ruud moors ruud's stokpaardjes aflevering 34
Levenslust
Ik had laatst een gesprek met mijn schoonvader. Hij is 96 jaar oud, is door de jaren kromgegroeid, waardoor hij last heeft van al zijn gewrichten, wordt vergeetachtiger en hardhorender en loopt steeds moeilijker waardoor zijn actieradius steeds kleiner wordt. Dat vindt hij weliswaar vervelend maar dat tast zijn levenslust niet aan. In zijn studeerkamer liggen de boeken, knipsels en fotomappen hoog opgestapeld. Daar vertoeft hij een deel van de dag en geniet van de wereld die hij daar heeft verzameld.
Zin in leven
Ik vroeg hem laatst waar zijn levenslust vandaan kwam. Er verscheen een verlegen glimlach op zijn gezicht. ‘Dat weet ik eigenlijk niet,’ zei hij. Dat herken ik. Ook ik geniet van het leven, maar waarom dat zo is, zou ik ook niet goed uit kunnen leggen. Waar komt die zin in het leven vandaan?
Levenskunstenaar
Op zijn eigen, speciale manier, is mijn schoonvader een levenskunstenaar. Toen ik opperde dat zijn levenslust wel eens te maken zou kunnen hebben met het feit dat hij de watersnoodramp in Zeeland in 1953 had overleefd, ontkende hij dat.
Besef
Hij was, als beginnend dominee, op bezoek in Zeeland om over een aanstelling te spreken op het moment dat de dijken doorbraken. Hij vertelde dat hij zich op dat moment helemaal niet gerealiseerd had dat hij daarbij had kunnen omkomen. Dat dat besef pas veel later tot hem doorgedrongen was, toen duidelijk werd hoe gevaarlijk de situatie waarin hij zich bevonden had, geweest was.
Niet dood
Ik was veertien toen ik midden in een carnavalsnacht, nadat mijn broer en ik babysit waren geweest, door een dronken automobilist werd geschept. Op het moment dat die auto me raakte moet ik het bewustzijn zijn verloren. Toen ik bijkwam dacht ik even dood te zijn en in een of ander hiernamaals terecht gekomen te zijn, totdat iemand zich over mij heen boog om te vragen hoeveel vingers hij opstak. Het waren er drie. Toen realiseerde ik me pas dat ik niet dood was.
Even dood
Voor mij was dat een ervaring die me voorgoed veranderd heeft. Ik realiseerde me dat ik er, in zekere zin, even niet meer geweest was. De tijd die ik buiten bewustzijn was geweest, was ik, in mijn beleving, kwijt. Alsof ik even dood was geweest, alsof het ontbreken van bewustzijn hetzelfde was als niet zijn. Vanaf die tijd zie ik de dood als een definitief einde. Als een niet zijn.
Het bestaan
Daardoor ben ik, denk ik, het leven meer waarde gaan toekennen. Het alternatief is niet meer zijn, niet bestaan. Dit bestaan, het leven dat ik nu leid is het enige bestaan dat mij gegeven is. Dit is het. Meer is er niet. Als dit leven, dit bestaan, voorbij is, is er voor mij geen bestaan meer. Dat wil zeggen dat er, voor mij persoonlijk, een oneindigheid van niet bestaan en slechts een kort moment van bestaan is.
- Het leven is kort en het komt maar één keer
en als je het straks anders wilt, kan dat niet meer.
Mens durf te leven.Het leven is prachtig het leven is mooi,
maar vlieg uit in de lucht en kruip niet in een kooi.
Mens durf te leven.
Het leven is kort en het komt maar één keer.
Dat lied is meer dan honderd jaar oud en geeft nog steeds goed aan wat ik bedoel. Het leven is kort en het komt maar één keer. Na die keer komt het leven niet meer. Omdat ik het zo zie, hecht ik juist meer waarde aan het leven dan ik zou doen als ik in een hiernamaals of in reïncarnatie zou geloven.
Zwaar
Toch betekende de ervaring van bewusteloosheid niet dat ik vanaf dat moment alleen nog maar van het leven genoot. Integendeel. Ik kan me nog goed herinneren dat ik in mijn puberteit en adolescentie wel degelijk dood wilde. Maar ik realiseerde me ook dat ik dat niet wilde omdat ik niet meer wilde leven, maar omdat ik hoopte dat ‘men’ dan eindelijk zou beseffen hoe zwaar het leven voor me was.
Gezien worden
Eigenlijk wilde ik niet dood, maar wilde ik gezien worden. En meer dan dat wilde ik dat ik de erkenning van mijn omgeving kreeg dat ik mocht leven, dat ik er mocht zijn.
Doodsverlangen
Ik weet natuurlijk niet of het doodsverlangen voor anderen op hetzelfde gevoel gebaseerd is. Ik vermoed dat dat vaak wel zo is, maar dat er ook andere redenen kunnen zijn waarom mensen geen zin meer in het leven hebben. Als je chronische pijn hebt bijvoorbeeld. Of als je aan een klinische depressie lijdt.
Lust voor het leven
Dat verlangen naar de dood als ultieme oplossing van een groot gevoel van onbehagen is totaal uit mijn leven verdwenen. Elke dag geniet ik van het feit dat ik besta. En, net als mijn schoonvader, kan ik niet uitleggen waar die lust voor het leven vandaan komt.
Waardering
Wat zeker meespeelt is dat ik het gevoel heb dat ik door mensen die mij lief zijn gezien wordt. Niet alleen dat ik gezien wordt, maar dat ik ook als mens gewaardeerd wordt. Niet omdat ik een belangrijke positie heb of zoiets, maar omdat ik ben wie ik ben.
Goede morgen
Als ik ’s ochtends wakker word en mijn lief naast me zie liggen, zij zich naar mij toedraait en zegt: ‘Goeiemorgen lief’, dan is mijn dag al goed. Wat er dan ook die dag gebeurt, het kan mijn levenslust niet in essentie aantasten, zelfs niet als wat er gebeurt mijn humeur, om wat voor een reden dan ook, flink aantast. Mijn levenslust blijft overeind.
Zelfwaardering
Die levenslust is er altijd geweest. Zelfs toen ik me onbegrepen voelde omdat mensen me niet leken te zien. Ik zag mezelf. En misschien klinkt het raar, maar ik waardeerde mezelf, ook als anderen dat niet deden. Niet dat die zelfwaardering niet aangetast kon worden, en ook aangetast werd, maar uiteindelijk geloofde ik in mezelf, in het gegeven dat ik, in essentie, deug. Dat wil zeggen dat ik weet dat ik eerlijk en oprecht ben, los van wat anderen van me vinden.
De mensen in mijn leven
Dat gevoel zou ik niet kunnen hebben als er geen mensen in mijn leven waren geweest die op dezelfde manier naar me keken. Mijn vader, die me duidelijk maakte dat hij me om die oprechtheid en eerlijkheid waardeerde, zoals hij me ook waardeerde om mijn rechtvaardigheidsgevoel. Mijn moeder die haar absolute vertrouwen in mijn eerlijkheid uitsprak, de lerares van de vierde klas van de lagere school die me zag en duidelijk maakte dat het haar beviel wat ze zag.
De balans
Achteraf besef ik dat daar mijn levenslust vandaan komt. Ik ben wel degelijk gezien, ook al had ik dat gevoel niet altijd in mijn puberteit en adolescentie. Dat ik dat gevoel niet altijd had, had ook te maken met het feit dat ik ook vaak niet echt werd gezien en daardoor op een negatieve manier werd beoordeeld en afgewezen.
Vragen stellen
Op de Mavo werd me door verschillende leerkrachten duidelijk gemaakt dat ze er van uitgingen dat ik opgroeide voor galg en rad. Niet omdat ik vocht of diefstallen pleegde, maar omdat ik hun autoriteit aan leek te tasten. Dat bleek ik vaak te doen zonder zelf door te hebben dat ik dat deed. Elke vraag die ik stelde leek wel als een aantasting van hun autoriteit gezien te worden. Daar konden die leerkrachten blijkbaar heel slecht tegen.
Afwijzen
Afwijzing is altijd pijnlijk. Sommige mensen groeien op in een wereld waarin ze afgewezen worden door de mensen waar ze afhankelijk van zijn. Dat je daardoor de lust in het leven verliest, begrijp ik wel. Dat je dan in latere relaties vaak weer afgewezen wordt of zelf vooral bezig bent af te wijzen, ligt ook voor de hand. Het is het handelingsrepertoire dat je geleerd hebt.
Onvoorwaardelijke liefde
Mijn schoonvader had een bijzondere band met zijn moeder. Die hield onvoorwaardelijk van hem. Ik denk dat daar de oorzaak van zijn levenslust ligt. Hij twijfelt niet aan het recht om te mogen bestaan omdat hij onvoorwaardelijk is liefgehad. In ieder geval door één ouder.
Vertrouwen
Mijn vader hield onvoorwaardelijk van mij. Mijn moeder hield weliswaar ook van me, maar niet onvoorwaardelijk. Ze vroeg er veel voor terug. Maar ze gaf me ook een van de belangrijkste cadeaus die ze me had kunnen geven en dat was een onvoorwaardelijk vertrouwen in mijn eerlijkheid en oprechtheid. Daarmee voedde ze mijn zelfvertrouwen.
Daar ligt de oorzaak van mijn levenslust, denk ik.
Beperkingen
Hoe ouder ik word, hoe groter die levenslust. Net zoals bij mijn schoonvader is die levenslust niet afhankelijk van wat ik allemaal nog kan. De beperkingen die ik heb, hebben eerder toegevoegd aan mijn levenslust dan er iets van afgenomen. Alsof ik daardoor dichter bij mezelf ben gekomen, en alsof ik, door dichter bij mezelf te komen ook meer levenslust heb ontwikkeld.
Ik hou er gewoon van om te bestaan.
Ruud Moors’ eerdere wekelijkse bijdragen aan dit magazine vind je hier: