
ruud's utopische droombeeld aflevering 43
Een eigen godsdienst
Mijn ouders vonden het wel een goed idee om mij naar de HAVO te sturen. Dat was, in de tijd dat ik naar de middelbare school ging, nog een experiment. De broeders die in het klooster op de Tongerseweg vertoefden, waren er, als eersten in Maastricht, mee begonnen. Ik kwam in de brugklas te zitten en ging, na het eerste jaar, met de hakken over de sloot over naar het tweede jaar op de HAVO. Nadat ik, in het eerste semester, een eigen godsdienst had opgericht, waarbij het geloof in god als onbelangrijk werd gezien, werd ik gedegradeerd naar de MAVO, die door broeders van een verwant klooster in de binnenstad werd bestierd.
Vragen
Zowel op de HAVO als de MAVO had ik vrij veel problemen met leerkrachten die moeite hadden met het gegeven dat ik nogal graag vragen stelde. En dan niet de vragen die zij graag wilden dat ik stelde, maar vragen naar het nut van de kennis die zij mij bij wilden brengen. ‘Maar waarom moet ik die rijtjes uit mijn hoofd leren, broeder?’, vroeg ik bijvoorbeeld, als ik weer eens een lijstje met feitjes of jaartallen in mijn hoofd moest stampen. ‘Doe nou maar gewoon wat er van je gevraagd wordt Moors!’, was dan het geïrriteerde antwoord. ‘Maar wat is dan het nut van natuurkunde? Waarvoor moet ik dat eigenlijk allemaal weten?’, vroeg ik dan wanhopig, in een poging om erachter te komen waarom ik al die moeite zou moeten doen om feitjes in mijn hoofd te proppen die me, los van een context, helemaal niks zeiden. ‘Doe niet zo moeilijk Moors, daar kom je vanzelf wel achter!’ Schijnbaar wekte de vraag waarom ik iets zou moeten weten, bij de leerkrachten die mij die kennis bij probeerden te brengen, enorme irritatie op.
Onderwerpen
Als ik bij Nederlands een opstel schreef en ik deed dat over een maatschappelijk onderwerp, zoals dienstweigeren bijvoorbeeld, dan kreeg ik daar een krappe voldoende voor. Hooguit een zes. Maar als ik een verhaal uit mijn duim zoog dat nergens over ging en waarin ik in ieder geval mijn mening niet gaf, dan kreeg ik steevast een acht. Dat vond ik vreemd. Ik maakte in beide stukken evenveel (of even weinig) taalfouten en ook mijn schrijfstijl was niet echt anders. Blijkbaar maakte het onderwerp van mijn opstel uit of ik een zes of een acht kreeg. Dat betekende dat ik ‘gestraft’ werd als ik mijn mening onder woorden probeerde te brengen en dat ik ‘beloond’ werd als ik een ‘veilig’ thema behandelde. Maar het ging om Nederlands. Dus feitelijk zou dat niets uit moeten maken. Toch deed het dat wel.
Wat onthou ik?
Toen ik op de MAVO zat, vond ik natuurkunde geen leuk vak. Ik had met name moeite om het periodiek stelsel in mijn hoofd te proppen. Zo maar willekeurig feitjes proberen te onthouden is me eigenlijk nooit gelukt. Dat betekent niet dat ik een slecht geheugen heb. Integendeel. Als ik iets boeiend vind en het kan koppelen aan de kennis die ik al heb, onthou ik veel feiten veel beter dan andere mensen. Zo weet ik nog precies wat mijn ouders aan huur betaalden voor hun woning toen ik zeventien was. Ik verdiende toen 500 gulden per maand en zij betaalden 120 gulden huur per maand. Ik betaalde tussen de 65 en 150 gulden huur voor een kamer inclusief energiekosten. Dat soort dingen onthou ik dus wel. Dat komt omdat ik altijd de tering naar de nering heb moeten zetten. Daardoor ben ik bijzonder prijsbewust. Daardoor weet ik ook dat wonen belachelijk veel duurder is geworden in de afgelopen veertig jaar. Mijn grootouders verkochten hun boerderij in 1962 (met een flinke lap grond) voor 16.000 gulden. Onlangs werd die boerderij te koop aangeboden voor bijna een miljoen euro! Dezelfde boerderij! Sinds de verkoop van huizen door de overheid is gestimuleerd, houd ik, met verbazing, die idiote verhoging van woonlasten in de gaten.
Prijzen van bier
Dat heb ik overigens niet alleen met woonlasten, maar ook met andere prijzen, zoals de prijs van een glas bier in een café. In Maastricht betaalde ik in 1971 voor een glas bier 55 cent, terwijl datzelfde glas bier in een café in Den Bosch 75 cent moest kosten. Dat maakte nogal een verschil. Als ik al het geld dat ik als 17-jarige verdiende aan glazen bier had uitgegeven dan had ik er 666 glazen bier voor kunnen kopen. Als ik nu met datzelfde bedrag naar een café zou gaan dan zou ik daar nog geen 100 glazen bier voor kunnen kopen.
Relevantie
Met andere woorden; met mijn geheugen is niks mis, maar ik onthou alleen wat voor mij relevant is om te onthouden. En ik moet eerst die relevantie inzien wil ik feiten kunnen onthouden.
Losse zandkorrels
Daarom was ik een slechte leerling in mijn middelbare schooltijd en ook toen ik leerling-verpleegkundige werd. De feiten die ik moest leren hadden voor mij geen interne logica. Het waren losse zandkorrels, maar het was onduidelijk waar de zandkorrels deel van waren. Waren ze deel van een woestijn, van een strand, van een zandloper, van een zandbak?
Betrokkenheid en nieuwsgierigheid
Pas toen ik naar de kunstacademie ging en daarna een opleiding tot creatief therapeut volgde, kreeg ik plezier in het onderwezen worden. Mijn existentiële vragen over het waarom van de kennis die me werd bijgebracht, werden eindelijk beantwoord. Ze riepen geen irritatie op, maar werden juist gezien als blijken van betrokkenheid en nieuwsgierigheid en dat werd gewaardeerd.
Aanpassen
Op de lagere school, op de middelbare school en als leerling-verpleegkundige werd er niet gekeken naar de kennis die ik had, naar wat ik beheerste en kon, maar werd ik getoetst op het voldoen aan de aan mij opgelegde normen. Niet mijn intrinsieke nieuwsgierigheid werd aangesproken, maar mijn vermogen om mij aan te passen aan een bepaalde manier van kijken, zoals die voor mij, door anderen was bepaald. Dat doodt alle creativiteit.
Zelf nadenken
Dat wil zeggen, als het je lukt om je aan te passen aan de manieren van kijken die je van bovenaf worden opgelegd, dan doodt dat je vermogen om op een creatieve manier naar de wereld om je heen te kijken. Dan geef je een antwoord op een vraag omdat je dat zo hebt geleerd, niet omdat je er over hebt nagedacht. Als er een ander, en soms beter, antwoord op die vraag mogelijk is, zul je daar niet opkomen omdat je hebt afgeleerd om zelf na te denken.
Leren leuk vinden
Er zijn, gelukkig, leerkrachten die het leuk vinden om leerlingen zelf te laten nadenken. Dat zijn de leerkrachten die ervoor hebben gezorgd dat ik leren leuk ben blijven vinden. En ja, die waren er, incidenteel, ook op de lagere school, de middelbare school en de opleiding tot verpleegkundige in een psychiatrische inrichting.
Nieuwsgierigheid en inzicht
Helaas wordt het die leerkrachten niet erg gemakkelijk gemaakt in een onderwijssysteem waarbij het meten van de kennis die leerlingen, volgens degenen die die kennis meten, zouden moeten hebben. Nieuwsgierigheid is niet te meten. Inzicht net zo min. Toch is het belangrijker dat mensen via nieuwsgierigheid hun inzichten toetsen en verdiepen dan dat ze het periodiek stelsel uit hun geheugen kunnen diepen, of precies weten wat, volgens examinatoren, een schrijver bedoeld zou hebben met een bepaald stukje tekst. Vooral omdat die schrijver als het hem of haar gevraagd wordt, dat vaak zelf ook niet weet. Schrijvers schrijven niet met het idee; ik ga hier dit en dat mee bedoelen. Wat veel interessanter is, is wat de lezer uit de tekst haalt en waarom. Als je een tekst leest, dan eigen je je die tekst immers toe. Die is dan niet meer van de schrijver, maar van de lezer. Zoals een schilderij deel wordt van de beschouwer en een muziekstuk deel wordt van de luisteraar.
Het prikkelen van nieuwsgierigheid
Mijn broer Holly heeft dat altijd goed begrepen. Hij heeft me geleerd om met interesse te luisteren naar muziek, te kijken naar kunst en films en boeken te lezen over allerlei onderwerpen. Dat deed hij niet door te toetsen of ik begrepen had hoe ik moest luisteren, kijken en lezen, maar door nieuwsgierig te zijn naar wat ik er van vond. Daardoor heeft hij me plezier leren hebben in luisteren naar muziek, kijken naar kunst en films en het lezen van boeken. En volgens mij is dat de essentie van onderwijs; plezier leren hebben in het verbreden van kennis en inzicht. Veel belangrijker dan feitenkennis is het prikkelen van nieuwsgierigheid.
Ruud Moors’ eerdere afleveringen van zijn Utopische Droombeeld-serie en zijn eerdere wekelijkse bijdragen aan dit magazine vind je hier: