeld. Tot in mijn pubertijd had ik fantasieën dat ik niet het kind van mijn ouders was, maar dat ik hen, als een soort koekoeksjong, in de schoot geworpen was. Of misschien wel andersom, alsof zij mij als een soort koekoeksouders in de schoot geworpen waren.

Experiment
Soms fantaseerde ik dat ik helemaal geen mens was. Dat ik een buitenaards wezen was dat op de aarde was gezet als experiment om te kijken hoe en of ik stand kon houden in een wereld die zo onlogisch was als de wereld waarin ik vertoefde. En dat het mijn taak was om die wereld te doorgronden. Dat betekende dan wel dat ik in de gaten werd gehouden door degenen die mij hier hadden geplaatst.

God
Dat ik het idee had dat ik constant in de gaten werd gehouden, had natuurlijk ook te maken met het idee dat mij van jongs af aan was bijgebracht dat er een god was die in de hemel zat en die alles wat ik deed zag. Een god die zelfs mijn gedachten kon lezen. Een god die mij met een bepaalde bedoeling op aarde had gezet.

Bedoeling
Van dat idee van god had ik mezelf dan wel bevrijd, maar het idee dat ik op aarde gezet was met een bedoeling en dat ik daarom continu werd geobserveerd bleek hardnekkig.

Slachtoffers
Nadat ik realistische boeken over de Noord-Amerikaanse indianen had gelezen, fantaseerde ik dat ik eigenlijk een indiaan was. Dat mijn ouders mij geadopteerd hadden en me wilden doen geloven dat ik een kind van henzelf was. Ik voelde me verwant met de oorspronkelijke inwoners van Noord-Amerika omdat ik me hun pijn kon indenken. Tegelijkertijd besefte ik dat de blanke Europeanen de slechteriken waren en de oorspronkelijke bewoners van Amerika de slachtoffers. En me met een slachtoffer identificeren heb ik altijd gemakkelijker gevonden dan me identificeren met degenen die slachtoffers maken.

School
Op de middelbare school was ik een buitenbeen. Niet alleen de leerkrachten hadden moeite met mijn eigenzinnigheid, ook mijn medeleerlingen wisten niet goed wat ze met me aan moesten. De eerste drie jaren op de middelbare school waren de eenzaamste jaren die ik ooit gekend heb.

Lachwekkend
Wat ik wel kon was gebruik maken van het gegeven dat men mij maar raar vond. Niet door me aan te passen, maar door juist dat rare te benadrukken. Door overdreven anders te zijn werd ik vreemd genoeg wel getolereerd. Er werd om mijn vreemd zijn gelachen. Daardoor werd ik als een ongevaarlijke clown gezien, een buitenbeen maar wel een grappige.

Vriendschappelijk
Als je jezelf onschadelijk maakt door er voor te zorgen dat er om je vreemdheid gelachen kan worden, word je weliswaar getolereerd, maar niet volledig geaccepteerd. Ik heb nooit het gevoel gehad dat de mensen die ik aan het lachen maakte mijn vrienden waren. Ze gingen vriendschappelijk met mij om, en ik met hen en dat was het.

Kameraden of vrienden
Ik had kameraden, geen vrienden. Het verschil zit in de diepte van de relatie. Met een kameraad deel je een oppervlakkig deel van jezelf. Vriendschap gaat dieper. Vriendschap en liefde zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Met kameraden deel je gebeurtenissen, met vrienden deel je je hart.

Aanpassen
Ook na de middelbare school bleef ik me een vreemdeling in een vreemd land voelen. Het lukte me niet om me maatschappelijk aan te passen. Alles wat ik probeerde mislukte. Alsof er geen plaats voor iemand als ik was in de wereld waarin ik vertoefde.

Deel voelen
Ik vroeg me af hoe dat kwam. Waarom lukte het mij niet om me een deel van de wereld waarin ik vertoefde te voelen. Waarom accepteerde de wereld mij niet als een deel van die wereld. Lag dat aan mij of aan de wereld? Had ik me ooit thuis gevoeld?

Wrong time wrong place
Op sommige plekken wel. Bij sommige mensen wel. Maar nooit helemaal. Alsof ik op het verkeerde moment op de verkeerde plaats geboren was. Dus las ik boeken en keek ik films en documentaires over andere culturen en andere tijden.

Native Americans
Nadat ik de stripboeken van Hans Kresse in de indianenreeks gelezen had en de film Little Big Man met Dustin Hoffman had gezien, had ik sterk het gevoel dat ik me meer thuis zou voelen bij de oorspronkelijke bewoners van Noord-Amerika dan hier, in Nederland, waar alles wat ik probeerde om erbij te horen mislukte. Vooral omdat individuen bij de Apaches, bijvoorbeeld, ook als ze zich anders voelden dan anderen door de stam geaccepteerd werden.

Heyoka
Als je het omgekeerde wilde doen van wat normaal was, werd je een Heyoka. Als je als man geen krijger of jager wilde zijn, maar je een vrouw voelde, dan kon dat. Dan zocht je je plaats tussen de vrouwen. Alsof de gemeenschap het belangrijker vond om zich aan individuen aan te passen dan om individuen aan de gemeenschap aan te passen.

Antwoorden vinden
Jonge mannen zonderden zich soms een tijdlang af om te vasten en te mediteren en zichzelf wakker te houden totdat ze gingen hallucineren om vervolgens met de sjamaan te bespreken wat ze tijdens die hallucinaties hadden gezien, vanuit het idee dat in die hallucinaties het antwoord te vinden was over hun persoonlijke plek in de wereld.

Sjamaan
Ik had een sterk gevoel dat ik, in zo’n gemeenschap, een sjamaan zou zijn geworden. Dat dat mijn plek in die wereld zou zijn. Maar wat mijn plek in deze wereld was, was me nog steeds een raadsel. Ik wist dat ik geen grote ambities had, dat ik geen belangrijke positie in de wereld wilde innemen. Ik wist ook dat ik geen enkel idee had wat voor een baan ik ambieerde, wat voor een werk ik zou willen doen.

Wijzer worden
Ik had niet het gevoel dat een baan mij zou definiëren, dat de positie die ik innam in de maatschappij er werkelijk toe deed. Eigenlijk ging ik er van uit dat ik, in dat opzicht, altijd in de periferie zou vertoeven. Wat ik wel wist was dat ik wijzer wilde worden. Niet dat het mijn ambitie was om een oude wijze man te worden om op die manier aanzien te verwerven, maar dat ik iedere dag iets meer over de wereld te weten wilde komen, iets meer ook over mezelf, en iets meer over de relatie tussen mij en de wereld.

Doel
Dat was mijn doel. Dat was geen einddoel en dat wist ik. Maar dat maakte het juist aantrekkelijker. Het was namelijk ook geen doel dat ik nooit zou bereiken. Als je doel is om iedere dag een beetje wijzer te worden, en het lukt je om iedere dag een beetje wijzer te worden, dan bereik je iedere dag je doel, terwijl je tegelijkertijd je doel niet bereikt omdat je het ook iedere dag verlegt.

Klaar
Ik was rond de vijfentwintig jaren oud toen ik dat inzicht kreeg. En dat inzicht gaf me rust. Toen ik bedacht dat het mijn doel was om iedere dag een klein beetje wijzer te worden, realiseerde ik me dat dat betekende dat ik iedere dag dat doel zou kunnen halen, vooral omdat ik me niet vast had gelegd op hoeveel wijsheid ik zou moeten vergaren, en dat ik daardoor ook iedere dag klaar zou zijn voor de dood. Niet alleen klaar voor de dood, maar ook klaar voor het leven.

Heimwee
Ik voel me nog steeds een vreemdeling in een vreemd land. Als ik beelden zie van oorspronkelijke inwoners in het Amazonegebied die in alle rust samen vertoeven in een gemeenschappelijk onderkomen, dan voel ik iets dat op heimwee lijkt.

Missen
Ik weet natuurlijk niet zeker of ik me daar wel thuis zou hebben gevoeld als ik in zo’n gemeenschap geboren was. Ik weet niet hoe het is om steeds onderdeel te zijn van een gemeenschap, niet echt een plek te hebben om je terug te trekken, maar daar misschien ook geen behoefte aan hebben. Geen schoolgebouw te kennen omdat je alles wat je weten moet leert van de mensen om je heen. Geen boeken te kunnen lezen omdat alle verhalen in de hoofden van verhalenvertellers zitten. Zou ik iets van onze wereld missen? Waarschijnlijk niet.

Maar die oorspronkelijke wereld die ik nooit van binnenuit gekend heb. Die mis ik.

Illusie
Misschien is het alleen maar een illusie die ik mis. De illusie dat ik me daar wel thuis zou hebben gevoeld. Dat ik daar geen vreemdeling in een vreemd land zou zijn geweest.

Oase
Niet dat ik me nooit ergens thuis voel. Vierendertig jaar geleden kwam ik Krista tegen. Bij haar kwam ik thuis. Bij haar ben ik thuis. Twee vreemdelingen in een vreemd land. Ik voel me bij haar thuis omdat ze mij liefheeft om wie ik ben en omdat ik haar liefheb om wie zij is. Samen vormen we een oase die voor ons allebei als thuis voelt. In die oase ben ik geen vreemdeling. Daarbuiten wel. Ik begrijp de wereld niet die mij niet begrijpt.

Ik zal vast de enige niet zijn.