ruud moors ruud's stokpaardjes aflevering 27
Telepathie
Mijn moeder was ervan overtuigd dat ze een telepathische gave had. Volgens haar was er tussen mij en haar een telepathische connectie. Als ‘bewijs’ vertelde ze, als ze het weer eens nodig vond om ons op haar bijzondere gave te wijzen, de volgende anekdote: ‘Ik lag ziek in bed in onze slaapkamer. Rudi was wat boodschappen gaan doen en tante Lieske was op bezoek. Op een gegeven moment zei ik: ‘Lieske, Ruud staat beneden aan de straat te huilen, ga eens kijken.’ Tante Lieske zei: ‘Maar ik hoor helemaal niets.’ Toch is het zo, ga kijken alsjeblieft,’ zei ik. Tante Lieske ging naar buiten, maar zag Rudi helemaal niet. Dus liep ze de straat af en ja hoor, onderaan de straat stond Rudi te huilen met in zijn hand een tas waar vocht uit droop. Hij had een fles limonade gekocht, zoals ik hem gevraagd had, maar was, op weg naar huis, met die tas gaan zwaaien. Per ongeluk zwaaide hij tegen een lantaarnpaal waardoor de fles limonade gebroken was. Hij vond het eng om naar huis te komen omdat hij bang was dat hij op zijn donder zou krijgen, en daarom stond hij daar te huilen. Lieske snapte niet hoe ik dat kon weten, want vanaf onze slaapkamer had ik hem helemaal niet kunnen zien en hij was ook te ver weg om zijn gehuil te kunnen horen. Maar ik wist het gewoon. Er is een telepathisch contact tussen Rudi en mij.’
Een droom
Altijd als ze wilde bewijzen wat voor een speciaal telepathisch contact er tussen ons was, kwam ze met deze anekdote op de proppen. Totdat ze op een nacht een enge droom had gehad. Ik was een jaar of vijftien en ze had gedroomd dat ik voor het café, waar mijn broer en ik regelmatig kwamen, stond en dat ik snikkend zei: ‘Het was mijn schuld niet. Ze begonnen gewoon met ons te vechten.’ Omdat ze diezelfde nacht ook gedroomd had dat er op de rug van mijn broer een enorm oor gegroeid was, namen we haar niet al te serieus. Diezelfde middag gingen we naar dat café, waar we elke zondagmiddag de muziek verzorgden, dat wil zeggen de platen op de platenspeler legden, toen er een stel ‘kuiven’ binnenkwamen die al snel ruzie zochten met de langharigen die dat café bezochten. Ook mij moesten ze hebben. Met zijn vieren dreven ze me een hoek in, waar ik de meeste slagen kon ontwijken omdat ze elkaar nogal in de weg zaten. Wel beet één van die vechtersbazen me in mijn wang. Gelukkig beet hij niet door. Na even flink wat amok gemaakt te hebben, verdwenen ze weer snel. Even later stond ik inderdaad buiten van woede en angst te snikken.
Oor op rug
Dat was voor mijn moeder het bewijs dat ze niet alleen telepathische gaven had, maar ook de toekomst kon voorspellen. Toch is er, tot nu toe, op de rug van mijn broer nog steeds geen oor gegroeid. Wel heb ik, tientallen jaren later, een foto van een muis gezien waar wetenschappers een oor op hadden laten groeien. Ik weet niet meer waarom ze dat hadden gedaan, maar het beeld van een gigantisch oor op een rug bleek dus niet helemaal onzin te zijn.
Een speciale band
Omdat haar telepathische gave en haar voorspellende gave op mij waren gericht, dacht ze dat we wel een heel speciale band moesten hebben. Dat was niet altijd even prettig. Ze ging er iets teveel van uit dat we daardoor een vertrouwensrelatie hadden die niet altijd even plezierig voor mij was. Veel te jong nam ze mij in vertrouwen over allerlei problemen die haar aangingen in de veronderstelling dat dat, door onze speciale verbondenheid, gepast was.
Uit huis
Dat is wellicht de belangrijkste reden geweest dat ik al op zeer jonge leeftijd het huis uit wilde, of specifieker, niet meer iedere keer als een vertrouwenspersoon door mijn moeder gebruikt te kunnen worden. Op zeventienjarige leeftijd vertrok ik vanuit Maastricht naar Den Bosch om daar in een psychiatrische inrichting te gaan werken als leerling-verpleegkundige B.
Onbewuste drang
Daar raakte ik bevriend met een verpleegster die, net als mijn moeder, een beetje labiel was. Dat was ikzelf in die tijd overigens ook. Een eigen telefoon had ik niet. Mailen, appen en face-timen was nog niet uitgevonden. Als je bij iemand langs ging deed je dat op de bonnefooi of omdat je dat van te voren had afgesproken. Maar op een avond voelde ik dat ik bij haar langs moest. Ik had geen idee waarom, maar de dwang was te groot om te negeren. Dus nam ik mijn fiets en reed naar haar toe. ‘Ik hoopte al dat je zou komen,’ was haar reactie toen ze opendeed. Ze bleek sterk aan me gedacht te hebben.
Gave of vloek?
Ik schrok hier nogal van. Misschien had mijn moeder wel gelijk en was telepathie wel degelijk mogelijk. Maar was het ook wenselijk?, vroeg ik mezelf af. Voor mijn moeder was telepathie een gave, voor mij was het dat niet echt, meer een vervloeking. Ik had niet om die geestelijke verbinding gevraagd. Niet bij mijn moeder en ook niet bij deze (overigens platonische) vriendin.
Onwenselijk
Op het moment dat ik me realiseerde dat telepathie wellicht mogelijk was, besloot ik dat ik het, voor mezelf, in ieder geval niet wenselijk vond. Dus besloot ik om een eventuele aanleg voor telepathie te negeren. Vreemd genoeg is dat niet omdat ik er niet in geloof, maar omdat ik de mogelijkheid dat telepathie bestaat niet echt uit kan sluiten.
Labiel en telepathie
Mijn moeder was labiel. Misschien dat ze daarom wel zo ‘gevoelig’ was voor telepathie. Mijn vriendin was dat ook, net zoals ikzelf. Misschien waren we daarom wel zo ‘gevoelig’ voor telepathie. Wellicht zijn vooral labiele mensen gevoelig voor telepathie, dacht ik. En ik wilde mijn labiliteit niet voeden door me door telepathische gevoelens te laten bepalen.
Negeren
Blijkbaar kun je een eventuele aanleg voor telepathie ook gewoon negeren. Dan heb je er geen plezier meer van, maar ook geen last.
Telepathie
Of telepathie werkelijk bestaat, of een verzinsel is van labiele mensen die soms iets ‘voelen’ dat blijkt te kloppen met de werkelijkheid en daar, veel te snel, conclusies uit trekken, weet ik niet. Met zekerheid zeggen dat telepathie onzin is, kan ik ook niet. Het enige dat ik zeker weet is dat ik er, persoonlijk, heel goed zonder kan.
Communicatie
Het is onmogelijk dat mensen op lange afstand met elkaar kunnen communiceren zonder gebruik te maken van technische foefjes zoals de (mobiele) telefoon, de laptop of de faxmachine bijvoorbeeld. Dat is een stelling waar veel mensen het mee eens zullen zijn. Dingen moeten met elkaar verbonden zijn, door nabijheid, een kabel of een radiosignaal om tot communicatie te kunnen komen.
Microniveau
In de wereld waarin wij lijken te vertoeven, de wereld die wij waar kunnen nemen, is dat ook zo. Maar in de wereld van het allerkleinste, van minieme deeltjes, gaat dat niet altijd op. Daar is het wel degelijk mogelijk dat twee deeltjes kilometers van elkaar verwijderd zijn, maar toch op elkaar reageren op precies hetzelfde moment. Wetenschappers hebben kunnen aantonen dat dat zo is, maar begrijpen hoe dat kan, doen ze niet.
Deeltjes
Hoe kan een deeltje dat zich in Maastricht bevindt reageren op een deeltje dat zich in Utrecht bevindt? Hoe dat kan is een raadsel. Dat dat kan, staat vast.
Waarneming
Er zijn als het ware twee werelden. De wereld van het grote, zeg maar alles dat groter is dan een molecuul, en de wereld van het kleine, zeg maar alles dat kleiner is dan een atoom. In die ‘grote’ wereld leven wij. Onze zintuigen zijn ontwikkeld om die ‘grote’ wereld waar te nemen. Dus nemen onze zintuigen de wetmatigheden van die grote wereld waar. Daardoor gaan we vanzelf denken dat de hele wereld volgens die wetmatigheden functioneert.
Onvoorstelbaar
Maar onze zintuigen zijn niet toegerust om de nano-wereld waar te nemen. En in die nano-wereld gelden de wetmatigheden van de macro-wereld niet. Daar gebeuren dingen die wij ons simpelweg niet voor kunnen stellen omdat ze totaal afwijken van alles wat wij met onze zintuigen waar kunnen nemen.
Bewijs?
Is dat een bewijs voor het bestaan van telepathie? Nee. Valt met volledige zekerheid vast te stellen dat telepathie niet kan bestaan? Nee. Is dat erg? Nee.
Toevalligheden
Ik sta er voor open dat wat ik onmogelijk acht wel degelijk mogelijk is. Maar dat betekent niet dat ik daar dan ook voor kies. Ik weet niet of mijn moeder daadwerkelijk een telepathische gave had, of dat ze toevallig iets droomde of aanvoelde dat bleek te kloppen met de werkelijkheid. Al die keren dat ze iets droomde of aanvoelde dat niet bleek te kloppen, bleek dat, voor haar, geen bewijs te zijn dat ze niet telepathisch was.
Toeval
En ook mijn eigen ervaring met telepathie zou wel eens op die manier zijn ontstaan. Dat ik toevallig een heel sterke behoefte had om die vriendin te zien terwijl zij, op hetzelfde moment net zo’n sterke behoefte had om mij te zien.
Zoals een vriend van me, in dergelijke situaties zegt: ‘Je weet het niet, je weet het niet.’
En dat klopt. Je weet het niet.
Ruud Moors’ eerdere wekelijkse bijdragen aan dit magazine vind je hier: