
ruud moors ruud's stokpaardjes aflevering 61
Toeristenblik
Nadat ik met een stel vrienden een week in een goedkoop hotel in Parijs had doorgebracht realiseerde ik me toen ik thuiskwam dat het uitzicht vanuit het kraakpand waar ik toen woonde net zo bijzonder was als het uitzicht dat ik vanuit dat hotel had gehad. Toen ik vervolgens een wandeling naar de binnenstad van Utrecht maakte deed ik dat met dezelfde ogen waarmee ik in Parijs had rondgekeken. Alsof ik een toerist was in de stad waar ik woonde.
‘s-Hertogenbosch
Ik ben per ongeluk in Utrecht terechtgekomen. Daarvoor woonde ik in Den Bosch, maar daar wilde ik, na er negen jaar gewoond te hebben, weg. Niet dat ik daar niet mooi woonde. Ik was een medebewoner van een woongemeenschap die in een pand aan de Parklaan huisde, met uitzicht op de Bosche Broek. Een prachtig uitzicht. Maar in die woongemeenschap voelde ik me niet echt meer thuis en ook de stad Den Bosch kon me niet langer meer bekoren.
Mestreech
Ik ben geboren in Maastricht. Een mooie stad waar ik me op mijn zeventiende niet echt meer thuis voelde. Vanaf mijn zeventiende tot mijn zesentwintigste woonde ik in Den Bosch, met uitzondering van een korte periode van een half jaar die ik in een verpleegstersflat in Heeze doorbracht. Dat ik in Den Bosch terecht was gekomen was puur toeval en geen bewuste keuze voor die stad.
Gekraakt
Via vrienden die in Utrecht waren gaan wonen ontmoette ik een vriendin die een etage in Utrecht gekraakt had, net op het moment dat ik uit Den Bosch weg wilde. Zij wilde liever niet alleen wonen en bood mij de voorkamer als woonruimte aan. Een aanbod dat ik met beide handen aangreep. We kregen van de gemeente een gebruiksvergunning, zonder rechten
Veertig jaar Utrecht
Ik woon nu al weer meer dan veertig jaar in deze stad. Nadat mijn huisgenote een eigen huis had gekocht bleef ik alleen achter in dat kraakpand. Nadat dat pand door de gemeente was opgeknapt mocht ik er als officiële bewoner terugkeren.
Centraal
Eigenlijk had ik niets te zoeken in Utrecht. Ik heb er nooit gestudeerd en ik heb er ook nooit een baan gehad. Mijn vrienden woonden verspreid over het land. In Utrecht zelf had ik niet veel vrienden en zelfs nauwelijks kennissen. Maar Utrecht lag wel lekker centraal in het land. Van daaruit kon ik makkelijk naar al mijn vrienden en kennissen die elders woonden reizen.
Aangespoeld
Het was alsof ik een heel lang bezoek aan een vreemde stad bracht. Alsof ik een langdurig in Utrecht verblijvende toerist was. Daardoor voelde ik me niet echt in Utrecht geworteld. Tegelijkertijd bleef ik daardoor wel met een zekere verwondering naar de stad kijken waar ik, min of meer toevallig, was aangespoeld. Op dezelfde manier waarop ik naar Parijs keek als ik daar een week vertoefde.
Londen en Amsterdam
Ik hou van Parijs. Ik hou van Utrecht. Zoals je van een stad kan houden die je bezoekt maar waar je niet echt thuis bent. Met sommige steden heb ik dat, met andere steden niet. Van Londen hou ik niet echt. Ik ben er een paar keer geweest, maar de binnenstad van Londen vind ik ronduit lelijk. Veel te veel gebouwen en veel te weinig ruimte tussen die gebouwen. Ook in Amsterdam zou ik niet willen wonen. Te druk en te rommelig.
Verliefd op steden
Waarom ik verliefd ben op Parijs en Utrecht weet ik eigenlijk niet. Waarom ik die verliefdheid niet voel bij Londen en Amsterdam, kan ik ook niet echt verklaren. Het is gewoon zo. In al die steden was ik niet thuis. Parijs is een stad waar ik op een afstand verliefd op ben, maar waarmee ik geen innige liefdesband heb opgebouwd. En dat wilde ik ook niet echt, geloof ik.
Het eerste huis
Ook met Utrecht niet. Totdat ons kind werd geboren. Tot die tijd had ik een vreemde vorm van heimwee naar Maastricht, mijn geboortestad. Niet naar de mensen die er woonden, maar wel naar sommige plekken waar ik me thuis had gevoeld. Van mijn eerste tot mijn tiende jaar woonden we in de Madoerastraat nummer 7, in een noodwoning. Dat huis was klein, vochtig en koud. Maar we hadden wel een enorme tuin. In die buurt woonde mijn boezemvriend. Daar had ik me me thuis gevoeld en daar verlangde ik naar terug.
De boerderij
Ook de vrijstaande boerderij van mijn grootouders in Vroenhoven voelde als thuis. Toen ik acht jaar oud was werd het verkocht. Ik miste die plek. Ik miste de geur van de mesthoop, de kippen, de varkens, schapen en vooral Johnny miste ik, de waakhond van mijn grootouders die er achter bleef. Die hond kende ik al zo lang ik me kon herinneren. Ook Johnny was een goede vriend.
Ontheemd
Misschien was het omdat ik er niets over te zeggen had gehad en dat ik maar niet begrijpen kon waarom mijn grootouders hun boerderij verkocht hadden (om mijn oom geld te kunnen lenen om een huis zonder hypotheek te kunnen kopen). Mijn grootouders huurden daarna een kamer bij een hospita, waar ze met zijn tweeën woonden en die zowel als woonkamer en als slaapkamer dienst deed. Hun ontheemding deed me pijn. Hun ontheemding was ook mijn ontheemding.
Heimwee
De heimwee naar die twee plekken had ik op mijn zesenveertigste nog steeds. Maar ook heimwee naar de stad Maastricht zelf. Naar de Markt en het Vrijthof en het park en de Stokstraat. Het was alsof die plekken aan me bleven trekken en dat ik me daardoor nooit ergens anders thuis kon voelen.
Thuis
Totdat ik vader werd en ik met mijn kind door de straten van Utrecht wandelde en me realiseerde dat deze stad eenzelfde soort gevoel bij mijn kind zou kunnen opwekken. Dat Utrecht voor mijn kind net zo’n thuisgevoel zou kunnen geven als Maastricht voor mij leek te hebben.
En toen veranderde mijn gevoel voor Utrecht.
Wortelen
Door mijn kind begon ik me eindelijk te wortelen in de stad waar ik, op de dag van diens geboorte, al zo’n twintig jaar woonde. Alsof ik toen pas mijn heimwee naar Maastricht kon loslaten en me daardoor thuis kon gaan voelen in de stad waar ik al langer woonde dan ik in Maastricht gedaan had. Daardoor ging ik anders kijken naar de stad waar ik woonde.
Mijn stad
Niet meer alsof ik er op bezoek was als eeuwige toerist, maar alsof ik mezelf eindelijk kon toestaan deel te zijn van die stad en van de wijk waar ik woon. Mijn kind is nu vierentwintig en verknocht aan zijn geboortestad. En zijn geboortestad is mijn thuis geworden. Want waar zou ik anders thuis kunnen zijn dan in de stad waar mijn kind zich thuisvoelt.
Gestolen plekken
Ik vroeg me af waar ik heimwee naar had gehad en kwam er achter dat ik heimwee had gehad naar plekken die ik kwijt was geraakt zonder dat ik daar iets over te zeggen had gehad. Die plekken waren me afgenomen, die waren als het ware van me gestolen. En op de een of andere manier had ik dat niet kunnen verkroppen.
Thuisgevoel
Ik vroeg me af wat er zou gebeuren als ik er in zou slagen om zo’n verloren plek terug te krijgen. Zou ik echt weer in die noodwoning op Mariaberg willen wonen? Zou ik me nog thuis kunnen voelen op de boerderij van mijn grootouders, die door de eigenaren grondig was verbouwd? Ik realiseerde me dat het niet de plekken zelf waren waar ik heimwee naar had, maar naar het thuisgevoel dat die plekken mij ooit gegeven hadden.
Plekken in de tijd
En dat thuisgevoel had niet zozeer met die plekken zelf te maken, maar met wat die plekken voor mij betekend hadden. Waar ik heimwee naar had waren die plekken in een tijd waar ik nooit meer naar terug kon keren. Die plekken waren er wel, maar ze waren door de tijd teveel veranderd om nog ooit hetzelfde vertrouwde thuisgevoel te kunnen geven waar ik naar verlangde.
Een verloren wereld
Waar ik heimwee naar had was een verloren wereld. En toen ik accepteerde dat ik die wereld verloren had, verdween die heimwee als sneeuw voor de zon.
Plekken of mensen
Misschien is dat wel waardoor ik me pas in Utrecht thuis kon gaan voelen nadat mijn kind er geboren was. Ik realiseerde me dat dit het begin was van onze toekomst samen. En dat het gevoel thuis te zijn niet met plekken te maken heeft, maar met de mensen om je heen die je thuis doen voelen. Ik was al thuis. Er was geen reden meer voor heimwee.
Thuis
Ik ben thuis bij mijn echtgenote en kind. De plek waar ik ben doet er niet toe. De verbinding met mensen zorgt ervoor dat je je ergens thuis voelt of niet. Daarom voel ik me nu in Utrecht thuis. Ik heb hier nooit gewerkt en nooit gestudeerd. In zekere zin ben ik nog steeds een eeuwige toerist in deze stad. En toch ben ik er thuis. Tegelijkertijd kijk ik nog steeds met toeristenogen naar de stad waar ik woon. En dat vergroot de liefde voor die stad alleen maar.
Thuis is waar het hart is.
En mijn hart is waar ik ben.
Ik ben thuis in mezelf.
Ruud Moors’ eerdere wekelijkse bijdragen aan dit magazine vind je hier: