
ruud moors ruud's stokpaardjes aflevering 30
Vraag en aanbod
In theorie zijn de prijzen van producten en diensten in het kapitalistische systeem gebaseerd op de verhouding tussen vraag en aanbod. Als er weinig vraag is en een groot aanbod dan zijn de prijzen van het aangebodene laag, als er veel vraag is en weinig aanbod dan zijn de prijzen van het aangebodene hoog. Als er een overschot aan tomaten is en je wilt die tomaten toch verkopen, dan verlaag je je kiloprijs zodat klanten meer tomaten gaan kopen, maar als er te weinig tomaten zijn en je wilt toch goed verdienen, dan verhoog je de kiloprijs omdat je de tomaten die je te koop hebt toch wel kwijt zult raken.
Tekort en overschot
Er is een tekort aan praktisch opgeleid personeel. Dat geldt voor alle praktisch opgeleid personeel, zowel in de bouw, in de zorg, in de horeca, in het onderwijs en de dienstensector. Er is ook een overschot aan theoretisch opgeleid personeel. Er studeren veel meer psychologen af dan er nodig zijn. Ook aan bestuurskundigen bijvoorbeeld is verre van een tekort.
Salarisverhoudingen
Dan zou je dus verwachten dat het praktisch opgeleid personeel, waarbij de vraag het aanbod verre overtreft, veel meer gaat verdienen dan theoretisch personeel, waarbij het aanbod de vraag vaak verre overtreft. Als het systeem inderdaad zo zou werken, zou dat vanzelf de theoretisch geschoolden verleiden om zich praktisch om te scholen omdat ze daarmee meer zouden kunnen verdienen. Waarom werkt dat dan niet zo?
Lage salarissen
Volgens sommige theoretisch opgeleiden is de oplossing voor het tekort aan praktisch opgeleid personeel niet om dat personeel te belonen met een hoger salaris, maar om de praktisch opgeleiden die parttime werken te bewegen om fulltime te gaan werken. Voor hetzelfde lage salaris. Met name vrouwen worden, door die theoretisch opgeleiden, aangemoedigd meer te gaan werken. En ja, ze mogen ook wel door middel van iets hogere salarissen worden aangemoedigd, maar die salarissen mogen nooit concurreren met de salarissen van theoretisch geschoolden.
Belangrijker?
De aanname die daaraan ten grondslag ligt is dat mensen die theoretisch geschoold zijn daardoor belangrijker zijn dan degenen die praktisch geschoold zijn. Maar in de praktijk klopt die aanname niet. Dat was wellicht zo toen er een tekort aan theoretisch opgeleiden bestond en er een overschot aan praktisch opgeleiden was, maar die situatie is radicaal veranderd.
Neerkijken
Dat een theoretisch opgeleid iemand niet pleit om de meest voor de hand liggende maatregel te nemen om het tekort aan praktisch opgeleiden op te lossen, is natuurlijk ook wel begrijpelijk. Dan moet je erkennen dat de groep waar je toe behoort helemaal niet zo belangrijk is als je wel zou willen, en dat de groep waar je op neer hebt leren kijken feitelijk de basis vormt van een goed functionerende maatschappij.
Fundament
Dat wordt pijnlijk duidelijk doordat er een tekort aan die praktisch opgeleiden is ontstaan. Dat tekort is mede ontstaan omdat we met zijn allen in de illusie geloofden dat hoe meer mensen een theoretische opleiding zouden volgen, hoe beter dat was voor de hele maatschappij. Wat daarbij over het hoofd werd gezien is dat het fundament van elke samenleving gelegd wordt door de werkzaamheden van praktisch opgeleiden.
De basis
Die praktisch opgeleiden verzorgen onze zieken, geven onze kinderen les, bouwen onze huizen, zorgen voor onze infrastructuur, rijden onze bussen, trams en treinen, bakken ons brood, maken onze kaas, verbouwen onze groentes, halen ons vuil op, bedienen ons in restaurants waar ze ook ons voedsel klaarmaken en doen nog honderden andere klussen die, als ze niet gedaan worden, onze hele maatschappij kunnen ontwrichten.
Staken
Maar stel je nou eens voor dat beleidsmakers een maand zouden staken. Zouden we dat merken? Ik denk eerlijk gezegd dat beleidsmakers rustig een half jaar zouden kunnen staken en dat dat geen enkel negatief effect op het functioneren van de maatschappij zou hebben, terwijl het effect van buschauffeurs die een week staken veel groter is.
Buschauffeur of beleidsmaker
De conclusie die je daar uit zou kunnen trekken is dat buschauffeurs voor het functioneren van een maatschappij als de onze, veel belangrijker zijn dan beleidsmakers. Ik denk dat Fred Teeven als buschauffeur nuttiger voor de samenleving was dan Fred Teeven als beleidsmaker. Waarom kreeg hij dan als beleidsmaker zoveel meer betaald dan als buschauffeur?
Geen idee
De oproep aan vrouwen die parttime werken om voor een fulltime job te kiezen ergert me. Die vrouwen werken vaak parttime omdat ze, ook als ze fulltime zouden werken, nauwelijks rond kunnen komen van het salaris dat ze verdienen. Daarbij wordt degene met een praktische baan vaak nauwelijks voor vol aangezien. De manier waarop ze haar werk dient te doen wordt immers bepaald door theoretisch opgeleiden die zelf nooit in de praktijk hebben gewerkt en dus geen idee hebben wat het werken in bijvoorbeeld de zorg inhoudt.
Praktisch verstand
Dus wordt aan zorgmedewerkers voorgeschreven hoeveel tijd ze mogen nemen voor de handelingen die ze als praktisch geschoolde professionals dienen te verrichten. En dat wordt hen voorgeschreven door mensen die zelf niet praktisch geschoold zijn en feitelijk helemaal geen praktisch verstand van dat werk hebben. Daarmee plaatsen mensen die geen praktische kennis hebben zich boven de mensen die dat wel hebben. Dat is vernederend en ondermijnt het werkplezier.
Kostwinner
Vroeger, zo’n vijftig jaar geleden, werkte een groot deel van de vrouwen niet buitenshuis. De man was de kostwinner en de vrouw deed het huishouden. De werkweek van een man bedroeg zo’n veertig uur. Van het geld dat hij verdiende werd hij geacht zijn gezin te kunnen onderhouden. Dat salaris moest voldoende zijn om minstens vier of meer mensen mee te kunnen onderhouden. Mijn vader verdiende als uitvoerder in de bouw genoeg om ons gezin van vijf personen te kunnen onderhouden.
Parttime
Dankzij de feministische golf in de jaren zeventig werd het normaal dat ook vrouwen buitenshuis gingen werken. Dat maakte de vrouwen financieel minder afhankelijk van de man. Toch kozen veel vrouwen ervoor om parttime te gaan werken omdat in de praktijk de man de hoofdkostwinner bleef en de huishoudelijke taken nog steeds voornamelijk door vrouwen gedaan werden.
Twee salarissen
Aan de onderkant van de samenleving gingen de lonen vaak niet omhoog met de inflatie, waardoor je ieder jaar minder voor je salaris kon kopen. Dat viel niet heel erg op omdat vrouwen ook gingen werken en men dus niet meer afhankelijk was van één salaris, maar van twee. Wonen werd sinds die tijd steeds duurder, mede omdat de overheid het kopen van huizen stimuleerde. Dat dreef niet alleen de koopprijzen van huizen op, maar ook de huren, zelfs de sociale huur.
Van tien naar dertig procent
Mijn vader betaalde ongeveer tien procent van zijn salaris aan huur. Het huis waar we woonden was een nieuwbouwhuis in een nieuwbouwwijk. De huur die we daar betaalden werd niet als extreem laag gezien, integendeel, het was een normale huur voor een sociale woningwetwoning. Ik betaal voor de sociale woningwetwoning waar ik nu in woon, iets meer dan dertig procent van mijn inkomen. Een woning kopen kan ik met mijn inkomen wel vergeten, ook als ik het inkomen van mijn vrouw erbij optel.
Besteedbaar inkomen
Ik denk dat nog maar weinig mensen in staat zijn om een woning in zijn of haar eentje te kunnen kopen. Zelfs voor tweeverdieners is wonen vrijwel onbetaalbaar geworden. Het feit dat vrouwen zijn gaan werken heeft die huizenprijzen mede omhoog gejaagd. Daardoor is het besteedbaar inkomen van een gezin feitelijk lager geworden dan in de tijd dat mannen kostwinner waren en vrouwen thuis bleven.
Van veertig naar zeventig uur
Waar je vroeger een gezin kon onderhouden met het salaris dat in veertig uur verdiend kon worden, moet nu minimaal tussen de zestig en zeventig uur gewerkt worden om een gezin te kunnen onderhouden (op een niveau dat we nu als normaal beschouwen). Die zestig tot zeventig uur worden weliswaar door twee mensen gewerkt, maar het betekent wel dat we relatief armer zijn geworden. We moeten immers meer uren werken om in ons onderhoud te kunnen voorzien.
Onderhoud
Ik vind dat het normaal zou moeten zijn dat je in je eentje in je eigen onderhoud kan voorzien door het salaris dat je met vierentwintig uur werk per week kan verdienen. En dat er niet meer dan achtenveertig uur werk nodig zou moeten zijn om, met zijn tweeën, een gezin te kunnen onderhouden. Dat is overigens nog acht uur meer dan vroeger nodig was. Het betekent dat twee partners ieder niet meer dan vierentwintig uur zouden moeten hoeven werken om samen in het onderhoud van hun gezin te kunnen voorzien.
Werken om te kunnen leven
Er dient juist meer parttime gewerkt te worden. Dat zorgt er namelijk ook voor dat de huishoudelijke taken eerlijker verdeeld kunnen worden. En het zorgt er voor dat mensen het gevoel hebben dat ze werken om te kunnen leven in plaats van andersom.
Personeelstekort
‘Maar er is een tekort aan personeel’, hoor ik in gedachten al als tegenargument. De vraag is of dat echt zo is. Wat we ons af moeten vragen is welke banen nuttig zijn en welke niet. Hebben we echt behoefte aan nog meer bestuurskundigen, adviseurs, levenscoaches, psychologen en beleidsmakers? En zo nee, wat doen we dan met al die mensen die daar voor opgeleid zijn?
Bijstellen
Maar ook, wat doen we met de bestuurskundigen, adviseurs, levenscoaches, psychologen en beleidsmakers die als zodanig werken? Voor ieder van hen tien anderen, dus kan het salaris van de mensen die die vakken uitoefenen wel omlaag. Het geld dat we daarmee uitsparen kunnen we dan gebruiken om juist de salarissen van die vakken waar weinig personeel voor te vinden is, te verhogen.
Serieus nemen
En met het verhogen van die salarissen zijn we er nog niet. Wat minstens zo belangrijk is, is dat we mensen die een praktische opleiding hebben genoten serieus nemen. Dat we erkennen dat zij bij uitstek de expertise hebben om te bepalen hoe ze hun werk zo optimaal mogelijk kunnen doen. Zodat mensen met een praktische opleiding zich trots kunnen en mogen voelen omdat ze erkend worden als belangrijk voor het goed functioneren van onze samenleving.
Werkdruk
Het tekort aan praktisch opgeleid personeel los je niet op door degenen die daartoe behoren te dwingen om nog meer en harder te gaan werken. Dan zorg je er alleen maar voor dat de werkdruk voor praktisch opgeleiden nog hoger wordt. En die werkdruk is al belachelijk hoog.
School je om!
Dus als je theoretisch opgeleid bent en je vindt dat er meer mensen nodig zijn die praktisch opgeleid zijn, school je dan om. Pas dan kun je uit ervaring meedenken over hoe en of het nuttig is dat vrouwen en/of mannen die praktisch werk doen al dan niet fulltime zouden moeten werken. En ik denk dat je dan ook vanzelf beseft waarom dat werk beter beloond zou moeten worden.
Ruud Moors’ eerdere wekelijkse bijdragen aan dit magazine vind je hier: