Achterstand
In een droom, die ik vroeger had en die regelmatig terugkwam, liep ik een wedstrijd op een parcours dat zo was ingericht dat ik feitelijk nooit zou kunnen winnen omdat ik al bij het begin op een flinke achterstand was gezet. Niet alleen de afstand die ik moest afleggen was veel langer dan de afstand die anderen moesten afleggen, maar het eerste deel van mijn traject stond vol hordes waar ik overheen moest springen. Dat betekende dat ik, als ik bij het punt kwam waar de anderen waren begonnen, niet alleen een achterstand had opgelopen doordat mijn traject langer was, maar ook uitgeput was omdat juist dat eerste deel van dat traject vol hordes zat.

Geen hordes
Voor degenen die een korter traject mochten afleggen waren die hordes er niet. Ze hoefden niet te springen. Ze hoefden zelfs niet erg hard te lopen. Ik zou ze toch nooit in kunnen halen, hoe hard ik ook mijn best zou doen. Alleen als ik alles uit mezelf zou halen zou ik misschien de staartgroep van degenen die die voorsprong hadden enigszins kunnen benaderen.

Advies
Die droom weerspiegelde feitelijk de situatie waarin ik in werkelijkheid vertoefde. Als zoon van een arbeider kwam ik op de MAVO terecht, terwijl ik met mijn IQ gemakkelijk een gymnasium had moeten kunnen halen. De psycholoog die mij testte vond dat ik nog te speels voor mijn leeftijd was en raadde mijn ouders aan me daarom naar de MAVO te sturen. Maar waarom is me tot op de dag van vandaag niet duidelijk.

Speels
Feitelijk was geen middelbare school ongeschikter voor iemand met een speels karakter dan de MAVO. Op de MAVO was voor dat speelse absoluut geen plaats, integendeel. Dus waarom vond die psycholoog dan dat ik beter af was op die school? Had hij dat ook gevonden als ik de zoon was geweest van de burgemeester, een chirurg of de directeur van de plaatselijk bank?

Niet te snel
Waarschijnlijk niet. Dat kinderen van arbeiders meer kansen moesten mogen krijgen dan hun ouders, dat werd door vrijwel niemand betwist. Maar onbewust, en soms zelfs nadrukkelijk bewust, werd er vaak van uitgegaan dat het verschil in opleiding tussen kinderen en hun ouders ook weer niet te groot moest zijn. Feitelijk waren dat rationalisaties om kinderen van arbeiders maatschappelijk niet te snel te laten stijgen.

Ouders kunnen niet helpen
‘Als je kinderen van arbeiders op een gymnasium zet, dan zullen ze het daar wellicht heel moeilijk krijgen, want als ze iets niet snappen kunnen hun ouders hen daarbij niet helpen,’ was ook zo’n rationalisatie. ‘Was’, zeg ik, maar ik vermoed dat dat nog steeds zo is. Toen ik, eind vorige eeuw, als vormingswerker projecten deed op scholen in zogenaamde ‘achterstandswijken’, zag ik dat vrijwel geen enkel kind rechtstreeks naar de HAVO of hoger werd verwezen. Niet dat er geen kinderen waren die daar slim genoeg voor waren, maar het werd, vanwege het opleidingsniveau van hun ouders, te hoog voor hen geacht.

Onderwaardering
Degenen die deze horde voor die kinderen neerzetten, deden dat, vermoed ik, met de beste bedoelingen. En ach ja, ze kunnen altijd via de MAVO nog naar de HAVO, was het denkbeeld waarmee een eventuele onderwaardering voor hun leervermogen werd goedgepraat.

Als je echt wil…
Als je voor een dubbeltje geboren bent mag je best wat in waarde stijgen, maar vooral niet teveel. En daarbij als je echt wilt dan kun je heus de top wel bereiken hoor. Alleen jammer dat de topposities dan vrijwel allemaal vergeven zijn aan degenen die geen hordes op hun weg vonden en sowieso al een voorsprong hadden waar niet tegen op te boksen viel.

Klassenmaatschappij
Dat die ongelijkheid daadwerkelijk bestaat zal vrijwel niemand kunnen ontkennen. Dat die ongelijkheid aanzienlijk is, is ook een vaststaand gegeven. We leven nu eenmaal in een klassenmaatschappij. Of liever gezegd, we doen er weinig aan om die klassenmaatschappij op te heffen en er voor te zorgen dat iedereen met een gelijk speelveld begint.

Middenlaag
Zo’n vierendertig procent van de bevolking behoort tot de onderlaag. Ruim veertig procent behoort tot de bovenlaag en zo’n vijfentwintig procent behoort tot de middenlaag. Over die onderlaag maakt de bovenlaag zich absoluut geen zorgen. Althans zo lijkt het vaak. Pas als de middenlaag geraakt wordt door economische tegenslag gaat de bovenlaag zich zorgen maken, dat blijkt wel als je VVD-prominenten zich nadrukkelijk hoort identificeren met de middenlaag als die het moeilijk dreigt te krijgen.

Een blinde vlek
Dan moeten er maatregelen genomen worden om die middenlaag die het moeilijk begint te krijgen te ondersteunen. Dat de onderlaag het dan relatief nog veel zwaarder moet hebben lijkt voor die VVD-prominenten niet werkelijk van wezenlijk belang. Die bevinden zich veel te ver weg. Het is alsof die onderlaag zich, voor die bovenlaag, in een blinde vlek bevinden. Die onderlaag wordt gewoonweg niet gezien.

Onzichtbaar
Dat heeft, in mentaliteit, te maken met dezelfde reden waarom de hoogste kaste in India de laagste kaste letterlijk als onaanraakbaar ziet. Alsof er twee soorten mensen bestaan. Zichtbare mensen en onzichtbare mensen. Raakbare mensen en onaanraakbare mensen.

Familie
Ik ben groot geworden in een tijd dat er in ieder geval gevonden werd dat iedereen een kans moest hebben om zich te kunnen ontwikkelen. Daarbij had ik het geluk grootgebracht te worden in een familie die graag en veel las. Mijn vader was weliswaar ‘maar’ een bouwvakker, maar hij was intelligent, nieuwsgierig en uitermate tolerant ten opzichte van zijn kinderen op het moment dat die hun eigen weg kozen.

Toelatingstoets
Ondanks het feit dat ik alleen MAVO als vooropleiding had, kreeg ik wel de kans om twee HBO-opleidingen te doen, nadat ik via een toelatingstoets had bewezen dat ik dat aan kon. Mijn medeleerlingen hadden geen toelatingstoets hoeven doen. Ze waren meteen van de middelbare school op de opleiding terecht gekomen. De meesten waren veel jonger dan ik was.

Motivatie
Op een gegeven moment verdween die regelmatig terugkerende droom waarbij ik die ongelijkwaardige race liep tegen mensen die een grote voorsprong op mij hadden. Die voorsprong bleek ook een nadeel te zijn. Ze liepen niet erg hard, die medeleerlingen van me. Ze deden wat ze moesten doen en ook niet meer dan dat. Ze waren vaak verbaasd over de motivatie die ik had.  Door over de hordes heen te springen en zo nu en dan flinke valpartijen mee te maken, was ik zo ver gekomen. Dat zorgde er ook voor dat ik veel gemotiveerder was om te studeren dan zij. Ik moest wel. Het was me niet komen aanwaaien.

Arbeiderskind
Ik behoor nog steeds niet tot de bovenlaag. Ik zal er ook nooit toe gaan behoren. Daarvoor ben ik nog steeds teveel een arbeiderskind. Teveel een straatvechter. Te recht door zee. Te gemotiveerd om mezelf te ontwikkelen en me continu af te vragen of ik het wel goed doe, of ik wel eerlijk en oprecht genoeg ben.

Neerkijken
Ik kan nooit tot de bovenlaag gaan behoren zonder mijn afkomst te verloochenen. Sommige omhooggevallenen kunnen dat. Ik niet. Ik weiger neer te kijken op de vierendertig procent van mijn medemensen die tot de onderlaag behoren. Ik weiger om hen niet te zien, niet te horen, niet aan te raken. Dan zou ik mezelf geweld aandoen. Dan zou ik alsnog mijn goedkeuring geven aan degenen die mij niet zagen, niet hoorden en niet aan wensten te raken toen ik een deel van die vierendertig procent van onze medeburgers was.

Bestaansrecht
Ik droom nog steeds. Ik droom van een samenleving waarin het bestaansrecht van degene die helemaal onder aan de maatschappelijke ladder staat door ons allen wordt gewaarborgd. Waarin degene die helemaal onder aan de maatschappelijke ladder staat genoeg heeft om voldoende te kunnen eten en drinken, om huisvesting en energie te kunnen betalen. Waarin diegene als hij of zij ziek is wordt verzorgd, zich optimaal kan ontwikkelen en als hij of zij in de gevangenis terecht komt humaan wordt behandeld.

Mens
In zo’n samenleving wil ik best diegene zijn die onder aan de maatschappelijke ladder staat, omdat ik dan weet dat ik als mens gezien word en dat ieder mens in zo’n maatschappij bestaansrecht heeft.

Verschillende soorten mensen
Het probleem is namelijk niet dat er verschillen tussen mensen zijn, maar dat er soms gedaan wordt alsof er verschillende soorten mensen zijn. En dat daarom sommige mensen niet meer beschouwd worden als ons soort mensen.

Gelijkwaardig
Pas als we ieder mens als een gelijkwaardig mens zien, en daar naar handelen, kunnen we een samenleving creëren die rechtvaardig is. Niet omdat iedereen evenveel heeft, maar omdat aan iedereen als mens evenveel waarde toegekend wordt. Ongeacht de klasse waar iemand toe behoort.