ruud moors ruud's stokpaardjes aflevering 88
Verveling
Ik verveel me nooit. Ik zou niet weten hoe. Toen ik jong was, tijdens mijn jeugd, puberteit en adolescentie, kostte het me geen enkele moeite om me te vervelen, maar op de een of andere manier ben ik het verleerd. Ik kan het gewoon niet meer. Dat is niet omdat mijn leven nu zoveel spannender is of dat er meer gebeurt in mijn leven. Integendeel zou ik bijna zeggen. Het ligt niet aan het feit dat mijn omstandigheden zijn veranderd. Dat ik me niet meer verveel komt omdat ik zelf veranderd ben.
Impulsen
Toen ik jong was verlangde ik constant naar sterke prikkels. Als die er niet waren voelde ik een leegte in me. Het was alsof ik steeds maar weer impulsen van buiten nodig had om die leegte te vullen. Als die impulsen niet sterk genoeg waren werd mijn innerlijke onrust groter. Om die innerlijke onrust te verkleinen had ik sterke impulsen van buiten nodig.
Innerlijke onrust
Die innerlijke onrust is verdwenen. Niet dat ik nooit meer onrust voel, maar als ik nu onrust voel dan wordt die onrust van buiten af gevoed, terwijl de onrust die ik had toen ik jong was van binnenuit kwam. Die innerlijke onrust was er dus altijd. Alleen voelde ik die niet zo als ik door iets van buiten geprikkeld werd.
Leegte vullen
Als ik een spannend boek las, voelde ik mijn innerlijke leegte even niet omdat dat verhaal de leegte tijdelijk vulde. Datzelfde gebeurde ook als ik naar muziek luisterde of naar de bioscoop ging of bij mijn grootouders op woensdagmiddag televisie keek. Ook als ik zat te tekenen verdween die innerlijke onrust even naar de achtergrond.
School
De grootste verveling sloeg toe als ik naar school ging. In mijn tijd stonden alle schoolbanken los van elkaar, achter elkaar, in strakke rijen opgesteld, zodat iedere leerling gericht was op het bord en de onderwijzer. De eerste drie jaren van de lagere school zat ik bij de broeders op school. Die wisten de lessen zo ongelofelijk saai te maken dat ik van verveling bijna uit elkaar spatte.
Dansen
Soms kwam het voor dat een onderwijzer heel even de klas verliet. Dan namen mijn vriend Frans en ik van de gelegenheid gebruik om even op onze tafels te gaan staan dansen totdat die onderwijzer witheet van woede de klas weer binnenstormde. Dat verdreef de verveling in ieder geval voor een korte poos.
Vergaderingen
Die verveling begrijp ik nog steeds heel goed. Als ik nu gedwongen zou zijn om met aandacht naar het geleuter van een of andere hotemetoot te moeten luisteren, zou ik nog steeds moeite hebben me niet te vervelen. Zeker als ik niet de gelegenheid zou hebben om me in mezelf terug te trekken. Om die reden vond ik vergaderingen een ramp. Zeker als die vergaderingen niet goed gestructureerd waren en kop noch staart leken te hebben.
To the point
Als ik al moest vergaderen was ik zelf liefst de voorzitter, zodat ik meteen to the point kon komen. ‘Wat zijn de punten? We beginnen met punt een. Wie wil daar iets over zeggen? Nog iemand? Niet? Oké, dan naar punt twee, etc.’ Als ik een vergadering mocht leiden dan duurde die nooit langer dan drie kwartier en waren alle punten aan de orde gekomen. Voor tussendoor geneuzel gaf ik geen ruimte. Dat moest maar na de vergadering gebeuren, vond ik.
Verknoeien van tijd
Maar goed, ook tijdens mijn werkzaam leven verveelde ik me. Niet uit een innerlijke onrust, maar omdat ik het vervelend vond om mijn tijd te verkwisten. Dat is, nu ik er zo over nadenk, toch een andere vorm van verveling. Er waren zat collega’s die mijn manier van vergaderen op zich wel prettig vonden, maar toch de neiging hadden om tijdens een vergadering allerlei zaken te berde te brengen die er niet echt toe deden.
De tijd doden
Die collega’s beschouwden een vergadering ook als een gezellige bijeenkomst. Een gelegenheid om de tijd te doden, zeg maar. En dat begrijp ik ook. Dat is dezelfde reden waarom ik als puber en adolescent vaak naar de kroeg ging. Om samen met anderen de tijd te doden. Die tijd moest dood omdat de innerlijke onrust in slaap moest worden gesust.
Gerichte aandacht
Ik ging naar de kunstacademie toen ik tweeëntwintig jaar oud was. Op de kunstacademie leerde ik met aandacht kijken en met aandacht werken. Vooral dat met aandacht kijken maakte voor mij nogal een verschil. Daardoor ging ik aandacht geven aan mijn omgeving in plaats van het zoeken van aandacht voor mezelf in mijn omgeving. En dat maakte een enorm verschil.
Aandacht geven
Als je de onrust in jezelf wil vullen met aandacht uit je omgeving dan werkt dat alleen op die momenten dat je aandacht aan die omgeving weet te onttrekken. Maar op momenten dat dat niet lukt, voel je de onrust juist extra sterk. Maar als je aandacht geeft aan je omgeving vergeet je de onrust in jezelf vanzelf. Alleen maar door het geven van aandacht.
Positieve aandacht
Het lukt niet altijd om aandacht aan je omgeving te onttrekken, en zeker geen positieve aandacht, maar als je de intentie hebt om aandacht aan je omgeving te geven, staat niets je in de weg om dat ook daadwerkelijk te doen. En hoe meer aandacht je geeft aan je omgeving, hoe meer die aandacht je voedt, zeker als je positieve aandacht geeft.
Filteren van ruis
Dat is wellicht ook de reden dat ik eindeloze vergaderingen zo vervelend vond. Omdat er ook belangrijke dingen besproken werden, en het nooit duidelijk was wanneer die precies aan de orde kwamen in die wirwar van ruis die zo’n vergadering zo eindeloos deed duren, moest ik aandacht blijven houden, ook bij die zaken die er feitelijk niet toe deden. En dat putte me uit. Het lukte me niet om die aandacht op te brengen.
Droedels
Ik heb heel wat kladblokken volgetekend tijdens die vergaderingen en was dan niet met volle aandacht bij alle roddels en vakantieverhalen die mijn collega’s tijdens die vergaderingen inbrachten, waardoor ik soms ook belangrijke besluiten miste. Tegelijkertijd kom ik die kladblokken zo nu en dan weer tegen en bekijk dan vol plezier die krabbels waar ik tijdens die eindeloze vergaderingen wel aandacht voor op wist te brengen.
Leven met aandacht
Ik heb al ruim twintig jaar geen vergadering meer bijgewoond. Ik heb me in die ruim twintig jaar nog nooit verveeld. Mijn chronische vermoeidheid heeft mijn mogelijkheden weliswaar ernstig beperkt, maar de mogelijkheid om met aandacht te leven is er alleen maar groter door geworden.
Grenzeloze verveling
Soms denk ik met verbazing terug aan mezelf als schoolgaand kind. Dan herinner ik me hoe ik me grenzeloos kon vervelen omdat er, naar mijn idee, niets te doen was. Ik zie mezelf dan weer buiten lopen op zoek naar iets om die verveling mee te verdrijven. Met wisselend succes. Maar ook toen kon ik ineens gegrepen worden door iets buiten mij dat om mijn aandacht vroeg.
De wereld van een mier
Een mier die op een grasspriet zat en bovenaan gekomen weer omdraaide om naar beneden te gaan. Dan vroeg ik me af waar die mier heenging en probeerde haar zolang mogelijk te volgen waardoor ik vergat me te vervelen. Op de een of andere manier nodigde die verveling me uit om te zoeken naar iets waar ik aandacht aan kon geven om de verveling op die manier te verdrijven.
Te veel
Ik hoef nu niets meer te zoeken. Er is zoveel dat om mijn aandacht vraagt dat ik nooit genoeg aandacht kan genereren om alles wat me boeit volledige aandacht te geven.
Kennis
Als kind dacht ik dat kennis vooral saai was. Dat lag voor een groot deel aan de ongeïnspireerde manier waarop ons op school kennis werd bijgebracht. Die manier van kennis vergaren vind ik nog steeds uitermate vervelend. Maar kennis op zichzelf is absoluut niet vervelend. Niet als het een bevrediging van nieuwsgierigheid is. Schoolse kennis is dat zelden. Vandaar dat schoolse kennis beloond wordt met een cijfer. Dat alleen is al voldoende om de innerlijke nieuwsgierigheid naar kennis in de kiem te smoren.
Nieuwsgierigheid en inzicht
Kennis is niet simpelweg het vergaren van feiten. Door het vergaren van feiten groeit het inzicht in hoe de wereld in elkaar zit. En daardoor groeit ook het inzicht in jezelf als deel van die wereld. Althans als je kennis vergaart uit nieuwsgierigheid. Hoe meer kennis je vergaart, hoe meer je er achter komt hoe weinig kennis je hebt. Ook dat is een inzicht.
Het spel
Het spel dat je speelt door kennis op te doen om daardoor een beter inzicht te krijgen in jezelf en de wereld waar je deel van uitmaakt, is nooit af. Dat kan ook niet. Je kunt niet alle feiten kennen. Je kunt niet het ultieme inzicht verwerven. Het is het spelen van dat spel dat er voor zorgt dat ik me nooit meer verveel. Daar is dat spel te boeiend voor. Hoe langer ik dat spel met aandacht speel, hoe meer aandacht ik voor dat spel verkies te hebben. Een perpetuum mobile van aandacht hebben voor de wereld om me heen.
Ik denk niet dat ik me ooit nog zal vervelen.
Ik zou niet weten hoe.
Ruud Moors’ eerdere wekelijkse bijdragen aan dit magazine vind je hier: