ruud's utopische droombeeld aflevering 44
Een klein wit huis
Soms mis je dingen die je best kwijt zou willen zijn als je ze nog zou hebben. De reden dat je die dingen mist is dat je ze bent kwijtgeraakt zonder dat je er voor koos om ze kwijt te raken. Als kind was ik erg gehecht aan bepaalde plekken. We woonden in een noodwoning met een grote tuin er om heen. Feitelijk was die woning een proefwoning. Er waren er een stuk of twaalf gebouwd om te kijken welke proefwoningen het beste als noodwoningen zouden voldoen, om er vervolgens een hele wijk van te bouwen. De woning waar wij woonden hoorde daar niet bij. Het was een klein wit huis met een hoog rood dak. Het was een vochtig en koud huis met een grote tuin eromheen. Het huis was zo koud en vochtig dat mijn tenen in de winter vaak in een kramp schoten waarbij de ene teen zich over de andere krulde en daar verkrampt bleef zitten. We waren in dat huis komen wonen toen ik ongeveer een jaar oud was. Dat dat huis vochtig en koud was beschouwde ik als een gegeven. Ik was immers niets anders gewend.
Een boerderijtje
Mijn grootouders van vaders kant woonden in een boerderij vlak bij de Belgische grens. Het was een oude boerderij langs een zandpad. De naaste buren woonden aan de andere kant van de grens. Vanuit onze noodwoning liepen we elke zondag naar die boerderij om onze grootouders te bezoeken. Ook dat huis was koud en vochtig. Maar in de keuken was het behaaglijk en warm. Wanneer we de boerderij naderden kwam Johnny, de waakhond, luid blaffend op ons af. Dat was zijn manier om ons te begroeten. Als ik Pa en Moeder gedag had gezegd ging ik altijd even bij Marie buurten. Marie woonde in een kleine boerderij vlak over de grens. Ik voelde me altijd thuis bij Pa en Moeder, de ouders van mijn vader. Alles was vertrouwd; het buitentoilet, de mestvaalt, de kippen, konijnen, biggen, schapen en geiten.
Johnny en de boerderij
De boerderij van mijn grootouders en onze noodwoning beschouwde ik als mijn lievelingsplekken. Ik voelde me er thuis. Toen ik acht jaar oud was, werd de boerderij van mijn grootouders verkocht omdat mijn oom geld nodig had voor het kopen van een huis. Daarom verkochten mijn grootouders hun huis om hem het geld dat ze daarvoor kregen te lenen, zodat hij geen rente over het geleende geld hoefde te betalen. Mijn grootouders verhuisden, tijdelijk, naar een kamer in een huis op de Bieslanderweg. Dat hoorde niet, vond ik. Twee oude mensen die samen één kamer moesten bewonen omdat hun boerderij verkocht was zodat hun jongste zoon geen hypotheek hoefde te nemen voor het huis dat hij wilde kopen. Dat klopte niet. En wat helemaal niet klopte was dat de boerderij van mijn grootouders er niet meer voor ons, voor mij, was. Johnny was op de boerderij blijven wonen. Onze Johnny. Onze vriend de waakhond. Ik miste hem. Ik miste Marie. Nu we niet meer naar de boerderij van mijn grootouders gingen, zag ik haar ook nooit meer. Het was alsof er een stuk uit mijn ziel was weggesneden.
Verhuizing
Mijn moeder wilde dolgraag een ander huis. Via woningruil lukte dat ook. Toen ik tien jaar oud was verhuisden we naar een huis in een andere wijk van Maastricht. Ik vond die verhuizing maar niks. Ik had, naar mijn gevoel, mijn hele leven in die noodwoning op Mariaberg gewoond en nu werd ik ontworteld en naar een ander deel van de stad overgeplant. Vanaf de kleuterschool was ik bevriend met Frans van Rooij. Hij was als een broer. We deelden lief en leed, waren boezemvrienden. En nu zag ik hem nooit meer.
Een rijtjeshuis
Ons nieuwe huis was een gewoon rijtjeshuis. Twee etages met boven de slaapkamers en de douche en beneden de huiskamer en de keuken. Het was geen echt huis, vond ik. In een echt huis bevond alles zich op de begane grond. Zo was ik het gewend en zo wilde ik het hebben. Het tuintje dat achter dat huis lag stelde ook helemaal niets voor. Veel te petieterig om voor een echte tuin door te mogen gaan. Ik miste onze noodwoning met die prachtige tuin eromheen. Maar bovenal miste ik mijn vriendje Frans.
Dan maak je maar een nieuw vriendje
Ik vertelde mijn moeder dat ik ons huisje op Mariaberg miste. ‘Ik ben blij dat we van die koude brak af zijn,’ zei ze geïrriteerd. ‘Maar ik mis Frans van Rooij,’ probeerde ik nog. Daar wilde ze niets van horen. ‘Dan maak je maar een nieuw vriendje,’ vond ze.
Heimwee
Een groot deel van mijn leven heb ik heimwee gevoeld naar de boerderij van mijn grootouders en onze noodwoning op Mariaberg. In mijn hoofd bedacht ik allerlei alternatieve scenario’s waarin ik had kunnen voorkomen dat mijn grootouders hun boerderij zouden verkopen en dat we onze noodwoning zouden verlaten. Op de een of andere manier lukte het me niet te accepteren dat die plekken geen deel meer uitmaken van mijn leven. Maar waarom eigenlijk? Waar had ik heimwee naar? En waarom kon ik zo moeilijk accepteren dat ik die plekken was kwijtgeraakt?
Te koop
Laatst zag ik een foto van de boerderij van mijn grootouders zoals die er nu uit ziet. Die boerderij was op dat moment te koop. Ik realiseerde me dat ik, zelfs als ik het geld zou hebben om die boerderij te kopen, dat niet zou willen.
Memory Lane
Een paar jaar geleden wandelde ik met mijn echtgenote en zoon naar Mariaberg en bekeek de wijk en het huis waar ik van mijn eerste tot mijn tiende jaar woonde. De noodwoning stond er nog. De tuin leek kleiner dan ik me herinnerde, maar was, voor een stadstuin, nog steeds enorm groot. Toch zou ik ook daar niet meer willen wonen.
Thuisgevoel
De reden dat ik niet meer terug verlang naar die plekken is dat ik me ben gaan realiseren dat ik vooral moeite heb gehad met het feit dat die plekken uit mijn leven zijn verdwenen zonder dat ik daar iets over te zeggen heb gehad. Het zijn niet de plekken zelf waar ik naar terug verlang, maar het thuisgevoel dat me is ontnomen. Zelfs als ik die plekken weer terug zou kunnen krijgen, blijf ik dat thuisgevoel missen. Die leegte is feitelijk niet meer te vullen.
Nadelen
Daarbij realiseer ik me nu, veel beter dan toen, dat er wel degelijk nadelen waren aan die boerderij en die noodwoning. Die nadelen woog ik als kind niet mee. Als kind accepteer je datgene waaraan je gewend bent. Een koud en vochtig huis is, als het je thuis is, in eerste instantie je thuis. Dat het er koud en vochtig is, is van ondergeschikt belang.
Stokstraatkwartier
Mensen die grootgebracht zijn in het Stokstraatkwartier in Maastricht, voordat ze er uit werden verwijderd om dat het gebied werd opgeknapt voor de bevoorrechte elite van Maastricht, spreken nog steeds met nostalgie over hoe fijn het was om daar te wonen. Terwijl de huizen waarin ze woonden feitelijk onbewoonbaar waren en de armoede gigantisch was. Waar ze naar terug verlangen is niet de woonsituatie en de armoede, maar naar het thuisgevoel. Dat is wat ze missen. Ze hebben er niet voor gekozen om naar woonscholen getransporteerd te worden om daar te leren hoe ze zich moesten gedragen. Dat is hen aangedaan. Daarom verlangen ze naar een situatie waar ze, als ze er nu voor zouden kunnen kiezen, voor geen goud meer naar terug zouden willen.
De stad
Ik verlang niet meer terug naar mijn geboortestad Maastricht. Datgene waar ik naar terugverlangde was niet de stad waar ik ben grootgebracht, en die ik uit eigen vrije wil heb verlaten, maar die twee plekken waar ik me als kind thuis voelde, en die me, zonder dat met mijn gevoelens rekening werd gehouden, zijn ontnomen.
Thuis waar ik nu ben
De afgelopen jaren ben ik me steeds meer gaan realiseren dat ik niet echt meer terugverlang naar die boerderij van mijn grootouders en die noodwoning op Mariaberg. Ik zou er voor geen goud meer naar terug willen. Feitelijk is mijn thuissituatie nu veel beter dan hij ooit geweest is. Maar dat ben ik pas gaan zien toen ik me realiseerde dat de plekken die ik miste niet de plekken waren die ik miste, maar het thuisgevoel dat bij die plekken hoorde. Dat thuisgevoel staat los van die plekken. Het vreemde is dat ik me eigenlijk heel erg thuis voel waar ik nu ben. Door me dat te realiseren, heb ik het gemis van het thuisgevoel dat me vroeger is ontnomen, alsnog kunnen accepteren.
Verlies van thuisgevoel
Nostalgie is het terugverlangen naar een situatie die je kwijt bent geraakt, maar die je, als je nu voor dezelfde situatie zou moeten kiezen, waarschijnlijk helemaal niet meer acceptabel zou vinden. Het heden is absoluut niet slechter dan het verleden. Ook niet per se beter. Het verlangen naar het verleden heeft niets te maken met de werkelijke situatie in dat verleden, maar met het verlies van een thuisgevoel. Het is een vals soort terugverlangen naar iets dat je, naar je gevoel, is ontnomen.
Ruud Moors’ eerdere afleveringen van zijn Utopische Droombeeld-serie en zijn eerdere wekelijkse bijdragen aan dit magazine vind je hier: