
ruud moors ruud's stokpaardjes aflevering 37
Voedselbanken
Er is een tijd geweest dat er in Nederland geen voedselbanken of gaarkeukens nodig waren. Ik heb die tijd nog meegemaakt. Die tijd is voorbij. Gaarkeukens zijn er weliswaar nog niet, maar er zijn wel al ruim 172 voedselbanken in Nederland waar mensen gratis voedsel kunnen krijgen als ze te weinig inkomsten hebben om fatsoenlijk van te kunnen bestaan. Hoe kan dat?
De jaren vijftig
Ik ben geboren in 1954. De tweede wereldoorlog was toen negen jaar voorbij en Nederland was arm. We kregen financiële hulp van Amerika om ons land weer op te bouwen. Rijk waren we niet. Integendeel. Er was een grote woningnood, dus werden er in rap tempo hele woonwijken uit de grond gestampt. Toch woonden mijn ouders de eerste jaren van hun huwelijk bij mijn grootouders in. Daar werd eerst mijn broer en daarna ikzelf geboren. Pas toen ik een half jaar oud was kregen mijn ouders een eigen huurwoning.
Redelijke huurprijzen
Die huurwoningen werden met overheidssubsidie door woningcorporaties gebouwd en voor een redelijke prijs verhuurd. Mijn ouders betaalden ongeveer tien procent van het geld dat mijn vader als uitvoerder in de bouw verdiende aan huur. Huisjesmelkers waren er wel, maar ondervonden een enorme concurrentie van die woningcorporaties. Dat zorgde er voor dat hun macht beperkt bleef. En dat ze geen al te exorbitante huren konden vragen. Ook koopwoningen waren, door de beschikbaarheid van betaalbare huurwoningen, redelijk betaalbaar.
Een kostwinner
Mijn moeder was huisvrouw. Mijn vader was kostwinner. Hij kon, met het geld dat hij als uitvoerder verdiende ons gezin onderhouden. Een vetpot was dat niet zodat hij zo nu en dan in de avonduren voor particulieren ging werken of oude steps en fietsen opknapte om die, rond Sinterklaas, met winst te verkopen. Daardoor hadden we al vroeg een radio, een wasmachine, een koelkast en zelfs een bandrecorder, zodat mijn moeder haar lievelingsmuziek van de radio op kon nemen en weer afdraaien op het moment dat ze daar behoefte aan had.
Basisinkomen voor ouderen
De overheid vond het belangrijk dat het bestaansrecht van iedereen zo goed mogelijk gewaarborgd werd en besloot iedereen die ouder was dan vijfenzestig een uitkering te geven die voldoende was om van te leven. De AOW werd ingevoerd. Een uitkering die daadwerkelijk voor iedereen gold en waarvoor geen enkele tegeneis gesteld werd. Een basisinkomen voor ouderen.
Bejaardenhuizen
Ook werden er voor ouderen bejaardenhuizen gebouwd waar men, als men niet meer zelfstandig kon wonen. terecht kon en verzorgd kon worden als dat nodig was. De bedoeling was dat ouderen op die manier gezelschap aan elkaar zouden hebben en niet zouden hoeven vereenzamen.
Bijstand
In de jaren zestig werd de bijstand ingevoerd voor mensen die, om wat voor reden dan ook, niet in staat waren om zelf voldoende inkomsten te vergaren om van te kunnen bestaan. Marga Klompé, die als minister die bijstand vorm heeft gegeven, vond dat die uitkering niet te karig moest zijn. mensen moesten in staat zijn, om als ze daar behoefte aan hadden, een bosje bloemen te kunnen aanschaffen om op tafel neer te zetten.
Belastingen
Je zou bijna denken dat de staat ongelofelijk rijk was om al die zaken te kunnen bekostigen. Hoewel het gas uit Groningen inderdaad een goede inkomstenbron was, was de Nederlandse samenleving als geheel veel minder rijk dan nu. De kosten die de overheid maakte werden opgebracht door belastingen. De consensus was dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moesten dragen.
Belastingschalen
Belastingen werden geïnd op grond van zogenaamde ‘schalen’. De eerste schaal was belastingvrij. Over het laagste bedrag werd geen belasting geheven. Over de schaal die daarboven zat werd een lage belasting geheven, over de schaal die daarboven zat een iets hogere belasting en over de allerhoogste schaal een belastingpercentage van ruim zeventig procent.
Klagen
Daar klaagden degenen over die zoveel verdienden dat een deel van hun inkomen in die hoogste schaal lag. Wat ze vaak vergaten te vermelden was dat ze over alle lagere schalen evenveel belasting betaalden als ieder ander die in die schalen zat. Ook heel rijke mensen hoefden over de onderste schaal geen belasting te betalen, over de schaal daarboven net zo weinig als mensen die niet meer verdienden dan die schaal, enzovoorts.
Ruilen?
‘Ik betaal veel meer belasting dan jij,’ klaagde een architect tegen mijn vader. ‘Over hetzelfde geld wat ik verdien betaal je net zoveel belasting als ik,’ repliceerde mijn vader, ‘alleen over wat je meer verdient dan ik betaal je ook meer belasting. En als je dat niet bevalt wil ik best met je ruilen hoor, dan ruilen we van inkomsten zodat jij net zoveel belasting betaalt als ik nu en dan betaal ik met alle liefde die extra belasting die jij nu moet betalen.’ Op dat voorstel ging die architect wijselijk niet in.
Waarborg
Tot de jaren tachtig van de vorige eeuw zorgde de overheid er voor dat de bestaanszekerheid van de zwaksten onder ons werd gewaarborgd en zeker niet werd aangetast. Eigenlijk was iedereen het er wel over eens dat dat een goede zaak was.
Reagan en Thatcher
Maar rond die tijd begon er iets te verschuiven. In Amerika beweerde Reagan dat de overheid het probleem was in plaats van de oplossing. In Groot-Brittannië beweerde Thatcher dat er helemaal niet zoiets als een samenleving bestaat, alleen losse individuen. Zowel Reagan als Thatcher vonden het belangrijk om de macht van het gewone volk aan te tasten en de macht van grote, machtige bedrijven te vergroten door middel van deregulering. Dat wil zeggen dat de overheid machtige en grote bedrijven zelf de regels voor het spel lieten bepalen. Dat die machtige en grote bedrijven daar vooral gebruik van maakten om hun eigen belangen te behartigen ten koste van de rest van de samenleving ligt voor de hand.
De vrije markt
En toen viel de muur. Het machtige Sovjetblok viel uiteen en het staatscommunisme viel als ideologie in duigen. Dat zorgde ervoor dat het kapitalisme zich als grote winnaar zag en arroganter dan ooit het discours ging bepalen. Overal. In de hele wereld. Te beginnen in Chili waar Milton Friedman de kans kreeg om zijn ‘vrije markt’-ideologie in praktijk te brengen. Dat kon makkelijk omdat Pinochet in Chili, met behulp van Amerika, de gekozen socialistische Allende had afgezet en vervangen door een meedogenloze rechtse militaire dictatuur. Iedereen die protesteerde werd geëlimineerd of opgesloten. Dat betekent dat de geboorte van de zogenaamde vrije markt plaatsvond in een meedogenloze dictatuur.
Hulp? Vrije markt!
Vervolgens werd die ideologie overal in de wereld gepropageerd en doorgedrukt met behulp van het IMC en WHO. Landen die hulp nodig hadden kregen die hulp alleen als ze zich aan de zogenaamde vrije-markt-ideologie onderwierpen.
Alles wordt beter
Volgens degenen die die ideologie propageerden zou door de onzichtbare hand van de vrije markt iedereen er overal op vooruit gaan.
Internationale bedrijven
Maar wat men vergat te vermelden was dat de macht om besluiten te nemen op deze manier van overheden werd weggenomen ten bate van de macht van grote en machtige bedrijven, vooral als die internationaal opereren. Niet dat dat een probleem zou zijn, beweerde men, want alle rijkdom die de aandeelhouders en de ceo’s van die bedrijven zich zouden toe-eigenen, zou vanzelf terug druppelen naar de armsten onder ons. Automatisch. Dat bleek onzin te zijn. De armsten onder ons zijn alleen maar armer geworden.
Armoede
We zijn nu ruim veertig jaar verder. Veertig jaar waarin de vrije markt zijn meedogenloze werk heeft mogen doen. Ik hoorde op het nieuws dat we op weg zijn naar een situatie waarin, in Nederland, meer dan een miljoen mensen in de armoede zakken en daardoor niet meer in staat zijn om in hun eigen levensonderhoud te kunnen voorzien zonder gebruik te maken van voedselbanken en andere liefdadigheid, en zelfs dan vaak niet. Onder die ruim miljoen mensen bevinden zich bijna een kwart miljoen kinderen die in armoede opgroeien.
De lijst is lang
Ouderen dienen zo lang mogelijk thuis te blijven wonen. Bejaardenhuizen zijn wegbezuinigd, Voor verzorgingshuizen en verpleegtehuizen zijn wachtlijsten. Er is een enorm woningtekort en de woningen die er zijn zijn vrijwel onbetaalbaar. Er is nauwelijks een kostwinnaar te vinden die in zijn of haar eentje een gezin kan onderhouden. Als een stel een huis huurt is het niet ongewoon als ruim een kwart tot de helft van het gezamenlijke inkomen alleen al aan huur dient te worden betaald.
De kloof groeit nog steeds
De kosten voor het levensonderhoud blijven maar stijgen. Net zoals de winsten van grote bedrijven en projectontwikkelaars. De bestaanszekerheid van een steeds grotere groep mensen wordt ondermijnd. Maar de rijkste zeventienduizend Nederlanders worden steeds rijker en betalen steeds minder belasting.
De zwakste schouders
Ooit was de consensus dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dienden te dragen. Nu lijkt het er op dat de zwakste schouders de zwaarste lasten dienen te dragen. Dat zorgt er voor dat het fundament waarop de samenleving steunt op instorten staat.
Meedogenloosheid
Tot nu toe kon degenen die de dupe zijn van de vrije markt-ideologie nog wijsgemaakt worden dat dat aan migranten en asielzoekers lag, of aan de ‘linkse’ elite die de arme burger zijn gehaktballetje niet zou gunnen, of aan Europa, maar in ieder geval niet aan de meedogenloosheid van de zogenaamde vrije markt.
Blokbeleid en woekerwinsten
Woningnood bijvoorbeeld, komt niet door Stef Blok die met zijn beleid wonen zowat onbetaalbaar heeft gemaakt. Welnee. Dat komt door al die asielzoekers die ‘onze’ huizen inpikken. En dat voedsel onbetaalbaar wordt, dat ligt aan de oorlog in Oekraïne, niet aan het feit dat bedrijven van die situatie misbruik maken door hun prijzen radicaal te verhogen, zodat de winsten van die bedrijven hoger zijn dan ooit tevoren.
Bestaanszekerheid
Toch begint er iets te kantelen. Teveel mensen komen er achter dat de vrije markt wel heel weinig voordelen oplevert voor de onderkant van de samenleving. Nu de verkiezingen voor de deur staan richten steeds meer politieke partijen zich op een ander probleem: bestaanszekerheid.
Terecht.
De olifant in de kamer
Er zijn nog steeds partijen die denken te kunnen scoren door de aandacht op migratie en asielzoekers te richten. Maar langzamerhand worden die overstemd door partijen die de aandacht wel degelijk willen richten op de olifant in de kamer. Armoede. Bestaansonzekerheid.
Ooit zei Clinton: ‘It’s the economy, stupid!’
Daar had hij geen ongelijk in. Waar het om gaat is hoe de economie voor de armsten onder ons functioneert. Als de economie de bestaanszekerheid voor die armsten aantast, dan functioneert die economie niet goed. Als de economie de bestaanszekerheid voor de armsten waarborgt, dan pas functioneert die economie naar behoren.
HET GAAT OM HET WAARBORGEN VAN BESTAANSZEKERHEID !!!
Alles
En daar valt alles onder: een fatsoenlijk minimuminkomen, huisvesting, scholing, zorg, openbaar vervoer, klimaat, schoon drinkwater, betaalbare en schone energie, enzovoorts.
En wie dat moeten betalen?
De sterksten onder ons natuurlijk, zoals het hoort. Het geld dat rijke mensen vergaren druppelt niet vanzelf naar beneden. Integendeel. Als de belastingen in de hoogste schaal steeds weer worden verlaagd dan druppelt de rijkdom naar boven, niet naar beneden. Pas als de belastingen in de hoogste schaal flink worden verhoogd komt er geld vrij om naar beneden te doen dwarrelen.
Kopen wat ze nodig hebben
Dan kan dat geld worden toegevoegd aan de inkomens van degenen die nu nog tekort hebben. Zodat ze wat ze nodig hebben kunnen kopen zonder afhankelijk te hoeven zijn van de liefdadigheid van anderen. Zodat hun bestaanszekerheid gewaarborgd wordt.
Fundament
Alleen als de armsten onder ons genoeg hebben om van te bestaan kunnen we er zeker van zijn dat het fundament waarop onze samenleving gebouwd is stevig genoeg is om die samenleving te kunnen (ver)dragen.
Als je wil weten hoe de vrije markt ideologie zijn wereldwijde dominantie heeft weten te verkrijgen raad ik het boek ‘De Shockdoctrine’ van Naomi Klein aan.
Ruud Moors’ eerdere wekelijkse bijdragen aan dit magazine vind je hier: