ruud's utopische droombeeld aflevering 23
Twee soorten gelijkheid
Er zijn twee soorten gelijkheid; gelijkheid door eenvormigheid en gelijkheid door diversiteit. Als geboren Maastrichtenaar vierde ik jarenlang het Maastrichtse carnaval waarbij iedereen zich zo origineel mogelijk probeert te verkleden. Op mijn zeventiende verhuisde ik naar Den Bosch omdat ik daar in een psychiatrische inrichting ging werken. Met carnaval had ik dienst en na mijn ochtenddienst fietste ik naar mijn kamer vlak bij het station. Uit het station stroomde een enorme massa mensen die allemaal in blauwe uniformen gekleed waren, dat wil zeggen, bijna allemaal. Als ik het me goed herinner zag ik er één persoon tussen die zich had verkleed als een gele banaan. ‘Wat is hier aan de hand?’ dacht ik. Ik was even bang dat er oorlog was uitgebroken of zoiets, maar toen ik beter keek zag ik dat iedereen in een blauwe boerenkiel gekleed was. Pas toen realiseerde ik me dat ik kennis had gemaakt met het Brabantse carnaval.
Gelijk is uniform
Blijkbaar vonden Brabanders dat iedereen pas gelijk was als ze hetzelfde uniform droegen. Een vriend van me, die uit Limburg kwam en verkering met een verpleegster had, dacht dat het wel grappig zou zijn zich als verpleegster te verkleden, om zo samen met haar carnaval te vieren. Dat zou in Limburg geen enkel probleem zijn geweest, maar toen hij zich zo tussen de blauwgekielde Brabantse carnavalsvierders begaf, kreeg hij sterk afwijzende, en, tot zijn grote verbazing, zelfs ronduit agressieve reacties. ‘Waarom moet jij zo nodig opvallen?’ ‘Kun je niet normaal doen en net als wij een boerenkiel aantrekken?’ ‘Wie denk je wel niet dat je bent?’ waren enkele opmerkingen die naar zijn hoofd geslingerd werden. Er was een groot aantal café’s waar hij ronduit geweigerd werd vanwege zijn outfit. Een erg gezellige carnaval had hij, op deze manier, niet.
Uitsluiting
Overigens was het gegeven dat in Den Bosch veel café’s een portier voor de deur hadden staan die bepaalde of je wel of niet naar binnen mocht, ook een opvallend verschil met Maastricht, waar dat nadrukkelijk niet het geval was. In verschillende café’s in Den Bosch kwam je alleen binnen als je toegangskaarten had, die een selecte groep had gekregen. Anderen waren niet welkom. Die uitsluiting van mensen die niet tot de ‘binnengroep’ behoorden, was er in Maastricht niet. Daar kwam iedereen elk café moeiteloos binnen.
Vechtpartijen
Wat ook opviel was dat het carnaval in Den Bosch altijd wel ontsierd werd door enkele, vaak massale, vechtpartijen. Als er gevochten werd, kwam er al snel een groep mensen omheen staan om de vechtenden enthousiast aan te moedigen.
Agressie taboe
In Maastricht kon je niet gek genoeg doen met carnaval. Ik heb mensen gezien die zichzelf als konijn in een enorme kooi hadden verkleed (waarbij de kooi een onderdeel was van het carnavalskostuum), of enorme hoeden droegen waar hele vruchtenmanden op bevestigd waren, inclusief plastic vruchten. Mannen die zich als non verkleed hadden, of als diva, het kwam allemaal voor. Met carnaval nam niemand daar aanstoot aan. Hoe vreemder, afwijkender en gekker, hoe beter, leek het wel. Als er wel eens iemand in een blauwe kiel tussen liep, wist iedereen dat dat geen echte Maastrichtenaar kon zijn, maar ook dan lokte dat zeker geen agressie uit. Agressie leek eigenlijk wel taboe met carnaval. Natuurlijk kon een individu wel eens ruzie krijgen met een ander individu, maar de omstanders zorgden er dan al snel voor dat die ruzie in de kiem gesmoord werd. ‘Maak gein awkloete, jong. Kom, veer drinke us nog eine!’ zei een omstander dan terwijl hij degene die het pissigst was zachthandig van zijn opponent verwijderde. Alle omstanders beaamden dat wat er ook gebeurd was, het deze ‘ambras’ niet waard was. De vechtersbaas liet zich graag overtuigen, vooral omdat hij af zou gaan als hij door zou gaan met ruzie zoeken.
Vrij verkeer
In Maastricht kwam je, in de tijd dat ik er carnaval ging vieren, elk café binnen. Als er al een portier stond, wat eigenlijk zelden voorkwam, dan hield die portier niemand tegen. Toegangskaarten om een café binnen te kunnen waren nergens nodig.
Gelijkvormigheid
Het carnaval in Brabant heeft een veel oudere traditie dan het carnaval in Limburg. De bedoeling van beide feesten is, in principe, dezelfde; het gelijk maken van iedereen aan elkaar. In Brabant viel daarbij de keuze op gelijkvormigheid. Als iedereen het uniform van een blauwe boerenkiel aantrekt, dan zijn de verschillen tussen de verschillende mensen niet meer te zien. Dan is het onduidelijk of je een notabele of een volksmens tegenover je hebt. Dan is iedereen gelijk. Vanuit de agrarische achtergrond van die streek en het gegeven dat deze carnavalstraditie daar ontstond is dat ook begrijpelijk. Met carnaval is iedereen een boer.
Iedereen bijzonder
Het carnaval in Maastricht is van veel latere datum. Het is overgenomen van het Keulse carnaval dat zich, op zijn beurt, heeft gebaseerd op het carnaval van Venetië. Dat was, in eerste instantie een elitair carnaval, waarbij de elite een feest gaf waar opvallen de norm was. Hoe gekker, hoe beter. Toen carnaval in Maastricht een volksfeest werd, werd die norm overgenomen. Met carnaval kan iedereen zich speciaal wanen. Met carnaval is iedereen bijzonder. Ook dat is een vorm van gelijkheid.
Uniformen
Ik ben bang dat ik, door de manier waarop ik er over geschreven heb, wel duidelijk heb gemaakt welke vorm van gelijkheid mijn voorkeur heeft. Of dat ook zo zou zijn geweest als ik in Brabant geboren zou zijn, weet ik eigenlijk niet. Wat ik wel weet is dat ik altijd een hekel heb gehad aan uniformiteit. Ik hou er niet van als mensen er allemaal hetzelfde uitzien. Het maakt mensen anoniem. Het ontneemt ze, op een bepaalde manier, hun eigen persoonlijkheid. Dat blijkt ook uit onderzoeken. Er is onderzoek gedaan naar de bereidheid van groepen mensen die in oorlog met elkaar zijn, om te moorden, te verkrachten en hun tegenstanders te martelen. Dan blijkt dat mensen daar veel meer toe bereid zijn als ze allemaal hetzelfde uniform aan hebben. Er is daarbij naar verschillende culturen gekeken en iedere keer blijkt weer dat culturen die, voordat ze gaan vechten, geen uniform aantrekken, maar waar eenieder als zichzelf gaat vechten, veel minder snel tot moord, verkrachting en marteling wordt overgaan dan in culturen (zoals de onze) waarin mensen zich in uniform hullen, voordat ze gaan vechten.
Groepsdwang
Het verklaart wellicht ook hoe het mogelijk was dat Mao in de jaren zestig van de vorige eeuw jongeren zo gek kon krijgen om zich bij zijn culturele revolutie aan te sluiten en excessief geweld te gebruiken tegen hun leraren en ouders. Al die jongeren droegen hetzelfde uniform. Al die jongeren waren daardoor anonieme groepsleden geworden. Het deel zijn van de groep was belangrijker dan de eigen persoonlijkheid. Het persoonlijke geweten maakte plaats voor groepsdwang. Als individuen al bezwaren voelden tegen de slechte behandeling van hun leraren en ouders, hielden ze dat angstvallig voor zich.
De normen van de groep
Dat is de reden dat ik tegen het gebruik van uniformen ben. Gelijkheid door uniformiteit is geen echte gelijkheid, omdat daarin niemand van zichzelf is. Dan is niemand meer persoonlijk verantwoordelijk maar bepaalt de leider van de groep de normen van de groep. Dan is iedereen binnen die groep ondergeschikt aan die leider.
Gelijkheid door diversiteit
Als ieder individu anders mag zijn dan ieder ander individu zijn alle individuen gelijk in het van elkaar mogen verschillen. Dan bezit ieder individu zichzelf en is ook ieder individu verantwoordelijk voor zichzelf en zijn eigen gedrag. Daarom geloof ik dat gelijkheid door diversiteit de voorkeur heeft boven gelijkheid door uniformiteit.
Ruud Moors’ eerdere afleveringen van zijn Utopische Droombeeld-serie en zijn eerdere wekelijkse bijdragen aan dit magazine vind je hier: