Goede bedoelingen
Goede bedoelingen kunnen volslagen verkeerd uitpakken. Dat komt omdat de gevolgen van een goedbedoelde actie vaak niet voorzien kunnen worden. In de jaren zeventig van de vorige eeuw ontstond er wereldwijd protest tegen het dragen van bont. Dat protest werd onder andere gevoed door filmpjes waarin te zien was hoe zeehondenbaby’s werden doodgeknuppeld door pelsjagers in Canada. Die pelsjagers waren Inuit die voor dat ‘doodknuppelen’ een hakapik (het traditionele wapen van de Inuit) gebruikten waarmee de zeehondenbaby’s in één klap dood werden geslagen. Het is een zielig gezicht; de arme zeehondenbaby, die met grote ogen hulpeloos zijn noodlot afwacht terwijl de jager dichterbij komt, toeslaat en dan de zeehondenbaby wegsleept, daarbij een bloedspoor achterlatend in de witte sneeuw.

Afkeer
Dankzij Greenpeace gingen deze beelden in 1976 de hele wereld rond en wekten wereldwijd afkeer op. Daarmee zette Greenpeace zichzelf definitief op de kaart en ontstond er wereldwijd een afkeer van bontjagers en van dragers van bont. Vanaf dat moment werd het dragen van bont niet meer, net zoals het dragen van diamanten en gouden sieraden, als een teken van welstand gezien, maar als een teken van harteloze ongevoeligheid. ‘Ik hou niet van madammen met unne bontjas, madammen met unne bontjas zijn gemeen,’ zong de toenmalig bekende Vlaamse komiek Urbanus en vertolkte daarmee de algemene weerzin tegen het dragen van bont. Het dragen van bont lokte steeds meer weerstand op. Dat zorgde ervoor dat de bonthandel vrijwel stil kwam te liggen.

Ramp
Er kwam al snel een verbod op de handel in zeehondenvellen. Daarmee droogde de belangrijkste inkomstenbron van de Inuit op. Voor de Inuit was dat een economische ramp die een grote invloed had op hun welzijn. Alternatieve werkgelegenheid was er niet. Je kunt rustig zeggen dat de bodem onder hun bestaan weg werd geslagen.

De gevolgen
Dat gold niet alleen voor de Inuit, maar voor alle inheemse volkeren in Canada die van hun inkomsten afhankelijk waren van de handel in bont. De Cree, die zo’n duizend kilometer zuidelijker leven, en voor wie de handel in bever- en martervellen een belangrijke inkomstenbron was, konden die vellen nu nauwelijks meer kwijt. De traditionele jachtgebieden brachten weinig meer op. Omdat de Cree toch moesten leven, moesten ze op zoek naar andere inkomsten. Daarop grepen houtkapbedrijven hun kans en kochten het recht om hout te winnen in die gebieden. Het gevolg was vaak dat alle bomen in een bepaald gebied in één klap werden gerooid waardoor uiteindelijk 90 procent van het bos verdween. Daarmee verdween ook het leefgebied van bevers en marters, elanden en rendieren. Elanden en rendieren leven van mos, maar dat mos verdwijnt als het bos wordt gekapt. Ook als er dan nieuw bos groeit duurt het lang voordat de fragiele bosbodem is hersteld en nog langer voor de schimmels en korstmossen terug zijn. Het wrange is dat de dieren die men wilde beschermen er uiteindelijk een groot deel van hun leefgebied door kwijtraakten.

Averechtse acties
Degenen die de handel in bont ter discussie wilden stellen en succesvol waren in het terugdringen van die handel, deden dat, zonder meer, met de beste bedoelingen. Ze hadden nooit kunnen bevroeden dat ze de Inuit en de Cree daarmee zoveel nadeel zouden bezorgen. Ze hadden al helemaal geen idee dat hun acties tegen bont er uiteindelijk voor zou zorgen dat een groot deel van de bossen in de boreale zone door houtkap zou verdwijnen en dat daardoor het leefgebied van talrijke diersoorten onherstelbaar vernietigd zou worden. Ook van de diersoorten die ze juist met hun acties hadden willen beschermen. Uiteindelijk is het maar de vraag of die dieren niet beter af waren geweest als de handel in bont gewoon was blijven bestaan.

Konijnenplaag
Wat goed is en wat kwaad is, is niet zo makkelijk te bepalen. De personen die konijnen meenamen naar Australië en die daar loslieten, deden dat niet om een ecologische ramp te veroorzaken. Ze realiseerden zich niet dat konijnen die zich razendsnel voortplanten in een omgeving zonder natuurlijke vijanden, vanzelf een plaag gaan vormen.

Langetermijndenken
De mens is een kortzichtig wezen. Ik denk dat alle dieren dat zijn. In principe leeft elk dier van dag tot dag. Dat wil niet zeggen dat er geen enkele toekomstvisie is. Trekdieren bijvoorbeeld hebben wel degelijk een idee van de toekomstige tijd en welk gebied er in de nabije toekomst voor het meeste voedsel zal zorgen. Maar een besef van het huidige handelen op de lange termijn ligt niet voor de hand. Dan moeten we met teveel factoren rekening houden en daar zijn we niet toe in staat. Al was het maar omdat we alleen met die factoren rekening kunnen houden die we kennen. Desnoods zouden we nog rekening kunnen houden met de effecten van de factoren waarvan we weten dat we ze niet kennen (door een bepaalde onzekerheid in ons handelen in te bouwen), maar er zijn ook factoren waarvan we niet eens weten dat we ze niet weten en waarmee we simpelweg geen rekening kunnen houden. Dat is waarom we uiteindelijk altijd weer in situaties belanden die anders zijn dan we hadden kunnen voorzien.

Beste bedoelingen
Dat is ook waarom we met de beste bedoelingen handelen om het goede te doen om dan, uiteindelijk, meer kwaad dan goed te doen. Dat is waarom revoluties altijd ontaarden in samenlevingsrampen. We kennen onze beperkingen veel te slecht en overschatten ons vermogen om in te kunnen schatten wat tot het goede en wat tot het kwade leidt.

De heilstaat
Daarom is het belangrijk dat we in het nastreven van een rechtvaardige samenleving kritisch blijven ten opzichte van onszelf. Dat we beseffen dat we maar beperkt kunnen inschatten wat de gevolgen van onze keuzes voor het grote geheel zijn. Dat we voorzichtig zijn in het radicaal veranderen van de samenleving. Dat we oppassen ‘het kind niet met het badwater weg te gooien’. De grootste fout die een mens kan maken is zichzelf te overschatten en te denken dat het mogelijk is grote veranderingen teweeg te brengen om zo het goede dichterbij te brengen. Die valkuil heeft er, in onze geschiedenis, meermalen voor gezorgd dat een revolutie om de heilstaat dichterbij te brengen, meer kwaad dan goed heeft gedaan.

Kleine stappen
Hoe kleiner de stap naar verandering, hoe beter we die stap kunnen overzien, hoe beter we in staat zijn om de negatieve gevolgen die die stap teweeg kan brengen, op te merken en te voorkomen.

Onvoorzien
Grote en radicale omwentelingen leiden altijd tot onvoorziene rampen.

Zelfoverschatting
Het probleem is niet dat we kortzichtig zijn. Dat is een gegeven. Het probleem is dat we onszelf overschatten en denken dat we langdurig overzicht kunnen hebben. Daardoor zijn we de veroorzakers van problemen door onze oprechte pogingen problemen op te lossen.

Bescheidenheid
In het streven naar een betere samenleving pleit ik voor bescheidenheid.

 

Voor dit essay heb ik gebruik gemaakt van een artikel van Jelle Brandt Corstius in Trouw 30 maart 2018