Gemeenschappelijk bezit
Er is ooit een tijd geweest dat de wereld van ons allemaal was en dat wij allemaal onderdeel waren van de wereld. Met ‘wij’ bedoel ik dan alle levende wezens die zich op aarde bevonden. Geen mens dier, plant of schimmel kwam op het onzalige idee dat de wereld in bezit genomen kon worden, niet door een soort en al helemaal niet door een individu. De wereld was gemeenschappelijk bezit van alles dat leefde, en alles dat leefde behoorde de wereld toe.

Gebruik van grondgebied
Dat groepen dieren of zelfs individuele dieren onderling zich exclusief een leefruimte toe-eigenden deed daar niets aan af. Dat had niets met bezit te maken. Als zo’n territorium niet door zo’n groep dieren of een individueel dier werd gebruikt, kwam het vanzelf weer vrij voor gebruik door anderen. Dat een groep dieren of een individueel dier anderen het recht op het gebruiken van een grondgebied dat ze zelf niet gebruikten zouden ontzeggen, kwam niet voor.

Gebruiksrecht
Dat kwam omdat dieren, waaronder mensen, zich wel het gebruiksrecht van een grondgebied van een gebied konden toe-eigenen, maar dat ze daarmee dat grondgebied niet in bezit namen. Hoe kun je de aarde bezitten? Het idee dat je de aarde kan bezitten is net zo vreemd als het idee dat je de lucht zou kunnen bezitten, of de maan, de zon en de sterren.

Grondbezit
Het toe-eigenen van grond als bezit is geen natuurlijk gegeven. Het is een uitvinding van de mens. Niet van de mensheid als geheel, maar van mensen die zich door middel van dat grondbezit meer macht en rijkdom wisten toe te eigenen dan anderen.

Landbouw en veeteelt
Pas sinds de uitvinding van de landbouw en veeteelt bestaat het in bezit nemen van grond. Daarvoor had het bezitten van grond geen enkel voordeel. Maar op het moment dat grond bebouwd werd met graan, fruit, groente, bomen en gras, en er dieren gehouden werden, werd het in bezit nemen van grond lucratief.

De rijkste grond
De personen die zich de meest vruchtbare gebieden wisten toe te eigenen, en het gebruik ervan aan anderen wisten te ontzeggen, verkregen daarmee een rijkdom aan voedsel en bouwmaterialen, die hen in staat stelden om degenen die de pech hadden om door de armzaligheid van hun grondgebied niet genoeg voedsel te produceren te kunnen domineren

Pech of geluk
Die pechvogels konden dan kiezen om te vertrekken naar een ander gebied, in de hoop dat ze zich daar wel een vruchtbaar stuk grond konden toe-eigenen, of om voor de geluksvogels te gaan werken, waardoor ze weliswaar te eten kregen, maar een groot deel van de vruchten van hun arbeid door de grondbezitters werd opgeëist.

Geven en nemen
Het onderscheid tussen werkgevers en werknemers had nooit kunnen ontstaan zonder het idee dat individuele mensen grond mogen bezitten. En hoewel het woord ‘werkgevers’ suggereert dat degenen die die titel dragen iets aan anderen ‘geven’ en dus iets toevoegen aan anderen, en het woord ‘werknemers’ suggereert dat degenen die zo genoemd worden iets van anderen ‘nemen’ en dus iets afnemen van anderen, is de werkelijkheid precies andersom.

Werkgevers
Het zijn de werkgevers die zich de vruchten van de arbeid van anderen toe-eigenen en de werknemers wiens vruchten van de arbeid door anderen worden afgepakt. Het zijn dus de werkgevers die nemen en de werknemers die ontnomen wordt.

Grondbezit
Door grondbezit konden individuen zich zelfs dat grondgebied toe-eigenen dat ze zelf niet gebruikten, en degenen die die grond wel in gebruik wilden nemen dwingen hen daarvoor een vergoeding te geven. Grondbezit is de basis van belastingen. Belastingen die het ene individu aan het andere individu betaalt om een stuk grond te mogen gebruiken dat die ander niet gebruikt, maar waarvan diegene zich het gebruiksrecht wel heeft toegeëigend, door het in bezit te nemen.

Diefstal
Er zijn millennia overheen gegaan voordat vrijwel alle grond door menselijke individuen in bezit is genomen. De basis van al dat bezit is diefstal. Als ik mij, als individu, een grondgebied toe-eigen, ontneem ik dat grondgebied aan de gemeenschap. Zelfs als ik het dan zelf niet gebruik mag een ander het niet gebruiken zonder mijn toestemming. Maar ik heb die grond niet gemaakt. Ik kan die grond ook niet geërfd hebben van iemand die die grond gemaakt heeft. Dus is de grond die ik bezit ooit door een individu of een groep individuen gestolen van de gemeenschap van alles dat leeft.

Gedeelde grond
Nog niet zo heel lang geleden deelden dorpen stukken grondgebied. Daar mochten de leden van de gemeenschap, ten bate van zichzelf, gebruik van maken. Het was vanzelfsprekend dat niemand daar misbruik van mocht maken en meestal gebeurde dat ook niet. Grootgrondbezitters was het een doorn in het oog dat die gemeenschappelijke gebieden, meenten genaamd, niet in hun bezit waren. Dus namen ze die meenten in bezit, door de enkele keer dat er wel eens iemand was die op een egoïstische manier gebruik maakte van zo’n meent als excuus te gebruiken om die meenten aan hun eigen grondbezit toe te voegen. Met als drogreden dat zij dat misbruik konden voorkomen.

Afhankelijk
Daardoor waren die grondgebieden niet meer door arme mensen te gebruiken om hout te sprokkelen, wat groente op te verbouwen of schapen te laten grazen en werden ze afhankelijker van de grootgrondbezitter. Dat was natuurlijk in het voordeel van die grootgrondbezitter. Een dubbel voordeel. Niet alleen had die grootgrondbezitter zijn grondbezit uitgebreid, maar de arme mensen waren afhankelijker van die grootgrondbezitter en dus gemakkelijker uit te buiten.

Win win
Cynisch zou je kunnen zeggen dat dat voor de grootgrondbezitter een win win situatie was.

De vrije markt
Doordat we het bezit van grond normaal zijn gaan vinden, zijn we privé-bezit in het algemeen ook normaler gaan vinden. Het idee van de vrije markt berust daarop. Alle bezit dient in handen van individuen te zijn. Gemeenschappelijk bezit heet dan niet efficiënt te zijn. Privatiseer alles dat van ons allemaal is en de hemel op aarde zal, dankzij de onzichtbare hand van de vrije markt, vanzelf ontstaan.

Gemeenschappelijk bezit
De hemel op aarde voor die individuen die zich al dat gemeenschappelijke bezit hebben weten toe te eigenen. Maar de gemeenschap is wat we gemeenschappelijk bezaten wel kwijt. En de kans dat we dat ooit terug zullen krijgen is niet zo heel groot, ben ik bang.

De oogst
In de afgelopen veertig jaar zijn we als gemeenschap beroofd van een goed functionerende postbezorging, van gemeentelijke energiebedrijven, van een fatsoenlijk functionerend openbaar vervoer (treinen, trams en bussen), van een betaalbare woningmarkt (met woningcoöperaties die namens ons allen betaalbare huurwoningen beheerden), en een zorgstelsel dat, voordat de privatisering daarin toegestaan werd, betaalbaar en efficiënt was.

Geld
Al die diensten zijn nu het bezit van beleggers en aandeelhouders, vaak uit het buitenland. Het doel van die beleggers en aandeelhouders is niet om zo optimaal mogelijk diensten te verlenen, maar om zoveel mogelijk geld te onttrekken aan de samenleving die van die diensten afhankelijk is. Het primaire doel van aandeelhouders en beleggers is immers winsten maken.

Efficiëntie
Het smoesje, waarmee die uitverkoop van alles wat ons gemeenschappelijk bezit was aan rijke aandeelhouders en beleggers, wordt verkocht, is dat de dienstverlening daardoor efficiënter zou worden, omdat aandeelhouders en beleggers die diensten beter kunnen beheren dan de overheid. Alsof de overheid niet de taak heeft de hoeder van het gemeenschappelijke belang te zijn, maar alsof we dat beter aan willekeurige individuen over kunnen laten.

Duurder en minder efficiënt
Het is hetzelfde smoesje waarmee de gemeenschappelijk gronden uit de middeleeuwen door de grootgrondbezitters zijn ingepikt. En net zoals de verliezers van die meenten daardoor afhankelijker werden van de grootgrondbezitter, waardoor deze zich de vruchten van de arbeid van die verliezers makkelijker kon toe-eigenen, zijn wij als gebruikers van de diensten die ons, nog niet zo heel lang geleden, gemeenschappelijk toebehoorden, afhankelijker geworden van de aandeelhouders en beleggers die die diensten nu bezitten. Geen wonder dat die diensten steeds minder efficiënt en tegelijkertijd steeds duurder worden.

Collectieve verantwoordelijkheid
Ik vind dat alle grond in gemeenschappelijk bezit zou moeten zijn en dat degenen die die grond gebruiken daarvoor een vergoeding dienen te betalen aan de gemeenschap. Zorg, onderwijs, openbaar vervoer, energie en wonen horen een collectieve verantwoordelijkheid te zijn die we met zijn allen op ons dienen te nemen. Als er al winsten behaald zouden worden in deze sectoren, dan zouden die winsten terug moeten vloeien naar de gemeenschap.

Parasieten
Individuen hebben niet het recht om de gemeenschap te gebruiken als melkkoe. Aandeelhouders en beleggers zijn, in tegenstelling tot echte ondernemers, de parasieten van de samenleving. Dat zijn ze, niet omdat die individuen slechte mensen zijn, maar omdat ze denken dat wat ze doen deugt omdat het wettelijk mag. Maar niet alles wat wettelijk mag, deugt ook.

Moreel verwerpelijk
Ook toen slavernij wettelijk mocht was het moreel verwerpelijk. Ook als een bedrijf wettelijk gif in een rivier mag storten of in de lucht uit mag stoten, is dat moreel verwerpelijk. Alles wat schadelijk is voor de gemeenschap van alles dat leeft, is moreel verwerpelijk.

De aarde
Het idee dat de aarde door ons, als soort, in bezit genomen mag worden, is moreel verwerpelijk. Het idee dat stukjes van die aarde door individuen van onze soort in bezit genomen mag worden, is moreel verwerpelijk. De aarde is geen onderdeel van de mensheid. De mensheid is een onderdeel van de aarde.

Van as tot as, van stof tot stof.

Terug naar de aarde
Door de aarde heb ik kunnen ontstaan. Zonder de aarde was ik er niet geweest. De aarde heeft mij niet nodig om te bestaan. Net zomin als ik de moeder waaruit ik ben geboren kan en mag bezitten, kan ik de aarde waaruit ik ben ontstaan bezitten. Minder nog. Als ik sterf gaat alles waar ik uit besta weer terug naar de aarde waaruit ik ben voortgekomen. Net zoals mijn moeder weer teruggekeerd is naar de aarde waaruit zij is voortgekomen.

Het risico
Net zomin als een zandkorrel de woestijn kan bezitten, kan de mensheid de aarde bezitten. Net zomin als een watermolecuul een regenplas kan bezitten, kan een mens een stukje van de aarde bezitten. De aarde is van zichzelf en kan helemaal niet in bezit genomen worden. Hoe meer we dat als mensheid collectief of individueel proberen, hoe groter het risico dat we de aarde zo veranderen dat we er zelf geen onderdeel meer van uit kunnen maken.
Dan houdt de mensheid op te bestaan.

Een groter geheel
De aarde houdt pas op te bestaan als de zon, over een paar miljard jaar, ontploft en de aarde weer onderdeel maakt van zichzelf, zoals het ooit was, miljarden jaren geleden. Want ook de aarde is niet van zichzelf, maar deel van een groter geheel.

Uiteindelijk is alle bezit slechts een illusie.