De mens
De kroon op de schepping. Dat was de mens volgens de visie die ik als kind opgelegd kreeg. Dat de schepping pas volmaakt werd door de schepping van de mens, was een idee dat in onze cultuur diep verankerd was. Het scheppingsverhaal, zoals dat in de bijbel stond, was daar duidelijk over. De aarde was niet zomaar geschapen, maar was geschapen om de mens cadeau te doen. Wij waren het summum; het überdier. Alle andere dieren waren derhalve unterdieren en daarom door ons te gebruiken voor onze belangen en behoeftes.

Aantrekkelijk superieur
Als je met zo’n idee bent grootgebracht, raak je dat niet meteen weer kwijt. Nadat ik de religie die dat idee propageerde achter me liet, liet ik niet meteen het idee dat de mens de kroon op de schepping is achter me. Op zich is dat vreemd omdat ik niet meer in een schepper geloofde en dus ook niet geloofde in een schepping, maar het idee dat ik tot een superieure soort behoorde, verheven boven alle andere levende wezens, was te aantrekkelijk om zomaar los te laten.

Groter en meer
Wij mensen waren, in onze ogen, superieur omdat we veel grotere hersenen en dus een veel groter denkvermogen hebben dan andere dieren. Nu zijn er wel degelijk diersoorten die grotere hersenen hebben, maar daar vonden we iets op door niet de grootte van de hersenen, maar de grootte van de hersenen in verhouding tot het lichaamsgewicht tot maatstaf te maken. Wij moesten natuurlijk wel bewijzen dat wij superieur waren en dus maakten we datgene waar wij ‘meer’ van hadden tot maatstaf. Helemaal eerlijk is dat niet en we waren ook niet consequent.

Reuzenbrein
Er bestaat namelijk een diersoort dat niet alleen grotere hersenen heeft dan de mens, maar ook een veel grotere hersenmassa in verhouding tot het lichaam. Dat dier bevindt zich in de zee. We noemen dat dier een octopus. Niet alleen in het hoofd van die octopus bevindt zich een groot brein, maar dat brein is verbonden met acht kleinere die zich bij de tentakels van dat dier bevinden. Feitelijk is de octopus een reuzenbrein met een lichaam eromheen. Daar weten we ook wel wat op. Zo’n octopus is niet gewerveld en telt dus niet mee. Daarbij gebruikt die octopus zijn hersenen niet om cultuur te scheppen en dat doen wij wel. Het feit dat we cultuur scheppen maakt ons dan weer superieur. Vinden we.

Superieur en inferieur
Dat is de truc die we iedere keer gebruiken om onszelf als een superieur wezen te kunnen zien. We maken datgene wat ons onderscheidt tot norm en meten daar de inferioriteit van andere diersoorten aan af. Dat dit niet eerlijk is, kunnen we duidelijk maken als we het omdraaien en het bijzondere van andere diersoorten tot norm maken. Dan is de mens in velerlei opzichten inferieur. Honden en katten horen en ruiken en zien beter. Ze zijn zich daardoor op een superieure manier van hun omgeving bewust. Een hond kan zijn omgeving in kaart brengen door wat hij hoort en ruikt en is zich daardoor van een veel groter deel van zijn omgeving bewust dan een mens.

Beschaving en verdeeldheid
En hoe zit het dan met de beschaving waar we zo trots op zijn? Die beschaving is door het voeren van oorlog en het onderwerpen van mensen, dieren en planten tot stand gekomen. Die beschaving heeft mens en dier bloed zweet en tranen gekost. En zelfs na ruim tienduizend jaar van beschaving zijn we, als mensheid, niet in staat gebleken langdurig vreedzaam samen te leven. Zolang ik leef is er altijd ergens oorlog geweest. Er is nog nooit een moment in de geschiedenis geweest dat mensen onderling niet ergens oorlog voerden. Als mensen ergens goed in zijn is het wel in verdeeldheid, in het buitensluiten van ‘vreemde’ groepen mensen.

Problemen oplossen
Als we werkelijk zo superieur zijn, waarom leven de ruim zeven miljard mensen die er nu zijn dan niet vreedzaam samen? Dat is, in theorie, helemaal niet moeilijk. We hebben de technieken om een samenleving voor die ruim zeven miljard mensen te creëren waarin iedereen genoeg te eten heeft, met een dak boven het hoofd, voldoende kleding, een goede gezondheidszorg, de kans om zich te ontwikkelen en voldoende energie om zich te verplaatsen of te verwarmen. We hebben de kennis om alle problemen die er zijn, inclusief de problemen die we zelf veroorzaakt hebben, op te lossen en een samenleving te creëren waarin het bestaansrecht van ieder individu gewaarborgd is. Toch blijken we daar niet toe in staat.

Mieren
Ik las ergens, ik weet niet meer waar, dat er in Europa een mierensamenleving is van ruim 6 miljard mieren, verdeeld over verschillende kolonies. Die kolonies leven in harmonie met elkaar. Als een mier verdwaald raakt en mieren van een andere kolonie tegenkomt dan sluit zij zich bij die andere mieren aan en wordt deel van die andere kolonie. Die mier wordt meteen geaccepteerd als deel van die kolonie. Feitelijk vormen al die kolonies één totale mierensamenleving. Die mieren is gelukt wat ons mensen nog steeds niet gelukt is. Ze vormen een vreedzaam geheel van miljarden individuen die allemaal evenveel deel uitmaken van de totale samenleving. Geen enkele mier wordt, om wat voor een reden dan ook, buitengesloten.

Het mierenbestaan
Wat vreedzaam samenleven betreft is die mierengemeenschap superieur aan de mensheid. Natuurlijk zijn er ook aspecten van het mierenbestaan die minder aantrekkelijk zijn. Je zal maar de pech hebben om als ‘mierenkoningin’ geboren te worden. Waarom we dat arme individu als een ‘koningin’ zien, is mij een raadsel. Moet je je maar voorstellen dat je opgesloten wordt in een grot onder de grond en vetgemest wordt om vervolgens als broedmachine te moeten functioneren. Dat is, denk ik, zeker geen benijdenswaardige positie. Als ik als mier door het leven zou moeten gaan, zou ik toch liever de vrijheid hebben om rond te lopen in de frisse lucht, op zoek naar voedsel, dan vetgemest in een hol onder de grond de ene na de andere pop uit te moeten poepen.

Schepping
Hoe langer ik leef, en hoe meer ik te weten kom over andere levende wezens, hoe belachelijker ik het idee vind dat de mens de kroon op de schepping zou zijn. Natuurlijk zijn we bijzonder. Elke levensvorm is bijzonder, de mens niet uitgezonderd. Maar de wereld draait helemaal niet om de mens. De mens is maar een van de vele levensvormen die er zijn. Het belangrijkste verschil tussen ons en andere levensvormen is onze fantasie. Maar de producten van die fantasie zijn niet per se in ons voordeel. Ook daarin hechten we meer waarde aan een eigenschap die wij toevallig bezitten en doen vervolgens alsof het hebben van die eigenschap ook meer waarde heeft. Omdat wij, dankzij onze fantasie, kunnen scheppen, hebben we het ‘scheppen’ tot een superieure eigenschap bedacht, om vervolgens een god te scheppen die alles heeft geschapen om uiteindelijk de mens te scheppen als kroon op de schepping.

Grenzeloze fantasie
Wat daar vooral uit blijkt is hoe krankzinnig onze fantasie vaak ook is. Ik geloof niet meer dat de mens een superieur wezen is. We zijn bijzonder, dat wel. Maar het feit dat we bijzonder zijn, is op zichzelf ook weer niet zo bijzonder. Elk levend wezen is bijzonder. En misschien denk ik wel dat de mens zich onderscheidt door zijn grenzeloze fantasie, maar positief is dat lang niet altijd. Het gegeven dat we ons vaak superieur achten is ook een product van onze fantasie. En die fantasie bepaalt de werkelijkheid waarin we leven. Door andere mensen of dieren of andere levende wezens als inferieur te verzinnen, geven we onszelf meer bestaansrecht dan anderen. Alle ellende waar mensen zich in bevinden komt uit dat soort fantasieën voort. Als we die ellende willen opheffen zullen we onze fantasie moeten aanspreken om onze ideeën te veranderen. En wat mij betreft moeten we voorgoed zien af te komen van het idee dat we superieur aan andere levende wezens zijn. En omdat ik fantaseer dat dat zo is, is het voor mij ook zo.